Ons Erfdeel. Jaargang 41
(1998)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 605]
| |
ma Select aan het Wilsonplein in Gent naar de Andrei Tarkovski-film Solaris gingen kijken. Deze filosofische sciencefictionfilm, die zo ongeveer als het Russische equivalent van 2001-A Space Odyssey werd beschouwd, maakte deel uit van het programma-aanbod van het allereerste ‘Internationaal Filmgebeuren van Gent’ dat toen in de Artevelde-stad georganiseerd werd. Solaris was een van de zeventien films die toen gedurende die koude januariweek vertoond werden en stond veiligheidshalve om 23u00 geprogrammeerd. Veiligheidshalve, want de enige filmkopie die organisator Ben ter Elst had kunnen bemachtigen, moest uit Nederland komen, waar Solaris diezelfde avond ook nog in een andere bioscoop draaide! Het resultaat was dat tussen beide locaties heen en weer gereden moest worden om de film - als het ware bobijn per bobijn - over te brengen. Natuurlijk begon de vertoning in Gent veel te laat en natuurlijk viel er al eens een ongewenste pauze, maar toen we rond drie uur 's nachts - de film duurde zo'n 165 minuten - weer op straat stonden, hadden we niet alleen een indrukwekkende film gezien, maar ook een avontuurlijke projectiemethode leren kennen. Toen de Nederlandse filmfanaat Ben ter Elst, die in 1970 het bioscoopexperiment van Studio Skoop lanceerde om daarmee de cinefiele honger van het Gentse (studenten) publiek te stillen, in januari 1974 samen met Dirk de Meyer van de Universitaire Film Klub het eerste Filmgebeuren van Gent op stapel zette, gebeurde dat met de bedoeling ‘een zo volledig mogelijk overzicht te kunnen geven van de wereldfilmproductie in al zijn facetten’. Met slechts zeventien films op het programma was dat natuurlijk een onbegonnen zaak - alhoewel dat toen meteen de eerste én enige festivaleditie was waarvan ik (en vele andere hongerige cinefielen) het totale aanbod de baas kon -, maar in de bescheiden festivalcatalogus werd meteen de hoop uitgesproken dat het Filmgebeuren zich jaarlijks zou kunnen herhalen, verbeteren en uitbreiden. Inmiddels zijn we een kwarteeuw verder en is het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent - de happening-achtige benaming ‘Filmgebeuren’ sneuvelde in '92 - ondertussen uitgegroeid tot het belangrijkste, professioneel gerunde en van een steeds stijgende internationale uitstraling en waardering genietende filmfestival van België. Er is sinds die roemruchte januariweek van '74 dus heel wat water door de Schelde en de Leie gevloeid. De pioniersjaren baden inmiddels in een weemoedige gloed en de veteranen van het eerste uur halen nog graag herinneringen op aan die keer dat het Gentse parket in januari 1976 de vertoning van de erotische compilatiefilm History of the Blue Movie kwam stilleggen, waarna wijselijk besloten werd de eveneens aangekondigde vertoning van Deep Throat toch maar niet te laten doorgaan. Of aan die keer dat er veel te veel kaartjes voor de Amerikaanse rockumentary Let The Good Times Roll werden verkocht, zodat een groot aantal toeschouwers de film staande moest bekijken (de Select was namelijk een ‘platte’ zaal, zonder trappen dus). Of ook nog aan die allereerste keer dat men The Rocky Horror Picture Show te zien kreeg, die naderhand tot een van de meest geliefde cultfilms van het Studio Skoop-publiek zou uitgroeien. Die chaotische en avontuurlijke beginjaren waren natuurlijk erg spannend - zeker voor Ben ter Elst die boven zijn voorwoord (vol verwijzingen naar processen, boetes, tegenslagen en andere ellende) soms ‘SOS Filmgebeuren’ schreef -, maar uiteindelijk niet houdbaar. Na zijn zesde editie was het Filmgebeuren al te omvangrijk geworden om, zowel organisatorisch als financieel, alleen op zijn schouders te rusten en daarom werd een vzw opgericht, met Ben ter Elst als festivaldirecteur en Jacques Dubrulle als secretaris-generaal. Die vzw kon meteen rekenen op een beschermcomité, waaruit men nu kan leren dat Wilfried Martens op dat moment al Eerste Minister was, al kon hijzelf toen zeker niet vermoeden dat hij ooit-in oktober 1985 - de Nacht van de Film zou indansen in de armen van Jane Birkin. Deze mediagenieke stunt, die telkens weer van de Gentse Filmfeesten voorpaginanieuws maakte, werd enkele jaren volgehouden (met onder meer Ornella Muti, Bonnie Bedelia en Melanie Griffith als wisselende danspartners), maar overleefde uiteindelijk de premierswisseling niet. Ook de rusteloze Ter Elst overleefde - figuurlijk dan - de omschakeling naar een meer georganiseerde festivalomkadering niet en nam begin jaren '80 afscheid van zijn filmkind. Sindsdien staat Jacques Dubrulle, die zich inmiddels wist te omringen met een fulltime, professionele staf, stevig aan het Gentse festivalroer. De festivaldatum werd in het begin van de ja- | |
[pagina 606]
| |
