Ons Erfdeel. Jaargang 41
(1998)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 684]
| |
Riana Scheepers (º1957).
| |
[pagina 685]
| |
Vrouwen winnen in Afrika
| |
[pagina 686]
| |
Zonder mannen kan het ookUit ditzelfde In the heart of the country kiest Riana Scheepers een zin als motto voor een afdeling uit één van haar verhalenbundels. Begrijpelijk, want haar werk draait om twee thema's die ook bij Coetzee naar voren springen: de vrouw en Afrika. Daar komt bij dat ook het geweld in beider werk op de voorgrond komt. Scheepers publiceerde in 1990-'95 maar liefst vijf verhalenbundels en een korte roman, allemaal in het Afrikaans. In de roman, Die heidendogters jubel, is de hoofdfiguur Nina (meteen de vertelster) nogal eens in de weer met spiegels, waarin zij honderden, zelfs duizenden ikken ziet: ‘Dit is onmoontlik dat almal presies eenders kan wees. In elke ek is daar iets anders, een klein variasie op die tema.’ (p. 83) Ditzelfde zou gezegd kunnen zijn over Scheepers' verhalen. Nina is traditioneel opgevoed maar gaat op weg naar grotere vrijheid. De dominee heeft haar als ‘Sionsdogter’ (we vinden hier de bekende suggestie van de Afrikaners als uitverkoren volk) zondeloos gedrag ingeprent, omdat anders de heidendochters jubelen over een afvallige. Hij leent z'n fantasie van 2 Sam. 1:19; waar de heidendochters dreigen te jubelen over de dood van Saul en Jonathan op het slagveld. Dit is een bruggetje naar de zogenaamde Grensoorlog, de min of meer geheime oorlog van het Zuid-Afrikaanse leger in de jaren tachtig in Namibië (toen nog Zuid-Afrikaans gebied), Angola en Mozambique, waarbij veel dienstplichtigen werden ingezet, gewond raakten en sneuvelden. Over deze oorlog hebben Afrikaanse schrijvers als Louis Krüger, Alexander Strachan en Etienne van Heerden al zo veel geschreven dat de ‘Grensliteratuur’ (‘grens’ is in het Afrikaans ook: huilen) gezien wordt als afzonderlijk genre. Scheepers' roman is voorgesteld als de vrouwelijke bijdrage. Nina gaat namelijk in op de buitenissige uitnodiging van een vriendin, Liezel, om in het geheim naar een militair kamp te gaan waar Liezels vriend als ‘grens-soldaat’ gelegerd is. De meisjes worden binnengesmokkeld en verzorgen 's nachts als ‘wip’ de seksuele ontspanning voor de zwaarbeproefde soldaten; Nina voor een zekere luitenant Niemann (let op de naam), die ze niet eerder gezien heeft. Het is een zonde die voor wie 't wil kan doorgaan voor dienst aan Sion, aan volk en vaderland. Pas als ze in 't kamp, zit beseft Nina dat ze zich als verstekeling verborgen moet houden, een week lang praktisch opgesloten op Niemanns kamer. Deze week biedt voor de hoofdfiguur gelegenheid tot nadenken over haar verleden en haar leven nu. De vrijwillige gevangenschap als seksslavin vormt voor de thematiek van Scheepers ook een goed uitgangspunt. Het gaat dan vooral om het conflict tussen Nina's vrijheidsdrang en de druk van de conventie die maakt dat ze bang is om te ontsnappen. Uiteindelijk weet ze zichzelf te bevrijden in een demonstratieve vrijpartij met een derde ‘wip’, die nog wel Clarissa heet, naar de deugdheldin uit Clarissa or virtue rewarded. Conclusie van Nina (en ook van Scheepers): zonder mannen kan het ook. | |
[pagina 687]
| |
