de slotzin, namelijk dat de ‘vooruitzichten weinig rooskleurig zullen blijven’. Het tegendeel moge blijken uit het bovenstaande.
Hoe komt het nu dat de gegevens over Spaanse vertalingen niet kloppen, en daardoor de stellingen in het artikel van Linn lichtelijk de mist ingaan? Helaas baseert zij zich o.a. op Het Nederlandstalige boek in vertaling van Van Raan. De ‘beige uitgave’ uit 1993 staat bekend als redelijk onvolledig, zeker ten aanzien van het terrein waarop de promotie van Nederland en Vlaanderen zich richt: literatuur, kinder- en jeugdboeken en literaire non-fictie. Voor (recente) gegevens richte men zich liever tot het Literair Produktiefonds. Documentaliste Lieneke Frerichs beheert daar sinds enkele jaren het archief en tracht zoveel mogelijk vertalingen in haar bezit te krijgen. Ter illustratie: in 1997 kon zij ruim 1000 (!) nieuwe titels aan het bestand toevoegen. Zo had zij een van de fouten in het artikel (‘In 1997 werd één titel gepubliceerd’) kunnen voorkomen, want het waren er minstens acht, waaronder titels van Leon de Winter, Anton Quintana en Hélène Nolthenius. In het Fondsoverzicht van Nederlandstalige literatuur, inclusief literaire non-fictie en kinderboeken, in het Spaans en Catalaans sinds 1991 staan 94 records vermeld.
Zo komen wij terecht bij de teneur van het artikel, die mijns inziens van een verkeerde aanname uitgaat: als van een buitenlandse literatuur ‘slechts’ een twintigtal titels in vertaling per jaar verschijnt, bestaat die literatuur eigenlijk niet ofwel, in de woorden van Linn, is deze ‘beperkt aanwezig’ en heeft een ‘geringe uitstraling’. Hoezo? Dat zeggen we toch ook niet van. de Duitse literatuur in Nederland, waarvan ook niet meer dan twintig titels in vertaling verschijnen? De meesten van ons zouden, buiten Günther Grass, zelfs geen Duitse auteur meer kunnen noemen. Of van de Franse? Als daarvan dertig romans - laat staan kinderboeken - vertaald worden, is het veel. De Engelstalige literatuur is een verhaal apart, die wordt over de hele wereld het meest vertaald. Maar besprekingen van Duitse of Franse romans in Nederlandse dagbladen zijn met een lantarentje te zoeken, en dan worden zij soms ook nog in het origineel gelezen, iets wat voor Nederlandse literatuur bij Spaanse recensenten onmogelijk is. Wij mogen helemaal niet klagen over het recenseren van Nederlandstalige literatuur in Spaanse kranten: Claus, Nooteboom, Mulisch, Grunberg, De Winter, Palmen, Rosenboom: ze worden allemaal keurig besproken, zoals Linn ook in haar artikel toegeeft. En dat heeft weer te maken met het feit dat vijf van de meest vooraanstaande Spaanse critici naar Nederland en Vlaanderen waren uitgenodigd ter voorbereiding op Liber '95, en toen bedolven zijn onder informatie over de Nederlandstalige literatuur en de in Barcelona optredende auteurs. De aandacht is gebleven. Het heeft inmiddels geleid tot een derde druk van De wetten van Connie Palmen en een continue belangstelling voor haar werk, tot het trouw uitgeven van vrijwel elk nieuw boek van Hugo Claus, tot een speciale uitgave van De ontdekking van de hemel van Mulisch bij Circulo de Lectores. De 4000 exemplaren waren binnen drie maanden uitverkocht.
Als je al van een manco in de profilering van Nederlandstalige literatuur in Spanje kunt spreken, dan ligt dat vooral aan het feit dat wij in de ogen van het buitenland geen echte klassiekers hebben. De Scandinavische literatuur bijvoorbeeld is vooral bekend door hun Ibsens, Lagerlöfs en hun Hamsuns. De Duitsers hebben hun Thomas Mann, de Fransen Stendhal en nog tien anderen. En wij? Wij mogen van geluk spreken als men de Max Havelaar van Multatuli kent.
Een ander struikelblok is, en daarin ben ik het helemaal met Linn eens, de geringe (materiële) waardering voor het vertaalvak in Spanje. Er wordt onderbetaald en met de betaling gesjoemeld, vertalers worden als oud vuil behandeld en redacteuren menen naar believen de vertaling te mogen ‘verbeteren’, ook al kennen zij geen Nederlands. Dit punt is van een constante zorg voor het Produktiefonds, waarover wij ook regelmatig in de clinch liggen met Spaanse uitgevers. Voor de vertalers is, als kleine pleister op de wonde, in elk geval altijd plaats in het Vertalershuis in Amsterdam, dat met behulp van een miljoen gulden van oud-staatssecretaris Nuis, met beurzen van de EG, de Raad van Europa en het Produktiefonds (dat kunnen we nauwelijks meer een ‘potje’ noemen, Stella Linn), in stand gehouden wordt. Idem voor het Vertalershuis in Leuven.
Maar voor de rest? Hugo Claus, Connie Palmen, Thomas Rosenboom en Jan Terlouw traden eind april 1998 op tijdens de boekenbeurs