Gert Oostindie, hoofd van de Caraïbische afdeling van het KITLV (Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde aan de R.U. Leiden) en hoogleraar Caraïbische Studies in Utrecht heeft een vijftal eerder in diverse tijdschriften verspreid gepubliceerde essays, zijn inaugurele rede en vier nieuwe opstellen in een band verzameld, die hij de sprekende titel Het paradijs overzee, de Nederlandse Caraïben en Nederland meegaf. Deze enigszins ironisch klinkende titel suggereert de hoge verwachtingen van beide zijden van de oceaan, omtrent hun (post)koloniale relatie. Maar de teneur van het hele verhaal is dat die hoge verwachtingen die men van de ‘ander’ had veelal werden teleurgesteld. Zo trokken in het verleden Europese ontdekkingsreizigers en kolonisten naar de West om daar geel, groen of zwart goud te delven, met vaak teleurstellend resultaat, zo trokken op hun beurt de Caraïbische bewoners van dat ene koninkrijk eveneens overzee om daar te ontdekken dat het in het ‘paradijs van Oranje’ (de titel van een roman van Bea Vianen) ook tegenviel.
Vanuit een grote kennis van het detail schetst Gert Oostindie met grote penseelstreken in vier in hoofdzaak chronologisch geordende delen de historische slavernij, de tijd die volgde op de emancipatie van 1863, de twintigste eeuw en een contemporain vergelijkend perspectief. De geschiedenis van de Nederlandse delen wordt daarbij steeds weer in een algemeen Caraïbisch kader geplaatst, met vergelijkingsmateriaal van de Spaanse, Franse en Engelse Caraïben en de dominerende rol van de Verenigde Staten in de twintigste eeuw. Vanuit die brede optiek in ruimte en tijd biedt Oostindie de lezer een overzicht van en inzicht in de relaties tussen Arubanen, Antillianen, Surinamers en Nederlanders. Hij toont daarbij overtuigend aan dat het niet allemaal een pot nat is, maar dat de verschillen tussen Suriname en de Antillen aanzienlijk zijn, evenals die tussen de verschillende eilanden die samen de Nederlandse Antillen vormen, en tussen die eilanden en Aruba.
Toch zijn er gemeenschappelijke grondpatronen. De begrippen migratie, etniciteit en creolisering staan in het op de eigen gerichte deel van Het paradijs overzee centraal. De geschiedenis van het Caraïbisch gebied is er een van al dan niet vrijwillige migratie. Allereerst is er de historische trek van Europese avonturiers en settlers, van Afrikaanse slaven en it Azië afkomstige contractarbeiders. De plantagemaatschappij was het gevolg. Vervolgens is er de interne werk-migratie van het ene eiland naar elk ander eiland, waar op het moment maar geld te verdienen valt. Zo trekken duizenden Arubanen en Curaçaoënaars naar Cuba om suikerriet te kappen, trekken Antillianen naar Suriname om daar een spoorlijn naar de goudvelden aan te leggen en trekken Surinamers op hun beurt naar de olieraffinaderijen van Aruba en Curaçao vanaf het derde decennium van de twintigste eeuw. Tenslotte is er de naoorlogse migratie vanuit het Caraïbische gebied naar de voormalige moederlanden, de Verenigde Staten en Canada. Zo wonen er momenteel naar schatting 375.000 Caraïbische Nederlanders in Nederland, van wie 275.000 uit Suriname, 75.000 uit voornamelijk Curaçao en ongeveer 15.000 uit Aruba afkomstig zijn. Suriname telt momenteel naar schatting 400.000, Curaçao 160.000 en Aruba rond de 90.000 inwoners. Vanuit al die landen hebben zich dus aanzienlijke percentages van de bevolking in het paradijs overzee gevestigd. Met alle pro's en contra's, die uitgebreid aan de orde komen.
Deze immigratiestromen leverden een etnisch zeer verscheiden bevolking in de Caraïbische landen op. Het moeizame zoeken naar de eigen identiteit bij zo verscheiden etniciteit, gedefinieerd naar ras, kleur, afkomst en cultuur, gedrag en oriëntatie in waarden en normen, is het tweede thema dat steeds weer aan de orde komt. De wederzijdse kruisbestuiving van zoveel verschillende culturen en talen wordt met het begrip creolisering gevangen.
Jarenlang geloofde men aan weerszijden van de oceaan dat politieke onafhankelijkheid voorwaarde was voor economische zelfstandigheid en culturele eigenheid. Deze verwachting is niet uitgekomen. Suriname staat er na twintig jaar onafhankelijkheid politiek-economisch zo miserabel voor, dat het nu tot de armste landen van de regio hoort; Aruba en de Nederlandse Antillen staan, hoewel het er economisch beter gaat dan in de landen die inmiddels onafhankelijk werden, voor enorme bestuurlijke en financiële problemen, denk aan drugs en witwaspraktijken van de internationale misdaad, waarbij de relatie tussen Nederland en zijn Caraïbische partners vol irritaties zijn. De dekolonisatie verloopt niet vlekkeloos, bepaald niet.