Aangesloten op de wereld
Laten we er geen doekjes om winden: uit alles en iedereen ebt de kracht weg, alles verliest geleidelijk zijn vuur, zijn snelheid en zijn samenhang. De wereld wordt geregeerd door oneerlijkheid, wreedheid en lafheid. Niemands leven wordt wat hij ervan hoopte. Ziekte, onrecht en armoede zijn onuitroeibaar. En ten slotte gaat alles onherroepelijk verloren.
Aldus het hoofdpersonage Orville in de gelijknamige roman van Dirk van Weelden (1957). Maar wie zich neerlegt bij deze overigens op zichzelf juiste diagnose is, volgens dezelfde Orville, in de greep van het Chagrijn. Het komt erop aan duizenden uitwegen te vinden en listig te ontsnappen aan deze impasse. Daartoe heeft hij door het leven en de tijd uit elkaar gegroeide vrienden uitgenodigd op een Frans buiten. Terwijl in de stad de pest van het Chagrijn woedt, zullen acht volwassenen en zeven kinderen, zoals in de Decamerone van Boccaccio, in deze wijkplaats elkaar verhalen vertellen over ‘hoe dat ook alweer moet, leven’.
Orville heeft ambitieuze voornemens: ‘(...) een potentieel te wekken waarvan ik denk dat het bij ons bestaat. Om ons sterker verbonden met elkaar te voelen. Het blijft allemaal zo kabbelend en lauw en toevallig. Bezieling, daar ging het om. Niet om de uitkomst.’
Dirk van Weelden (º1957) - Foto Annemieke Stijns.
Hij bijt de spits af met een voordracht over de Historiën van Herodotus, het boek dat hem ooit uit een diepe crisis gehaald heeft. Voor Orville is dit oudste Europese prozawerk een manier van denken. Niet de theoretische van Aristoteles die neerkeek op Herodotus, omdat hij niet de ene, eenduidige, eeuwige waarheid zocht. Orville bewondert in Herodotus juist de melange van ongelijksoortige verhalen, de aaneenschakeling van reisaantekeningen, legenden, vertellingen, toespraken en portretten. Hij noemt Historiën het gelukkigste boek dat hij kent ‘omdat het de diversiteit van de mensen, van de wereld en van de kennis van dat alles viert. Omdat het onderzoekt zonder weten van leven te scheiden. (...) Omdat het zich niet verheft boven de herkomst van de verhalen waaruit het bestaat en de verhalen intact laat. (...) Omdat het sceptisch is zonder respect te verliezen.’ Maar het samenzijn groeit niet uit tot de saamhorigheid die Orville zich gedroomd had. Al vlug steken de typische, onvermijdelijke spanningen tussen de stellen, de alleenstaanden en de kinderen de kop op. Misschien is Orville het enige gemeenschappelijke aan deze verzameling mensen. Om hem, om zijn naïeve gedrevenheid zijn ze gekomen. Ze hebben hem welwillend maar wat gegeneerd aanhoord. Ze zijn in hun eigen levens gebleven. De magie van het samenzijn werkt niet.
Maar de echte tegenkrachten projecteert