ren '80 van januari naar oktober verschoven, onder meer om geen nutteloze concurrentiestrijd met het Festival van Brussel aan te gaan. Want Gent begon toen ook meer met het in avant-première vertonen van films, die later in de Belgische bioscopen uitgebracht zouden worden. En die avant-premières waren zo niet de enige, dan toch de voornaamste bestaansreden van het Brusselse festival. Toch is het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen-Gent, ondanks die onvermijdelijk meer mondaine en met filmglitter omgeven avant-premières, steeds erg veel aandacht blijven besteden aan de oorspronkelijke bedoeling van het allereerste Filmgebeuren, namelijk ‘een zo volledig mogelijk overzicht te kunnen geven van de wereldfilmproductie in al zijn facetten’. De indertijd gelanceerde ondertitel van het Filmgebeuren, ‘een selectie van voor België onuitgegeven films’, is met andere woorden nog steeds van kracht, zodat de echte cinefiel tijdens elke oktobermaand nog steeds zijn film-honger kan stillen, ook al oogt het Gentse Filmfestival inmiddels een stuk commerciëler en speelt de glamour een voorname rol. Belangrijke etappes uit een kwarteeuw Gentse filmgeschiedenis waren: de opening van het Decascoop-complexin '82, de erkenning in '85 door de FIAPF (Fédération Internationale des Associations de Producteurs de Film), die voor het festival een soort kwaliteitslabel betekent; de lancering van het festivalthema ‘De Impact van Muziek op Film’ (wat resulteerde in de organisatie van talrijke concerten met filmmuziek en van stomme film-vertoningen met live-muziek en wat meteen ook een uniek thema voor de competitie mét internationale jury opleverde); de introductie van de Joseph Plateau-prijzen (voor de Belgische filmproductie) en van de Nacht van de Filmfeesten; de aanstelling in 1993 tot Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen en dit jaar ook tot Stadsambassadeur, enzovoort. Van de 25ste editie, die op 6 oktober 1998 van start gaat, willen de organisatoren uiteraard iets speciaals maken, maar de traditionele festivalsecties blijven (behalve enkele kleine wijzigingen) wel degelijk bewaard. Zo is er de Officiële Selectie met een reeks avant-premières van films (onder meer My Name is Joe van Ken Loach, Festen van Thomas Vinterberg en The General van John Boorman), die daarna in de Belgische bioscopen in roulatie zullen gaan. Verder zijn er o.a. de competitie rond het thema The Impact of Music on Film; het Film-spectrum waarin via tientallen (vaak in België onuitgegeven) films een panorama van de we- | |
[pagina 607]
| |
reldcinema wordt aangeboden; de Hommages; het Belgian Cinema Today-gedeelte; de retrospectieve terugblik ‘Het Geheugen van de Film’ (met dit jaar een selectie van films die een kwarteeuw Gentse festivalgeschiedenis hebben opgefleurd, zoals Cria Cuervos, Ju Dou, Coup de Torchon en ook Brussels by Night). Een van de kleine wijzigingen is dat de gebruikelijke indeling van het Filmspectrum volgens windstreken nu vervangen wordt door de afdelingen ‘New Horizons’ (werk van debuterende en jonge filmmakers) en World Cinema Today (samengesteld uit films die eerder op andere festivals werden opgemerkt). De Hommages zullen gewijd zijn aan de Franse regisseur Alain Resnais, de Japanse cineast Shohei Imamura (die in Cannes tweemaal de Gouden Palm won, namelijk met De Ballade van Narayama en met Unagi/De Paling), en de Amerikaanse filmmaker Robert Wise. Ook Sir Peter Ustinov zal in Gent aanwezig zijn voor een speciale voorstelling van de door hem geregisseerde film Billy Budd uit 1962. Uiteraard worden er ook enkele speciale evenementen in verband met filmmuziek gepland. Zo zal in Kunstencentrum Vooruit de stomme film La Chute de la Maison Usher van Jean Epstein (uit 1927) vertoond worden met live-muziek van het Blindman Kwartet. En in de Opera wordt (in samenwerking met het Nationaal Orkest van België) een concert met filmmuziek georganiseerd met als dirigenten de buitenlandse filmcomponisten Elmer Bernstein, Michael Kamen en Loek Dikker en ‘huiscomponist’ Dirk Brossé. Verder zal ook nog, in aanwezigheid van de Italiaanse regisseur Ettore Scola, diens film Le Bal vertoond worden in de KNS. Is het dan allemaal rozengeur en maneschijn? Ach, natuurlijk niet. De avant-premières van bepaalde commerciële films lijken soms pure sponsormanifestaties (maar dat zijn ze in feite ook en die films kunnen later sowieso rustig in het gewone bioscoopcircuit bekeken worden) en de jaarlijkse uitreiking van de Plateau-prijzen kan bezwaarlijk spannend of opwindend genoemd worden (maar dat heeft veeleer met de bescheiden omvang van onze nationale filmproductie te maken). Mijn grootste frustratie blijft evenwel dat ik - in tegenstelling tot dat in nostalgische nevelen gehulde pioniersjaar - nooit meer het totale film-aanbod de baas zal kunnen...
Jan Temmerman |
|