boek van 180 bladzijden, dat door VUBpress in de reeks Balans is uitgebracht.
Taal en politiek. De Belgische casus in een historisch perspectief is in de eerste plaats een stevig onderbouwd overzicht. Na het theoretisch kader te hebben geschetst, waarin zij hun analyseschema's situeerden, beschrijven de auteurs het ontstaan en de ontwikkeling van de taalwetgeving. Het bekende verhaal wordt ingebed in het ruimere proces van de Vlaamse natievorming. De politieke aspecten van het dossier worden ook toegelicht vanuit de taal-sociologische benadering.
Zowel voor prof. Witte als voor prof. Van Velthoven is dit vertrouwd terrein. Beiden staan vooraan in het VUB-centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel, dat reeds heel wat belangwekkende en vernieuwende studies over de problematiek van ‘taal en sociale integratie’ gepubliceerd heeft. Niet-polemisch, veeleer academisch afstandelijk beschrijven zij de Belgische taalpolitiek als een interessant gegeven dat verre van uniek is.
België, zo stellen zij, is een merkwaardig laboratorium ‘waar de meest verschillende taalstrategieën in de loop van de negentiende en de twintigste eeuw tot taalpolitieke compromissen werden omgebogen, die dan vervolgens in de praktijk werden gebracht. De historische reconstructie van die evolutie is niet enkel verhelderend voor wie vandaag direct of indirect bij de Belgische taalpolitiek betrokken is, maar ze kan ook nut hebben voor wie de problematiek in een comparatief perspectief wil plaatsen. De taalproblemen die zich momenteel op Europees vlak stellen, geven aan dit overzicht ongetwijfeld ook een zekere actualiteit.’
Achtereenvolgens gaat de studie in op de taalwetgeving onder het censitaire regime - de Franse en de Hollandse tijd en de Belgische taalpolitiek tot 1894 - op de taalwetten die tot stand kwamen na de doorbraak van de massademocratie en tot in de jaren dertig, en op de wetgeving na de Tweede Wereldoorlog in het zich emanciperende Vlaanderen.
Het laatste hoofdstuk handelt over de relatie tussen taalpolitiek en staatshervorming en toont aan dat de nooit aflatende taalstrijd in hoge mate ertoe bijgedragen heeft, dat de politieke partijen hun programma's almaar meer gingen afstemmen op het federalistische gedachtegoed.
Hierbij rijst de vraag of de evolutie naar steeds meer zelfstandigheid voor Vlaanderen de belangrijkheid van de taalwetgeving niet zal doen afnemen. De radicale beklemtoning van de eentaligheid op basis van het territorialiteitsbeginsel - met onder meer de toenemende roep op afschaffing van het faciliteitenstelsel - zal de oriëntering van het debat zeker beïnvloeden. In een Belgische statenbond zou een soevereine Vlaamse deelstaat het officiële taalgebruik op zijn grondgebeid zelf regelen zonder confederale inmenging. In een onafhankelijk Vlaanderen, lidstaat van de Europese Unie, zoals sommigen het nastreven, zou a fortiori helemaal geen Belgische taalwetgeving meer bestaan.
De conflicthaarden - zoals de hachelijke positie van de Nederlandstaligen in Brussel en de pogingen van bepaalde Franstaligen in Vlaanderen op daar als minder heidsgroep erkend te worden - zijn echter nog lang niet verdwenen. Ook de ‘taalkwestie’ ligt morgen op de tafel van de onderhandelaars die namens Vlaanderen, Wallonië en Brussel over het lot van België beslissen.
Het hoofdstuk eindigt met een korte paragraaf die verwijst naar het taalgebruik in de Europese Unie en naar de druk die daar door de grote Europese taalgemeenschappen wordt uitgeoefend ten nadele van de middelgrote Nederlandse taal, en die herinnert aan de noodzakelijke Vlaams-Nederlandse toenadering op cultureel vlak.
Het boek biedt een open en evenwichtig overzicht dat juiste klemtonen legt. Het wijst geen oplossingen aan voor de problemen - dat is het werk van de politici - maar het helpt wel helderder te zien op de weg naar de oplossingen.
Manu Ruys
els witte en harry van velthoven, Taal en Politik. De Belgische casus in een historisch perspectief, Balans, VUBpress, Brussel, 1998, 180 p. |