| |
| |
| |
Scheppen met de enkelbeeldknop
Animatiefilm in Nederland
Ton Gloudemans
werd geboren in 1958 te Oss. Studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en theater, film en televisiewetenschap. Is docent multimedia aan de Egbers Hogeschool in Den Haag. Publiceerde o.a. ‘Gerrit van Dijk. De kunst van de getekende beweging’ (1990) en ‘Educatie voor audiovisuele presentatie’ (1995)
Adres: Raifeissenlaan 27,
NL-3571 TB Utrecht
Animatiefilmmakers lijken in een aantal opzichten meer op beeldend kunstenaars, dan op filmmakers. Zij werken in ateliers; niet op filmsets. Zij houden zich bezig met het creëren van een volkomen artificiële wereld; niet met het registeren van de werkelijkheid of een fictieve vorm daarvan. De animatiefilmmaker is een schepper in de ware zin van het woord. Toch zijn animatiefilmmakers geen beeldend kunstenaars, maar in de eerste plaats filmmakers. De beeldende kwaliteit van een animatiefilm staat altijd ten dienste van de cinematografie: de weergave van een ontwikkeling in de tijd. Beeld-voor-beeld creëert hij scènes die in de filmprojector met een snelheid van 24 beelden per seconde worden weergegeven. De techniek is ongehoord arbeidsintensief, maar op deze wijze kan de animatiefilmmaker elk detail naar zijn hand zetten en hoeft hij zich niets aan te trekken van de wetten die de werkelijkheid regeren.
De Nederlandse animatiefilm heeft door zijn individualistische benadering een rijk palet van persoonlijke stijlen en technieken opgeleverd. Al ruim twintig jaar geven Nederlandse animatiefilmers er blijk van korte artistieke animatiefilms te kunnen produceren die tot het beste behoren van wat er internationaal gemaakt wordt. Zij bereiken met hun films een publiek tot ver over de landsgrenzen en laten zien dat animatiefilm meer is dan een Walt Disney feature of de zoveelste televisietekenfilmserie.
| |
Ik beweeg, dus ik ben
Een van die onafhankelijk werkende Nederlandse animatiefilmers is de in Haarlem werkende en wonende Gerrit van Dijk. Hij maakt reeds vanaf het begin van de jaren zeventig animatiefilms en heeft een respectabel oeuvre opgebouwd. Van Dijk is allerminst een animator in de klassieke zin: hij gebruikt naast beeld-voor-beeld technieken, ook live-action (op normale
| |
| |
Gerrit van Dijk, ‘I move, so I am’.
snelheid opgenomen filmbeelden) en grafisch bewerkte live-action beelden. Zijn werk wordt over de hele wereld vertoond en is met vele filmprijzen van naam en faam bekroond. Dit jaar kreeg hij de Gouden Beer op het filmfestival van Berlijn voor I move, so I am.
Kenmerkend voor de films van Van Dijk is de afwezigheid van de vertelling. Hij maakt op een enkele uitzondering na geen gebruik van gesproken woord, maar zet veel van zijn films op als een schilderij. Geen imaginaire wereld door het gebruik van camerahoeken en -bewegingen, maar een transformatie van het ene beeld in het andere, zonder dat het beginbeeld geheel verloren gaat. CubeMenCube bijvoorbeeld toont twee kubussen tegen een wisselende achtergrond; Sportflesh een jongetje dat langzaam in een steeds afzichtelijker sportmonster verandert. We zien in deze films niet een uitsnede van een groter geheel, maar slechts de compositie binnen de grenzen van het kader. De film blijft binnen een en hetzelfde vlak.
Naast de eenheid van het beeld is een typisch handelsmerk van Van Dijk het beeldcitaat. In vrijwel elke film grijpt hij terug op historisch beeldmateriaal en stereotypen. In A Good Turn Daily en Pas A Deux jaagt hij er in korte tijd ons gemeenschappelijk visuele geheugen doorheen: schokkende executiebeelden uit Vietnam, de Beatles in Nederland, de eerste man op de maan en een galerij van filmsterren, popartiesten, stripfiguren, politici en religieuze leiders van Brigitte Bardot tot paus Johannes Paulus II. Door de geanimeerde toevoegingen en overgangen van het ene beeld naar het andere ont- | |
| |
Gerrit van Dijk, ‘Pas à deux’.
staan relaties, die op geen enkele andere manier gecreëerd kunnen worden. De beelden worden in een nieuwe context geplaatst en krijgen daardoor een nieuwe betekenis.