Nina realiseert hier haar ideaal van een ‘liefde sonder arms’. Ze drukt ermee uit dat in de liefde vrijheid moet heersen; geliefden zouden geen armen moeten hebben om om elkaar heen te slaan, want daarmee binden ze elkaar (en evenmin ‘arms’=wapens). Juist in samenhang met de gruwelijke oorlogsverhalen die in deze roman verteld worden, vormt dit verminkingsideaal een navrant beeld waarin de onvermijdelijke tegenstrijdigheid van deze ‘oplossing’ naar voren komt. Blanke Zuid-Afrikanen voelen veelal een directe betrokkenheid bij de Grensoorlog. Dit doet denken aan de band van Nederlanders met de oorlog in Indonesië, eind jaren veertig: de oorlog blijft buiten de schoolboekjes maar iedereen kent slachtoffers in eigen familie. Het is een situatie die schreeuwt om literaire schrijvers, die immers vaker aan de orde stellen wat anders weggestopt wordt. Hier ligt een deel van de betekenis van Scheepers' roman. Lezers van buiten Zuid-Afrika biedt Die heidendogters jubel een goede uitwerking van een ‘sterk verhaal’, die incidenteel verder reikt. Helemaal geslaagd is de roman zeker niet. Wat in Nina omgaat is soms te oppervlakkig en te wispelturig om de aandacht vast te houden; de schrijfster neemt van haar hoofdfiguur onvoldoende afstand. Scheepers heeft geen boek over onevenwichtigheid geschreven, maar een bij tijd en wijle onevenwichtig boek. | |
Vrouwen winnenOver de bevrijding van de vrouw schrijft Scheepers het best in de korte verhalen, die het zwaartepunt van haar oeuvre vormen. Ze beschikt namelijk over schrijversvaardigheden die vooral in dat genre van pas komen. Niet alleen formuleert ze kernachtig (dat kan nooit kwaad) maar ze kan ook in kort bestek een sfeer scheppen, zodat de lezer zich aan het eind verbaasd realiseert dat hij niet meer heeft gelezen dan een paar bladzijden. De emotie is ingehouden, de details zijn knap gekozen. Haar verhalen zijn nogal eens gelaagd: achter de rug van de verteller zingt de auteur een suggestieve tweede stem. Scheepers hanteert behendig een paar oude trucs van het korte verhaal. Ze kan de lezer goed op het verkeerde been zetten en heeft een goede intuïtie voor het slot van een verhaal. Soms is dit bij haar een ‘oplossing’, een verrassende wending in één of twee zinnen waarmee het verhaal als een zware deur dichtklapt; de lezer staat buiten. Ik weet wel dat dit uit de mode is, maar mits gedoseerd kan 't geen kwaad. Op haar best is ze echter, als dergelijke ‘definitieve’ eindes dit alleen schijnbaar zijn, als de lezer op 't tweede oog bespeurt dat de slotzin tóch weer vragen oproept en bij nader inzien niet de uitsmijter is waarvoor hij 'm aanzag. Dichtbij Die heidendogters staat een verhaal als ‘Jefta se kind’, Scheepers' variatie op het bijbelverhaal over de krijgsman die God in ruil voor de overwinning beloofd had, het eerste wat hem bij thuiskomst uit z'n huis tegemoet zou komen te zullen offeren (Richteren 11). Dit blijkt z'n inniggeliefde dochter en | |
[pagina 688]
| |
