Jos Verdegem, een miskende schilder
Het werk van de Gentse schilder Jos Verdegem (1897-1957) is niet baanbrekend geweest. Wel was het van betekenis vanwege de picturale visie en interpretatie. Hij verdient dan ook beslist meer aandacht dan na zijn overlijden het geval is geweest.
Verdegem heeft bovendien als leraar aan de Academie voor Schone Kunsten in Gent (1932-1944) een belangrijke en vaak beslissende invloed uitgeoefend op een aantal van zijn studenten, zoals Camille D'Havé, Fons de Vogelaere, Pierre Vlerick en Roger Raveel. Deze laatste erkent dat het Verdegem is geweest die zijn visie op de schilderkunst ingrijpend heeft beïnvloed. Hij bezat de gave en het charisma om zijn inzichten in de problematiek van de schilderkunst, de techniek en de vormbehandeling met zijn studenten aan de orde te stellen en bespreekbaar te maken.
Er is betrekkelijk weinig over deze kunstenaar geschreven en zowel uit het Arcade-boek (1977) als uit de catalogusteksten spreekt een overgrote mate van subjectiviteit en emotionele betrokkenheid. Daardoor is een vertekend beeld ontstaan, ook al omdat de persoon van de schilder graveur en tekenaar wispelturig, balorig en theatraal moet zijn geweest. Maar de persoon en zijn kunst zijn twee en mogen post mortem geen rol meer spelen in de appreciatie van zijn oeuvre.
Dat oeuvre is beslist ongelijk zowel in kwaliteit als formeel, het is pluriform en het ontleent elementen - we zouden in postmodernistische terminologie nu van citaten spreken - zowel aan de Franse kubisten en de Fauvisten als aan de Vlaamse en Duitse expressionisten. Dat maakt het niet eenvoudig om de ware Verdegem te vinden binnen de omvangrijke catalogus van de werken die hij naliet. Formeel lijkt hij op een artistieke kameleon die vanuit zijn erudiete geest, misschien onbewust, zijn plastische vormen en zijn kleurgebruik ontwikkelde. Inhoudelijk valt het op dat hij in een groot aantal werken een geëngageerde maatschappelijke visie verwerkt - residu van zijn proletarische afkomst - terwijl anderzijds, vooral in portretten en naakten, een uitgesproken sensualiteit opvalt.
De zeven jaren die hij in Parijs doorbracht (1922-1929) hebben zeker hun invloed doen gelden en hij heeft er uitgebreid kennis kunnen maken met de kubistische en andere werken van Braque, Picasso, Matisse en andere coryfeeën uit de zogenaamde Ecole de Paris. Ook zijn liefde voor het circus is toen ontstaan; hij werkte er als knecht die het zand van de piste moest aanharken tussen de verschillende optredens. Dankzij deze Parijse jaren ging hij niet in het spoor van de Vlaamse expressionisten lopen, maar ontwikkelde een eigen plastische taal. Een bepaalde vorm van expressionisme die hij bijtrad, werd een amalgaam van Romaanse en Germaanse elementen. Daarbij speelde de kleur soms een determinerende rol en weerstond hij de verleiding om de spanning in een werk op te drijven door dramatische vertekeningen.
In de periode tussen de jaren 1930-1945, waarin een aantal beeldende kunstenaars het zogenaamd Animisme beoefenden, een typisch verschijnsel in de Vlaamse schilder- en
Jos Verdegem, ‘Mijn moeder op haar sterfbed’, 1941, gemengde technieken op papier, 26,5 × 36 cm.