Straat van Messina
Hij stond op het zonnedek
en ds. Jan Snoep die zo vrij was
geweest de Vloot te noemen een
Ecclesia Porcorum was nergens.
doe ik je voor: de van weers
kanten vier eskaders doorzeilden
het zonnedek vanaf vier uur
in de namiddag tot schroot
zijn linkervoet wegnam en
het bot van zijn rechterbeen
verbrijzelde, op het zonnedek,
in zicht van de Etna jochie.
Het gedicht ‘Straat van Messina’ maakt deel uit van ‘Armlastige zeespraak’, de tweede afdeling van de bundel, waarin wordt verhaald over gebeurtenissen uit de Nederlandse zeegeschiedenis van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw.
Hier en elders in deze bundel gaat Hamelink er vanuit, dat de lezer in het bezit is van nogal wat zeewaardige kennis. Want zonder die kennis komen de gedichten maar moeilijk tot leven.
Zo dient men te weten, dat de genoemde ds. Jan Snoep uit ‘Straat van Messina’, van 1661 tot 1662 predikant is geweest op De Ruyter's vloot in de Middellandse zee. De dominee hekelde bij herhaling de losbandigheid van het scheepsvolk. ‘De drijvende Kerk leek meer op een Ecclesia Porcorum, - een Zwijnenkerk - dan op de Gade van Christus’, schreef hij later. Het scheepsvolk had meer belangstelling voor ‘Venus en Bacchus’.
Na twee jaar gaat de predikant aan wal. De godvrezende admiraal blijft op zee. Vijftien jaar later raakt De Ruyter dodelijk gewond tijdens de zeeslag met de Fransen, wordt aan land gebracht en sterft in den vreemde. En inderdaad, de predikant ‘was nergens’.
Ook in de vierde en vijfde afdeling van de bundel, ‘Zeehystoriaal’ en ‘Scheepskroon’, spelen de grote en kleine helden uit de zeevaart de hoofdrol: de uit Rotterdam afkomstige Witte
Jacques Hamelink (º1939).
de With, roemrucht opperbevelhebber van de vloot der Republiek, Olivier van Noort, die als eerste Nederlander de reis om de wereld maakt, Willem Barentsz en Jacob van Heemskerck op weg naar Nova Zembla, Heemskerck ook die later bij Gibraltar de Spaanse Armada verslaat en in die slag het leven laat, Jan Pietsz. Coen, Pieter Heyn en zijn Zilvervloot, Johan Maurits van Nassau, die in het Recief, een strategisch stukje kustgebied van het huidige Brazilië, slag levert met de Portugezen en aldaar Mauritsstad vestigt, Houtman en De Keyzer die de weg openen naar het latere Nederlands-Indië, enzovoort, enzovoort.
Binnen de afdelingen zijn de gedichten veelal gegroepeerd rond diverse wapenfeiten: schermutselingen met kapers, de verdediging van het octrooigebied van de Westindische en de Oostindische Compagnie en de zeeslagen met de Portugezen, de Spanjaarden, de Engelsen, de Fransen en de Zweden.
De zevende afdeling van de bundel, genaamd ‘Sprookje van de prins’, is geheel gewijd aan vader en zoon Le Maire. Voor deze historische figuren blijkt Hamelink bijzonder veel belangstelling te hebben. Van afkomst zijn zij Zuid-Nederlanders, woonachtig te Amsterdam.
Vader Isaäc le Maire, ooit groot aandeelhouder van de Verenigde Oostindische Compagnie, zoekt een weg via de West om buiten het octrooi van de VOC naar Indië te varen. Met behulp van enkele kooplieden uit Hoorn rust hij daartoe twee schepen uit, de ‘Eendracht’ en de ‘Hoorn’, en stuurt zijn zoon Jacob met de-