De film A Good Turn Daily markeert een belangrijk omslagmoment in het werk van Gerrit van Dijk, een moment dat overigens meer dan vijf jaar in beslag nam. In de film loopt een padvinder door een wereld waar de ene ramp na de andere plaatsvindt. Overal probeert hij de helpende hand toe te steken, maar voordat hij iets uit kan richten, rent hij alweer naar een ander karwei. De padvinder transformeert in allerlei sociale werkers, maar ook in John Wayne, Hitler, Mussolini, Nixon en de paus en tenslotte Jezus. Het verbinden van al deze uiteenlopende persoonlijkheden leidt tot de wrange conclusie dat iedereen die meent de helpende hand toe te steken en het beste met de mensheid voor te hebben, uiteindelijk alleen maar rampen veroorzaakt. Feitelijk rekent Van Dijk in A Good Turn Daily af met zijn eigen opstandigheid en idealisme.
Latere films tonen een meer op zichzelf betrokken en meer ingetogen filmmaker. Zijn film Voor Janneke, is geen commentaar op het wel en wee van de wereld, maar een visuele ode aan het ontstaan van nieuw leven. In een reeks van close-ups wordt de verwekking tot en met de geboorte van een kind in beeld gebracht. In zijn nieuwe film I move, so I am, een variatie op het beroemde theorema van Descartes, zien we hoe de kunstenaar zichzelf alsmaar tekent en weer uitgomt; een onophoudelijke poging om zichzelf telkens weer opnieuw te definiëren.
| |
| |
Paul Driessen, ‘Te land, ter zee en in de lucht’.
| |
Veroordeeld tot het noodlot
Werk van geheel andere aard vloeit uit de pen van Paul Driessen, die evenals Van Dijk een omvangrijk oeuvre heeft voortgebracht. Het werk van Paul Driessen is veel consistenter dan dat van Van Dijk. Waar Van Dijk zich voortdurend liet leiden door maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en daar telkens een nieuwe vorm voor zocht, heeft Driessen een meer onafhankelijke koers gevaren. Zijn films kenmerken zich door een hoogst originele minimalistische tekenstijl, die meer suggereert dan werkelijk weergeeft. Zijn subtiele animaties en absurde, zwarte humor hebben hem tientallen internationale filmprijzen opgeleverd. Voor talrijke jonge animatiefilmmakers is zijn werk een enorme inspiratiebron.
Hoewel Driessen zich op het eerste gezicht van een beperkt visueel vocabulaire bedient, slaagt hij er in elke film in om het beeld op een unieke manier te hanteren. In Te land, ter zee en in de lucht speelt Driessen met een beeld dat door twee verticale lijnen in drieën is verdeeld. Op onnavolgbare wijze spot hij met de wetten van oorzaak en gevolg, waardoor talrijke verrassende relaties ontstaan tussen de drie afzonderlijke werelden. Het naast elkaar bestaan van verschillende werelden en de interactie daartussen zien we in verschillende films van Paul Driessen terug. In Spiegeleiland is het beeld verdeeld in een boven- en onderkant: het eiland en het spiegelbeeld dat zich weinig aan zijn origineel gelegen laat liggen. In De schrijver en de dood zien we hoe een schrijver de grip op de door hem gecreëerde personages verliest. De karakters in deze film worden gescheiden door de verschillende dimensies waarin zij zich bevinden.
| |
| |
Paul Driessen, ‘De schrijver en de dood’.
