Music for the millions
Over Dubbelliefde van Adriaan van Dis
Normaal gesproken ben ik een tamelijk streng aanhanger van het standpunt dat de biografica alsook de eigenaardigheden van een schrijver er bij het lezen en beoordelen van diens werk niet toe behoren te doen en dus in een bespreking onvermeld dienen te blijven. Maar bij Adriaan van Dis, in het bijzonder bij het nieuwe boek van Van Dis, is het verleidelijk en in zekere zin ook onvermijdelijk dat standpunt voor één keer te verlaten.
Dat boek in kwestie, Dubbelliefde, moet het namelijk in hoge mate hebben van het contrast tussen het hier geschilderde portret van een naamloze, maar op afstand als het eeneiige tweelingbroertje van Van Dis herkenbare, protagonist (daar helpt ook het halfslachtige motto van Couperus niet aan, dat de lezer nog even wil doen geloven dat het hier toch echt om fictie gaat) en het beeld van Van Dis als publiek persoon, zoals iedere niet-piepjonge Nederlandse literatuurliefhebber zich dat herinnert van talloze tv-uitzendingen waarin Van Dis met schrijvers sprak.
In die uitzendingen ontpopte Van Dis zich als een charmante, wat ouwelijke, licht geaffecteerd sprekende heer, die zijn talen kende en werd gesteund door een verdienstelijke redactie. Bijgevolg haalden die uitzendingen een hoog gemiddelde, al bleek Van Dis niet altijd even goed op de hoogte van het wérk van de geïnterviewde schrijvers. Van Dis is, ook alweer jaren geleden, met die programma's gestopt omdat hij zich geheel aan het schrijven wilde wijden. En ook, mogen we nu constateren, om zich zodoende van zijn tv-image van keurige heer te ontdoen. Deed hij in Indische duinen, zijn vorige roman, al een boekje open over de minder fraaie kanten van zijn familie, in Dubbelliefde concentreert hij zich op de perverse kanten van zijn eigen persoonlijkheid.
Van Dis, althans zijn ik-figuur, blijkt helemaal
niet zo netjes als we altijd gedacht hebben. Hij waagde zich weliswaar zelfs als scholier (aan het eind van die periode begint het boek, het is dan 1969) al uitsluitend op straat in een pas geperste broek, met gepoetste schoenen en in gestreken overhemd met das, intussen, zo blijkt nu, werd hij verteerd door de onrust van het vlees, door het verlangen naar een schaamteloos bestaan, naar ordinairheid en vunzigheid, meer in het bijzonder: naar neuken en geneukt worden. Dubbelliefde is bedoeld als zelfdemasqué. Dertig jaar geleden zou het boek de wereld in zijn gestuurd met adjectieven als ‘meedogenloos’, ‘nietsontziend’, ‘schokkend’, maar daarvoor is het nu te laat. De burgers van het hypocriete Halfstad hebben er destijds misschien nog van opgekeken dat hun zoon in de echte grote stad, nou ja, in Amsterdam, acteur wilde worden, vervolgens Nederlands ging studeren en op een dag aansluiting zocht bij een tegen het kolonelsregiem agerende Griekenlandwerkgroep, maar de steen die hij na vele pagina's dralen dan toch eindelijk door de ruit van Olympic Airways gooit, zal hen toch in elk geval nu, anno 1999, niet meer uit hun slaap houden.
Grote delen van het boek, vooral de scènes waarin de ik-figuur als hoerenloper of homohoer op pad is in het nachtelijke Amsterdam, moeten, gezien de uitvoerigheid en de expli-