enige kind te zijn: ‘Pa, skree ek, en hardloop. Fokkit, sê hy toe ek teen hom opspring, my arme en bene om hom slaan, fok-kit.’ ('n Huis met drie en 'n half stories, p. 91) De Jefta van Scheepers gooit het op een akkoordje dat inhoudt dat z'n dochter toch niet op het altaar hoeft, maar levenslang maagd moet blijven. Hiermee kan hij (zo ziet z'n dochter het) niet alleen haar leven redden maar ook zijn reputatie. Als oorlogsheld heeft hij al een sterke positie, maar z'n gedwongen-maagdelijke dochter maakt hem onaantastbaar. Scheepers geeft ook een eigen invulling aan de tijd die de dochter volgens de bijbel met gezellinnen in de bergen doorbrengt om haar ‘maagdom te bewenen’. Hiervan maakt ze een vrouwenfeest dat herinnert aan het lesbische slot van Die heidendogters, tot in de slotformulering: ‘hy sal weet dat ons hom nie nodig het nie. En dat ek juig oor die huwelik wat my gespaar sal bly.’ (Huis p. 96) Opnieuw dus: ‘vrouwen winnen’, zoals een mooi jazzverhaal van een andere typische verhalenschrijver (F.B. Hotz) heet. Dat verhaal beschrijft vanuit mannenstandpunt een ondubbelzinnige nederlaag. Riana Scheepers schrijft vanuit vrouwelijk standpunt wel degelijk over overwinningen, maar typerend is dat die overwinningen lang niet altijd zonneklaar zijn. In de beste verhalen worden mannen niet aan de bajonet geregen, maar beheersen de vrouwenfiguren hun mannelijke tegenpartij zonder dat die het zelf in de gaten heeft. ‘Jefta se kind’ laat hiervan al iets zien, doordat de dochter het besluit van haar vader omzeilt als ze het vonnis van levenslange maagdelijkheid omsmeedt tot een overwinning. Scheepers weet haar idee van bevrijde vrouw ook te laten doorsijpelen in verhalen over vrouwen die allesbehalve vrij zijn, maar bewondering verdienen vanwege moed of 'n sterke persoonlijkheid. Voor grove middelen schrikken ze niet terug: Scheepers laat 't zelfs komen tot een paar moorden en laat geen traan om de slachtoffers. (‘Coitus interruptus’, ‘Poison’, in Dulle Griet) Een subtieler voorbeeld is ‘Uit twee rigtings’ (zelfde bundel). Hier helpt een lelijke prostituee zichzelf met een slimmigheidje aan klandizie. Ze doet zich voor als zielige liftster en weet dat de chauffeurs haar op grond van hun macho-zelfbeeld niet zomaar te bestemder plaatse zullen afleveren. Ze prostitueert zich maar beheerst de situatie en beheerst de mannen. Vergelijkbaar is ‘Ruil’, het openingsverhaal van Scheepers' eerste bundel, waar zwarte vrouwen een blanke winkelier moeten betalen in natura; hun overwinning is hun zelfrespect, hun vaste overtuiging dat hun weg de best mogelijke is. In dit verhaal spreekt tegelijk Scheepers' tweede grote thema: Afrika en de blanke. Ze voert de lezer niet naar 't Krugerpark of de Victoria-watervallen, maar introduceert hem in 'n nederzetting in 'n uithoek van Zoeloeland. Daar staat bijvoorbeeld de winkel die ze schetst in ‘Ruil’: Twee vroue kom uit die skerp sonlig die winkel binne. Elkeen het | |
[pagina 689]
| |
'n ukhamba op die kop en hulle buig met stywe ruggrate en nekke, van die heupe en die knieë af ondertoe, om nie hulle kleipotte teen die sink-emmers en die fietswiele wat van die dak af hang te stamp nie. Binne staan hulle stil teen die muur om gewoond te raak aan die skielike skemer van die winkel. | |
Afrika en EuropaScheepers kan beeldend schrijven en zet dit vermogen vooral in de eerste bundels in om te vertellen over dit Afrika en over vrouwenfiguren die daar hun schip drijvend houden. Bijna programmatisch zou je het verhaal over de Zoeloe-oma, de verhalenvertelster kunnen noemen, de ugogo, zonder twijfel Scheepers' ‘meesteres’ en voorbeeld, die na het eten, voor het slapen, zoals een hen de kinderen bij elkaar kloekt. Die kinders sit al lankal uiloog vir haar en kyk.... De ugogo voert geen kinderachtige