Het Toneelhuis: herstel van de centrumfunctie
In het seizoen 1998-'99 gaat Het Toneelhuis officieel van start. Luk Perceval, artistiek leider van het nieuwe gezelschap, vindt het zelf een van de opwindendste avonturen van de voorbije jaren. De fusie van KNS (Koninklijke Nederlandse Schouwburg, Antwerpen) en BMCie (Blauwe Maandag Compagnie, Gent) schept inderdaad hoge verwachtingen. Als alles meezit, kan het initiatief bijdragen tot een herschikking van het Vlaamse theaterlandschap.
Perceval is een ambitieuze theatermaker, die weet wat hij wil. Toen hij in 1984 als acteur de KNS verliet en met enkele gelijkgezinden BMCie oprichtte, was dat uit onvrede met de ‘artistieke impotentie’ van de dichtgeslibde grote theaterhuizen, waar politieke benoemingen en de behoefte aan werkzekerheid meestal de creatieve impuls smoorden.
BMCie evolueerde van een onderneming in de marge tot een gevestigde waarde. Met toonaangevende producties als Voader, Strange Interlude, Wilde Lea, All for Love, Joko en O'Neill bereikte men bovendien een groot publiek. Insiders ontging het echter niet dat de laatste jaren ten gevolge van een aantal spanningen de grote inspiratie wat op raakte. De theatermarathon Ten Oorlog (Shakespeare, Lanoye, Perceval), waarvan de voorbereiding niet zonder moeilijkheden verliep, was dan weer een waardig sluitstuk. Maar Perceval had andere dromen en plannen.
Na een mislukte poging van BMCie om met het NTG (Nederlands Toneel Gent) samen te gaan, is er nu dus het verbond met KNS. De Antwerpse Bourla-schouwburg wordt de thuishaven. Conform de bepalingen van het Decreet voor de Podiumkunsten blijven KNS en BMCie tot juni 2001 apart gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. De fusie is een feitelijke vereniging van twee autonome instellingen, die hun middelen samenvoegen, een gemeenschappelijk artistiek beleid voeren en samen de uitvoering ervan organiseren. Het beleid wordt bepaald door de vzw Het Toneelhuis.
Perceval keert dus niet zomaar terug naar de stal om de cirkel te sluiten. Van de stal wil hij een residentie maken met veel kamers, die men graag en overvloedig bezoekt omdat er een eigentijdse service is. Noem het eventueel een gezonde artistieke expansiedrift. In het dossier met het ontwerp van een beleidsplan voor 1997-2001 omschrijven Luk Perceval en Stefaan de Ruyck, die samen met Guy Joosten het directiecomité vormen, hun visie.
De eerste pijler van hun beleid is schaalvergroting. Ze houden een pleidooi voor een nieuwe centrumfunctie binnen het theaterlandschap. De veelheid aan kleine gesubsi-