Zo je kunt spreken van een thematiek in het werk van Driessen, dan is dat het thema van het noodlot. De karakters in de films van Driessen zijn vaak gescheiden, maar tegelijkertijd tot elkaar veroordeeld. Het onontkoombare noodlot manifesteert zich altijd op een hoogst verrassende wijze. De film Elbowing, die Driessen overigens in Canada maakte, kan als een sleutelfilm in zijn oeuvre gezien worden. Deze film toont een rij in een donker uniform gestoken mannen, die een elleboogstootje doorgeven. De laatste in de rij stort door dit onbeduidende stootje met een angstwekkende gil in een diepe afgrond, waarna de mannen een stap zijwaarts doen en het tafereel zich herhaalt. In dit grauwe gezelschap bevindt zich een clown die telkens een kink in de kabel vormt. Wanneer het na veel grappen en grollen zijn beurt is om in de afgrond te storten, laat hij zich niet vallen, maar loopt met een vriendelijke groet naar beneden. Deze onverwachte wending geeft aanleiding voor een elleboogstootje terug de rij in en veroorzaakt uiteindelijk een val in de diepte aan het begin ervan. We zijn met ander woorden tot het noodlot veroordeeld, uitgezonderd de clown die zich aan de wetten van zijn omgeving niks gelegen laat liggen. Er is niet veel fantasie voor nodig om in deze clown Driessen zelf te herkennen: de animator, die de toeschouwer verrast met onverwachte wendingen, diens vastgeroeste ideeën over wat moet en noodzakelijk is, doorbreekt en hem gelegenheid biedt te ontsnappen uit de waanzin van alledag. Momenteel werkt Paul Driessen aan Three Misses waarin hij op zijn kenmerkende eigenzinnige manier drie goedbedoelde, maar onfortuinlijke reddingspogingen in beeld brengt.
| |
| |
Ties Poeth, ‘Mission Ville’.
| |
Wars van clichés
Een animatiefilmmaker die zich minder makkelijk laat duiden is Ties Poeth. Net als het werk van Gerrit van Dijk, maakt Poeth gebruik van uiteenlopende stijlen en technieken. Poeth maakt veel gebruik van animatie, maar hij noemt zich liever geen animator. Dat duidt op hokjesgeest in zijn optiek en dat is wat Poeth ten alle tijden wil vermijden. In zijn werk toont hij zich wars van alle stereotypen, clichés en trends en zoekt hij veelvuldig naar het experiment. Zijn films zijn moeilijk onder een noemer te brengen, maar wanneer je ze achter elkaar ziet, treedt ondanks de uiteenlopende stijlen en technieken onmiskenbaar de persoonlijkheid van Poeth naar voren: een onderzoeker die voortdurend nieuwe middelen gebruikt om zijn observaties tot uitdrukking te brengen. Wie een verhaal zoekt is bij Poeth aan het verkeerde adres, maar wie zich mee wil laten voeren door de stroom van visuele associaties komt volop aan zijn trekken. Het werk van Poeth kenmerkt zich door de spanning tussen afbeelden en verbeelden, tussen figuratie en abstractie.
In Mission Ville toont Poeth het Nederlandse landschap vanuit een luchtballon en abstraheert hij de voorbijglijdende akkers en velden tot een spel van vorm, kleur en beweging. Hij gebruikt daarvoor de direct-op-film techniek, waarbij direct op de filmstrook, zonder tussenkomst van de camera, getekend en gekrast wordt. De film is zoals veel van zijn werk een film zonder inhoud, tenminste geen inhoud die zich laat verwoorden en interpreteren. Met Joelfeest lijkt daar een kentering in gekomen. Hoewel Poeth in Joelfeest allerminst een conventionele vertelwijze hanteert, speelt betekenis en symboliek in deze film een veel belangrijkere rol dan in zijn voorgaande werk.
| |
| |
Ties Poeth, ‘Klein concert voor een uil’.
De film toont de oorsprong en ontwikkeling van de carnavalsstoet door de eeuwen heen. Modellen van beschilderd keramiek rijden door een steeds veranderend decor. De optocht wordt afgewisseld met pixilationscènes (bewegingen van acteurs vastgelegd met de enkelbeeldknop) die de kolderieke vertoningen laten zien van twee mannen in een ezelspak en een non met een varkenskop gedurende een carnavalsoptocht. Scandinavische rotstekeningen, schilderijen zoals ‘De strijd tussen Vastenavond en vasten’ van Pieter Brueghel, studies over de middeleeuwse ‘blauwe schuit’ - alles wat iets van de geschiedenis van het feest der dwazen en zotten laat zien, heeft Poeth in zijn film verwerkt. De toeschouwer kan al deze beelden en hun symboliek onmogelijk duiden, maar daar gaat het in deze film niet om. Poeth legt de taal van het carnaval niet uit; hij gebruikt hem om ons met een aantal sferen in aanraking te brengen. Poeth brengt ons daarbij niet in de positie van deelnemer, maar vervreemdt ons juist van het gebeuren om er met zijn onderzoekende oog naar te kijken.