verhaaltjes op. Ze vertelt over een heerlijk welvarend land waar indringers binnenvallen zonder zich iets aan te trekken van de regels van de beleefdheid. Dappere soldaten slachten ze daarom af. Maar... die storie is nie waar nie. De Zoeloes hebben hun macht in de negentiende eeuw verloren en waren lange tijd tweederangsburgers in eigen land. Hun cultuur verwatert. Scheepers vertelt behalve over de ugogo ook over een ander opvoedingsinstituut, resultaat én drijfkracht van die vermenging: de Zoeloe-universiteit. Ook daar bloedbaden, maar dit keer is de storie maar al te waar. Het Afrika van Riana Scheepers heeft iets sprookjesachtigs, maar is allerminst zoetsappig. Een dorp wordt overvallen; vrouwenbesnijdenis maakt | |
[pagina 690]
| |
slachtoffers; als er een kind zoek is, denken de mensen aan tovenaars die lichaamsdelen van kinderen nodig denken te hebben voor hun medicijnbereiding. Onder de mooiste verhalen zijn er een paar over kinderen. Er zijn er ook twee over grotere jongens, blanke studenten, maar die zijn niet gelukt; allerzwakst is het slotverhaal van Dulle Griet, waar de schrijfster met bot zwaard ten strijde trekt tegen een type calvinistische student dat de bekrompenheid tot de tiende macht moet vertegenwoordigen, maar met haar overkill alleen zichzelf ombrengt, gelukkig tijdelijk. Volwassen mannen zijn niet altijd tegenstanders. In het verhaal ‘Pa’ keert een jonggestorven vader als droom-minnaar van zijn opgroeiende dochter terug in het leven: ‘My pa kom terug na my.... Ek ruik aan sy nek, ek voel oor sy vreemde lyf wat ek so goed ken, ek verlang na hom, ek wil hê dat hy in my moet lê en die hele nag lank by my slaap.’ ('n Huis, p.18) Dit is een mooi voorbeeld van bevrijdend schrijven over vrouwelijke seksualiteit. Van de kinderverhalen noem ik ‘'n Kind en een vis’ waarin 'n negerjongetje door inmenging van blanken 'n grote vis weet te vangen die hij de hele zomer al in de gaten hield: 'n verhaal met mythische trekken waarin de schrijfster zowel de fascinatie als de angst voor het dier weet te treffen. Nuchter blijft ze daarbij ook, want als de vis eenmaal gevangen is kan 't jongetje er niks meer mee beginnen: z'n moeder doet 'm in de pan en hij smaakt vies. In verhalen als deze komt Scheepers 't dichtst bij haar Afrika; haar zwarte personages zijn hier en daar inderdaad: ‘mensen’, en niet automatisch: ‘andere mensen’. Ze verwijst naar de Afrikaanse vertelkunst, maar westers-christelijk-Europese trekken vertoont haar werk ook. Naast het ugogo-verhaal staat een experimenteel aandoend computerverhaal dat met al z'n opzettelijke moderniteit even goed programmatisch is. De bijbel duikt overal op. Ik denk ook aan de Vlaamse ‘Dulle Griet’ (haar Zuid-Afrikaanse alter ego koopt trouwens Ciske de Rat) en aan de rol van Ierland in 'n Huis met drie en 'n half stories. Historisch gezien zijn de Ieren voor Afrikaners in de eerste plaats de natie die ook onderdrukt werd door de Britten, maar Ierland is ook het land van verhalen en van literatuur. In Ierland vindt één van Scheepers' schijngestalten dan ook het huis dat haar moeder, die zichzelf een Keltische achtergrond en kennis van een uitgestorven taal toedichtte, levenslang vergeefs gezocht had. Ofschoon 'n ruïne wekt het bij de dochter begrip voor de vreemde verhalen die haar moeder haar verteld had. Zo komen de Zoeloe-oma en de quasi-Ierse moeder als inspiratie-bronnen naast elkaar te staan: Afrika en Europa. Behalve de drie bundels die ik noemde, zijn er nog drie andere die apart staan: die van de Katriena-verhalen. Dit zijn minder gecompliceerde, luchtiger verhalen, in de mond gelegd aan een kleurlinge die als werkster in | |
