eenlopende aspecten van de problematiek aan bod, ook als die nier direct tot de ‘harde kern’ van de arbeidsverhoudingen kunnen worden gerekend. Zo gaat de schrijver bijvoorbeeld in op de leefwereld en het zelfbeeld van de textielbazen. Ook het zogenaamde ‘alcoholprobleem’ van de arbeiders in de vorige eeuw wordt aangesneden. De auteur relativeert het belang ervan en wijst op de ideologische betekenis die eraan gehecht moet worden, zowel bij de patroons (element van culpabilisering van de arbeiders en verklaringselement van de armoede) als bij de arbeiders (cafébezoek als verzet tegen en ontsnappingsroute uit de fabriek, waar de baas heer en meester was). Bijzonder lezenswaard zijn de passages over de soms moeilijke vorming van de nieuwe groep van de fabrieksarbeiders in de vroege negentiende eeuw. Het boek beperkt zich niet tot de gemechaniseerde nijverheid. Ook de huisnijverheid, waar andere verhoudingen heersten, wordt onderzocht.
Al deze elementen zijn niet altijd nieuw - de auteur doet vaak een beroep op de bestaande literatuur - maar hij weet ze wel goed te integreren in de context van de textielnijverheid en te combineren met de resultaten van uitgebreid en vernieuwend archiefonderzoek.
De zeer geslaagde presentatie van het boek verdient bijzondere vermelding. De auteur maakt gebruik van bronnentypes, die bij vak-historici die over deze materie publiceren niet zo frequent voorkomen, zoals fragmenten uit (streek)romans. Dat bij de uitgave niet op een frank gekeken hoefde te worden, blijkt uit de boekverzorging en de talrijke foto's die het verhaal illustreren. Ze zijn goed gekozen, functioneel in de tekst geïntegreerd en geven aan het betoog een meerwaarde. Dit alles maakt van het boek een leesbaar werk voor een breed publiek. De toegankelijkheid wordt vergroot door een zakenregister en een personenregister, waarin ook biografische notities worden opgenomen.
De keuze om een boek te maken met een vulgariserend accent, waarin zoveel mogelijk aspecten van de geschiedenis aan bod komen, is de kracht van dit werk, maar heeft ook enkele schaduwzijden. Bepaalde facetten van de problematiek hadden naar mijn mening meer in de diepte mogen worden uitgewerkt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de inschatting van de politieke impact van de patronale netwerken (pp. 88-90). Ook de analyse van de evolutie van de patronale ideologie (p. 103 e.v.) had grondiger mogen gebeuren. Meer algemeen valt het op dat de machtscomponent in de arbeidsverhoudingen niet altijd tot zijn recht komt. Misschien is dit toe te schrijven aan de keuze voor een thematische eerder dan voor een chronologische benadering. Op die manier komen bepaalde onderlinge verhoudingen en de spanningsvelden die erdoor worden gecreëerd niet altijd even goed uit de verf.
Dirk Luyten
Postdoctoraal Onderzoeker FWO-Vlaanderen
b. de wilde, Witte boorden, blauwe kielen. Patroons en arbeiders in de Belgische textielnijverheid in de 19e en 20e eeuw, Ludion, Gent, 1997, 404 p. |