Momenteel werkt Poeth aan Klein Concert voor een Uil, waarin hij de ontwikkeling van het dierlijke leven in een gotische kerk laat zien, gedurende de periode van de restauratie van de kerk. De film is opgezet in een krachtige grafische zwart-wit stijl en is verhalender dan enig van zijn voorgaande films.
| |
Holland Animation Film Festival
Gerrit van Dijk, Paul Driessen en Ties Poeth - het zijn slechts drie namen van Nederlandse animators die een redelijk constante productie van eigenzinnige
| |
| |
Logo ‘Holland Animation Film Festival’.
films laten zien. Maar ook Paul de Nooijer, Monique Renault, Harry Geelen, Ellen Meske, Evert de Beijer, Hans Nassenstein en vele anderen geven met hun persoonlijke benadering van het medium de Nederlandse animatiefilm een enorme diversiteit. Dat is de kracht van de Nederlandse animatiefilm, maar tegelijkertijd ook een zwakte. Werk dat zowel wat betreft inhoud, vorm, techniek en lengte sterk van elkaar verschilt is nu eenmaal moeilijk te plaatsen. De bioscoop biedt nauwelijks ruimte voor korte kunstzinnige animatiefilms. Ook de televisie-omroepen hebben in hun streven naar horizontale programmering, zenderkleuring en vaste ‘timeslots’ weinig oog voor het afwijkende. Animatiefilms moeten het in Nederland en daarbuiten vooral hebben van bijzondere vertoningen en festivals. Deze vertoningen en festivals genereren onvoldoende inkomsten voor nieuwe producties. De onafhankelijke animatiefilm blijft daarom afhankelijk, namelijk van overheidssubsidies, met name de productiesubisidies van het Nederlandse Fonds voor de Film.
Het Nederlandse Fonds voor de Film heeft de afgelopen jaren het nodige gedaan om de animatiefilmproducenten ter wille te zijn. Er is een aparte beoordelingscommissie voor de animatiefilm ingesteld en de uitgaven ten behoeve van deze filmtak worden jaarlijks (bescheiden) verhoogd. Productiesubsidies zijn hoogst noodzakelijk, maar niet voldoende om de contiguïteit van de animatiefilm te waarborgen. Dat besef was reeds vijfentwintig jaar geleden aanwezig, toen de eerste vrij werkende animatiefilmmakers in Nederland actief werden. Daarom werd in 1973 de Vereniging Holland Animation (HA) in het leven geroepen. HA treedt op als spreekbuis naar de overheid, stimuleert onderlinge uitwisseling van kennis en ervaring, onderhoudt internationale contacten en draagt bij aan de promotie van de animatiefilm, zowel in binnen- als buitenland.
Sinds 1985 kent Nederland ook een animatiefilmfestival: het Holland Animation Film Festival (HAFF). Op het HAFF worden behalve producties uit
| |
| |
eigen land ook buitenlandse animatiefilms vertoond en kent een internationale jury van vakmensen prijzen toe aan de beste toegepaste animatie (commercials, videoclips, educatieve films, leaders). Het HAFF staat onder de bezielende leiding van Gerben Schermer en wordt van 18 t/m 22 november 1998 voor de zevende maal in Utrecht gehouden. Het is voor het algemene publiek een van de weinige gelegenheden om korte animatiefilms op doek te zien.
