ment uit de taal van de Koi, opgetekend in 1671 en beschouwd als de oudste in het Afrikaans geschreven tekst, wordt geciteerd en interessante informatie over Zuid-Afrikaanse plaatsnamen van Koi-oorsprong (Karoo = ‘droog’ en Tsitsikamma = ‘helder water’) komt aan bod. Je krijgt ook iets te lezen over de verspreiding van het Oranjerivierafrikaans. In het hoofdstuk over Oosgrensafrikaans kom je te weten wie waar en wanneer deze taal gesproken heeft, wat de verschillen zijn met het Nederlands van de Compagnie-ambtenaren en wat voor publicaties er in die taal verschenen zijn. Tot slot wordt er een blik geworpen op de invloed van Afrikaanse talen op het Afrikaans (de woorden aikôna ‘nee, helemaal niet’ en songolôlô ‘duizendpoot’ worden vaak gebruikt), op de Tsotsitaal en de rol van het Genootskap van Regte Afrikaners (gesticht in 1875 in de Paarl) in de standaardisering en uiteindelijke erkenning van het Afrikaans als ambtstaal in 1925.
In het tweede deel van het boek krijgt de lezer een beschouwing over het Afrikaans van na 1994 tegen de achtergrond van de sleutelpositie van deze taal in de tijd van de apartheid. De houding tegenover het Afrikaans, de mogelijke overheersing door het Engels en de implicaties ervan voor het onderwijs, passeren de revue. Hier wordt aangetoond wat het Afrikaans allemaal mogelijk maakt: het heeft het Nederlands toegankelijk gemaakt (Nederlandse en Vlaamse instanties krijgen lof toegezwaaid vanwege hun rol bij het stimuleren van de belangstelling voor Nederland(s) bij Afrikaanssprekenden). De omvang van Afrikaans als schrijftaal en een beknopt overzicht van de Afrikaanse literatuur (ook die geschreven in niet-Standaardafrikaans) worden niet vergeten.
In een afzonderlijk hoofdstuk wordt een kort overzicht gegeven van de toestand van het Afrikaans. Inlichtingen over de verspreiding en het gebruik van de verschillende talen in Zuid-Afrika worden verstrekt met behulp van duidelijke tabellen en figuren. Er wordt gewezen op activiteiten die het Afrikaans voor een brede groep taalgebruikers toegankelijk moeten maken (‘olympiaden’, ontwikkelingscursussen, geletterdheid en tweedetaalonderwijs, Afrikaanse kranten en tijdschriften). Tenslotte worden enkele fenomenen vermeld die invloed kunnen hebben op de toekomst van het Afrikaans (de ‘Afrikaans als zondebok’-theorie, bevolkingsaantallen, marktmechanismen. Ook nieuwe rollen voor het Afrikaans worden naar voren geschoven. Dit boek, duidelijk geschreven door experts, bevat een massa waardevolle gegevens die men zelden in boeken over het Afrikaans aantreft. De conclusie waartoe de lezer komt, is dat het Afrikaans in de meertalige Zuid-Afrikaanse gemeenschap inderdaad actief kan bijdragen tot het totstandkomen van een heel eigen taalkundige ‘ecologie’. Afrikaans in Afrika is het gedemocratiseerde verhaal over ontstaan en plaats van een taal dat, zonder controversen uit de weg te gaan, eerlijk, duidelijk en toegankelijk verteld wordt. Een aanrader voor ieder die in dat verhaal geïnteresseerd is.
Barbara Bosch
christo van rensburg (red.), Afrikaans in Afrika, J.L. van Schaik, Pretoria, 1997, 99 p. |
Uit het Afrikaans vertaald door Luc Devoldere.