Ons Erfdeel. Jaargang 41
(1998)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 751]
| ||
klinkklaar feit is dat Jan Kal jaarlijks steevast om zo'n voor zijn levensonderhoud hoogstnoodzakelijke toelage vraagt en hem steevast niet krijgt. Meer dan tien bundels zijn er van Kal gepubliceerd. De eerste, Fietsen op de Mont Ventoux, van 1974, werd goed ontvangen, kreeg vier drukken en maakte hem beroemd. Ook latere bundels, zoals Praktijk hervat (1978), waarom ik geen Neerlandistiek studeer (1980), Assepoester (1981), kregen publieke waardering. Desondanks laten de beoordelaars van het Fonds der Letteren Jan Kal de debutantenprocedure volgen (stuur het werk in viervoud op), weigeren dan hem één cent toe te kennen en raden hem aan, teneinde in de toekomst een kans te maken, om er voor te zorgen dat ‘de literaire kwaliteit van zijn werk zich positief ontwikkelt’. Dat komt hard aan bij een dichter die van zichzelf zegt ‘Ik schrijf sonnetten. Meer kan ik niet doen.’ Wat hij in die sonnetten wel doen kan is dit: de bedragen vermelden die de hem ongunstig gezinde en met name genoemde literatuurbobo's zelf uit het Fonds weten binnen te halen. Aardig om te lezen voor wie in het knetteren der letteren belang stelt. Maar er zijn oases van gerechtigheid in dit treurige literaire landschap. Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar heeft een mooi uitgevoerde verzamelbundel op de markt gebracht met Duizend sonnetten van Jan Kal. Het zijn gedichten die eerder over de al gepubliceerde bundels verspreid waren. Men wenst de dichter toe dat het boek door velen gekocht en gelezen wordt. Het laatste zou erkenning betekenen en het eerste mogelijkerwijs genoeg florijnen voor een warme jas; verder zal deze laatste der authentieke bohémiens het moeten hebben van incidentele baantjes en wat bevriende amateur-mecenassen zich kunnen permitteren om hem toe te stoppen. Het is wonderbaarlijk wat er in deze duizend sonnetten te lezen valt. Het gaat niet alleen om persoonlijk beleefd onrecht. Verre van dat. Het gaat vooral om persoonlijke belevenissen in een dichterleven. Over jeugdliefdes, over vriendschappen, over de dingen in deJan Kal (º1946) - Foto Chris van Houts.
direct waarneembare wereld, vogels, vruchten, schaken, dierbare plekken. En over de wereld die de media thuisbezorgen, met de politici, de sporthelden, de idolen. Wie, na de sonnetten te hebben gelezen, het boek dichtslaat, kan zeggen dat hij een dichterleven heeft meegeleefd en ook een dichter-commentaar heeft gelezen op de hedendaagse geschiedenis. Kal leeft en schrijft huid aan huid met de werkelijkheid. Onvervaard komt hij met stellingnamen voor de dag. Hij is niet alleen zelf underdog, maar voelt zich ook met mede-schlemielen solidair. Links dus. Maar fel anti-communistisch. De Sovjet-Unie en westerse fellow-travellers (Teun de Vries, Marcus Bakker) krijgen er danig van langs. De vervolgden van foute regimes (Amalrik, Boekovski, Breytenbach c.s.) kunnen rekenen op recht voor de raap geformuleerde sympathie en bewondering. Onbevangenheid karakteriseert de toonzetting ook wanneer Kal liefdesgedichten schrijft. In die gedichten ontbreekt zijn felheid evenmin. Bij voorbeeld in de Marina-sonnetten; ze vertellen van een liefde die onbeantwoord blijft door de interventie van ouders die zich negatief tegenover de zich schuchter aandienende Romeo opstellen en hun gehoorzame dochter uit diens amoureuze handen weten te houden. In deze sonnetten weet Kal zuivere lyrische snaren te treffen. Dat is vooral het geval in de Ellen-sonnetten, die ik tot de mooiste, authentiekste en ontroerendste van de gehele bundel reken. In 32 gedichten wordt de geschiedenis verteld van een meisje dat psy- | ||
[pagina 752]
| ||
chiatrisch patiënt is en sterft vlak voordat zij achttien jaar zou worden.
Terwijl je van je krankheden genas,
waar ik me nu niet langer mee bemoei,
ben je gestorven, midden in je groei,
zoals de dominee op 't kerkhof las.
De sterveling - zijn dagen zijn als gras;
een bloempje op het veld, zo is zijn bloei;
verdwenen, als de wind erover woei;
haar eigen plek weet niet meer wie zij was.
In de laatste regel schuilt een Bijbelse topos, en zelfs hoort men er de echo van een vers van François Villon. Kal behoort tot de dichtersfamilie van Petrarca, Ronsard, Du Bellay, Louise Labé, qua vorm. Qua inhoud sluit hij aan bij de maatschappelijke dissidenten, bij de dichters die hun kritische zin en jongensachtigheid goed hebben bewaard. In die keuze voor de vaste vorm schuilt iets obsessioneels. Wie zich op zo'n keuze volledig vastlegt toont èn bescheidenheid èn hybris (ik kan àlles zeggen binnen die veertien regels). Hij wil zich vooral als ambachtsman manifesteren. Zo ligt het bij Kal in ieder geval, en dat verklaart dat hij aan allerlei uitdagingen gehoor geeft. Een evocatie van Vlaanderen in persoonsnamen, Drenthe in plaatsnamen. Navertellingen in sonnetvorm van het leven van Boeddha, van sprookjes als Assepoester en Blauwbaard. Hij hertaalt Chinese, Franse, Duitse poëzie, berijmt psalmen. En even vaardig bezingt hij de specifieke schoonheden van zijn geboortestad Haarlem als de charmes van zijn huidige woonplek, Amsterdam, waar hij in de Jordaan de kunst van het overleven beoefent. Bewondert hij Chuck Berry, Elvis Presley, Bob Dylan, de Rolling Stones en vooral Frank Sinatra? Hij versonnettiseert hun songteksten. Een geoefend en bezeten ambachtsman laat zien wat hij kan. Tussen de artisanale dichters voelt hij zich thuis. Met Nico Scheepmaker voert hij een poëtische briefwisseling. Aan Jean Pierre Rawie (de ‘Baudelaire van het Boterdiep’) wijdt hij tien sonnetten. Dries van Wissen en Heinz Polzer krijgen ieder een acrostichon. Het zindert van milde humor en genegenheid in de gedichten voor de vrienden-collega's. Vriendschap is een van de fundamentele thema's in het werk van Kal, en de gevoelens van vriendschappelijkheid voor hen die loyaal zijn en zichzelf niet al te zeer au sérieux nemen, stellen zich positief tegenover de verbolgenheid die hij verwoordt wanneer hij komt te spreken over hen die hem of dat wat hem dierbaar is te na komen. ‘Ik dicht duidelijk’, zegt hij van zichzelf. Zo is het. Hij laat zichzelf en zijn wereld in zijn duizend sonnetten in heldere contouren zien.
Aart van Zoest
|
|