Ondanks alle inspanningen en successen van HA en het HAFF blijven veel zaken liggen die noodzakelijk zijn voor een goed productieklimaat voor de animatiefilm. Met name de distributie van animatiefilms en het opleiden van nieuw talent laat veel te wensen over. Filmdistributeurs en televisie-omroepen geven zoals gezegd veelal niet thuis als het gaat om de vertoning van animatiefilms. Kunstopleidingen bieden slechts op zeer bescheiden schaal de mogelijkheid om zich te bekwamen als animatiefilmmaker, hoewel de studentencompetitie van het Holland Animation Film Festival keer op keer laat zien dat onder jongeren veel animo is voor de animatiefilm.
| |
Sientje uit de werkplaats
In 1993 werd daarom met steun van het Ministerie van OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) het Nederlands Instituut voor Animatiefilm (NIAf) opgericht, dat zich bezig houdt met het ondersteunen van nieuw talent, het distribueren van animatiefilms, het ontwikkelen en uitvoeren van promotionele activiteiten en het ter beschikking stellen van kennis en informatie - kortom alles wat de ontwikkeling van de Nederlandse animatiefilm ten goede komt. Het NIAf is gevestigd in Tilburg en geeft plaats aan een bibliotheek, een filmarchief, vijf ateliers, twee opnamestudio's en kantoorfaciliteiten. De staf bestaat uit een directeur en drie medewerkers.
De meest in het oog springende activiteit van het NIAf is de Werkplaats, die jonge animatiefilmmakers de mogelijkheid geeft zich verder te bekwamen in een vrije omgeving waarin de hete adem van de commercie zich nog niet laat voelen. Het creëren van een nieuwe generatie animatiefilmmakers is hard nodig, want Nederland is zo lek als een mandje: veel jong talent verdwijnt naar het buitenland, waar het filmklimaat aanzienlijk aangenamer is.
De NIAf-werkplaats biedt jonge filmmakers ruimte en faciliteiten om te experimenteren met zowel tweedimensionale als driedimensionale animatietechnieken en daarnaast persoonlijke begeleiding van internationaal gerenommeerde animatiefilmmakers bij het ontwikkelen van eigen projecten. Een opmerkelijk resultaat uit de NIAf-werkplaats is de film Sientje van Christa Moesker - een tekenanimatie over een klein meisje dat voor straf naar haar kamer wordt gestuurd en daar haar onmachtige woede eruit schreeuwt.
Sientje won in 1997 op het Nederlands Film Festival het Gouden Kalf voor de korte film. Het is een van die zeldzame films die het publiek vanaf het aller- | |
| |
Christa Moesker, ‘Sientje’.
eerste tot het allerlaatste beeldje in de greep houden. De film toont een woedend, tot monsterachtige proporties opgeblazen meisje. De vormgeving van Sientje is simpel, maar krachtig. Op enkele momenten krijgt de film een bijna abstracte kwaliteit. Nooit echter krijgt de vorm de overhand. Moesker bespeelt op knappe wijze de dubbele gevoelens die iedere opvoeder bij het zien van kinderverdriet heeft. Met trefzekere lijnen binnen een zelf gekozen beperking weet zij in Sientje een maximum aan emotionele zeggingskracht op te roepen.
Films als Sientje zijn er om vertoond te worden, niet alleen aan de incrowd op een festival, maar aan het publiek in het filmhuis en de bioscoop en aan de video- en televisiekijker. Vertoning is van vitaal belang voor de filmcultuur, pas dan wordt film film. Zonder publiek is film wat het grotendeels van de tijd is: celluloid in blik. Gezien de huidige stand van zaken is het niet erg realistisch te verwachten dat het NIAf op het gebied van distributie en vertoning van de animatiefilm grote daden kan stellen. Wat het NIAf wel kan, is het stimuleren en ondersteunen van het in Nederland aanwezige talent en ervoor zorgen dat de animatiefilms die geproduceerd worden in het bewustzijn van filmminnend Nederland doordringen. Het levert op die manier een onmisbare bijdrage aan het voortbestaan en de ontwikkeling van de Nederlandse animatiefilm.
De films van Gerrit van Dijk, Paul Driessen, Ties Poeth, Christa Moesker en vele anderen hebben in al hun verscheidenheid een gemeenschappelijke kern: zij zijn het resultaat van een eigenzinnige benadering van het medium film en kenmerken zich door de drang om dit medium geheel naar eigen hand zetten. Alleen daarom al is alle aandacht en inzet om deze bijzondere filmvorm te laten voortbestaan meer dan de moeite waard.
|
|