[pagina 691]
| |
Kaapstad het huishouden draaiende houdt voor een Afrikaanse ‘mevrou’ die tot in haar verschijning in de illustraties doet denken aan Riana Scheepers. In Katriena's goedmoedig-kritische kijk op ‘mevrou’ ligt geestige zelfkritiek van de schrijfster als lid van 'n bevoorrechte groep. Haar verhalend talent kan ze hier uitleven door het uit te lenen aan Katriena die in haar glansrol van ‘kombuis-Sjeherazade’ voor elke gelegenheid 'n verhaal achter de hand heeft. De Katriena-verhalen worden gepresenteerd zonder veel poeha, maar zijn wel goed. De Vlaamse of Nederlandse lezer krijgt ‘nutscap ende waar’: ‘aangename’ verhalen met ‘nuttige’ informatie over Kaapstad, de metropool waar de mensen voor het behoud van hun bedreigde Afrikaanstalige televisieprogramma's willen pleiten bij ‘daai outjie in die top seat’ (Haai, Katriena, p. 70), waar je voor weinig geld drie dagen in de week een werkster kunt krijgen maar waar de werkster dus weinig verdient en waar 't openbaar vervoer z'n vaste beroofdag kent. Voor Scheepers' lezers vormen de Katriena-verhalen nog 'n variatie op haar thema's: Afrika en de vrouw. | |
Een beetje luchtMet de Katriena-verhalen zijn we ver afgedwaald van het werk van J.M. Coetzee. Zijn schrijverschap is indrukwekkend, confronterend, dwingend, grijpt de lezer bij de keel en laat 'm alle hoeken van de ring zien. Dit kan men van Riana Scheepers niet allemaal zeggen. Ze schrijft over achterstelling, armoede, mishandeling en moord, en doet daar allerminst luchtig over. Ze heeft geen programma ter verbetering van de situatie in het continent Afrika en propageert ook al geen definitieve oplossing voor het leed van vrouwen. Het motto dat zij aan Coetzee ontleent luidt: ‘There is no act I know of that will liberate me into the world.’ Maar haar werk suggereert enige speelruimte, een beetje lucht. Het zet af en toe in Coetzees verstikkende huis de ramen op een kiertje. De ijzeren rechtlijnigheid van de schrijver van The age of iron ontbreekt bij Scheepers. Je hoeft Coetzee niet minder te bewonderen om in de literatuur van zijn land andere accenten te verwelkomen.
riana scheepers (º1957) debuteerde in 1990 met de verhalenbundel Die ding in die vuur. Daarop volgden onder meer de bundels: Dulle Griet (1991) en 'n Huis met drie en 'n half stories (1994). In 1995 kwam haar eerste roman uit, Die heidendogters jubel. Van dit werk heeft riet de jong-goossens het meeste in 't Nederlands vertaald. In 1995 verscheen een bloemlezing uit de twee eerste bundels onder de titel Dulle Griet. Nog in hetzelfde jaar volgde de derde bundel, ditmaal volledig maar onder 'n andere titel: Onbevlekte ontvangenis. Deze twee Nederlandse uitgaven zijn later in één band aangeboden, onder de titel: Die ding in die vuur. Ook Scheepers' roman verscheen in 't Nederlands: De heidendochters juichen (1996). Drie andere bundels: Haai, Katriena, wat vertel jy my nou! (1994), Nou lieg jy mos, Katriena! (1995) en Katriena, néé (1998), zijn niet vertaald. |