leg van Laken heeft Walter van den Broeck er zes jaar over gedaan om met een nieuwe, grote roman te komen. Verdwaalde post is een merkwaardig boek, omdat het een andere, romantische Van den Broeck toont die echter jammer genoeg niet los raakt uit zijn oud cocon. De haast mystieke liefdesgeschiedenis tussen Emma en haar jeugdvriend Jonathan wordt op die manier ondergesneeuwd door de ‘oude’, geëngageerde Van den Broeck die kost wat kost zijn mening wil geven over de verloedering van deze gecommercialiseerde samenleving.
Van den Broeck maakt van de aseksuele maar des te diepere jeugdliefde tussen Emma en Jonathan het kernstuk van zijn vertelling, maar laat de lezer eerst een heel labyrint doorlopen voordat hij de parel ontdekt. ‘De woordbreuk’, een nagelaten novelle van de ondertussen weggekwijnde Emma, is het scharnier van deze roman en spiegelt de speciale love story die elders in het boek door een verteller wordt gereconstrueerd. Florian Dedecker, de playboy en vroegere collega van Jonathan in een reclamebureau, vertelt hoe hij Emma, Jonathan en hun extatische experimenten op hemelvaartsdag geleidelijk aan ontdekt. Tijdens het vertellen wordt Florian meegesleept door de eigenaardige aantrekkingskracht van Emma. Na een toevallige ontmoeting met haar raakt hij in de ban van het ‘kegelperspectief’ van haar blik: ‘In Emma's pupillen zag ik een landschap, donker en desolaat, waarvan de gewelfde, woeste wolken en de holle, geploegde akkers strakke banen trokken naar de tot punt gekrompen einder. (...) Ik zou niet langer alleen maar toeschouwer zijn, ik zou voortaan ook deelnemer zijn en straks als een stukgetrapte gummibal op een verlaten schoolplein achterblijven.’ Florians blik in de pupillen van Emma verandert zijn leven en lanceert Van den Broecks verhaal over een bijzondere jeugdliefde. Florians ontmoeting met Emma is de schok die zijn leven bloot legt. Hij begint te twijfelen aan de oppervlakkige, instrumentele waarde van het reclamewoord waar hij zo lang in geloofd heeft. Opeens is de keizer naakt en herontdekt hij de schittering van het authentieke leven. Florian denkt terug aan de eigen jeugd. Al vertellend boetseert hij een piëta voor zijn overleden moeder. Als achtjarige werd hij door haar verlaten. Plots ging ze ervan door met een bemiddelde Fransman uit de filmwereld. Hij kijkt naar het geprojecteerde gelaat van zijn moeder, zoals het ooit werd gefilmd door haar Franse vriend.
Steeds was de cinefiel op zoek geweest naar de ideale Anna Karenina maar altijd reageerden filmactrices voor de camera te kunstmatig. Pas toen hij de mama van Florian zag, ontdekte hij een vrouw ‘die samenviel met haar beeld’. Voor dat naturel is hij gevallen. De ongekunstelde grandeur van zijn mama behekst Florian en Florian herkent die ook in Emma.
Na Florians biecht pakt Van den Broeck uit met het ontroerende verhaal van Emma zelf. In de novelle figureert Emma als Gemma en wordt Jonathan Erik. Als kinderen woonden Gemma, de doktersdochter, en de proletarische Erik in hetzelfde dorp. Erik, zoon van een elektricien, beschikt over een onstuimig, poëtisch talent dat Gemma aantrekt. Als ze hun communie doen op hemelvaartsdag, gaan ze na het feestje een wandeling maken die hen naar de spoorweg voert. Daar heeft Gemma/Emma voor de eerste keer een overrompelende Epifanie-ervaring. Terwijl het landschap rondom hen oranje kleurt, voelt ze zich boven haar zelf uitgetild: ‘Ze voelde zich zo ver opengaan dat het pijn deed, alsof ze binnenstebuiten werd gekeerd. Toen tilde het oranje haar op en zoog haar samen met Erik de ruimte in. Ze greep zijn hand als was ze bang te vallen en toen barstte het heelal in duizend kleuren open en overviel haar voor het eerst de grote, aan niemand uit te leggen grote huiver, die aanhield, aanhield en maar bleef aanhouden.’
Heeft de zevenenvijftigjarige Van den Broeck de ware liefde ontdekt? Hij probeert alleszins vanuit het perspectief van deze profane mystica dat heel speciale oranjegevoel vast te