fameuze, al treft je overal een gevoel van diep gemis. Maar ook wat buiten deze drie soorten verhalen valt, zit er met tentakels in verweven: altijd domineert Hotz' melancholie, een levenshouding die getuigt van fundamenteel ongeloof in liefde en ambitie maar tegelijk ook van verlangen naar schoonheid en harmonie - al zijn die allang als een illusie ontmaskerd.
Het bijzondere aan Hotz' verhalen is dat ze, ondanks de drukkende boodschap, zelden of nooit deprimeren. Ze zijn allemaal van een opgewekt soort droefenis, die altijd hoopvoller overkomt dan ze is. Hotz' verhalen zijn net zo min dijenkletsers als grafredes: in al hun eenvoud en subtiliteit lijken ze wel van een andere, hogere orde. Toch gaan ze gewoon, heel laag-bij-de-gronds, over het menselijk tekort en het onvermogen tot authentiek contact. Zelfs zijn historische verhalen, visionaire weergaven van het negentiende-eeuwse, begin twintigste-eeuwse Holland, hekelen de mannelijke drang tot domineren, het breekbare van relaties en van menselijke verhoudingen in het algemeen. Qua genre zou je naast de titelverhalen uit Dood weermiddel of Ernstvuurwerk makkelijk een jongere als P.F. Thomése kunnen plaatsen, wat bevestigt dat hij met zijn idee van wankele burgers in een toenemende chaos al vroegtijdig met het fin-de-siècle in zijn hoofd zat.
Maar Hotz heeft niet alleen hier de weg gebaand. Ook al zijn zijn jeugdverhalen wars van elke vorm van spielerei, wat sfeer betreft vind je tot bij een proletarisch estheet als A.F.Th. van der Heijden dezelfde zin voor detail. Een reden te meer om te zeggen dat Hotz, die qua niveau op de hoogte van Reve en Hermans staat, ondanks zijn late debuut de generaties na hem mede heeft beïnvloed. Zijn jeugdverhalen zijn bevolkt door steeds hetzelfde gezin: een jongetje-alter ego van de schrijver-, zijn iets oudere zus, een wat zorgelijke moeder en een charmante flierefluiter van een vader, die na een aantal jaren uiteengaan. Dit patroon, waar Hotz zonder een moment te vervelen voortdurend op varieert, heeft ongetwijfeld zijn visie op de liefde bepaald: tot in zijn novelle De vertekening zijn zijn hoofdfiguren slachtoffers van de situatie. Ze zijn niet zozeer niet in staat tot beminnen, maar gaan te omzichtig om met hun verkrampte dametjes - wat de laatsten als een vorm van fatale zwakte ervaren.
Toch hangt in Hotz' kinderverhalen nog een zweem van het verloren paradijs: de tijd dat de blauwe tram nog reed in het Haagse - zijn natuurlijke omgeving - en dat je als kind naar zee op vakantie kon, of naar je grootouders op bezoek, of terugvallen kon op je speelgoed. De herinnering aan de ‘roaring twenties’ en de tussenoorlogse jaren dertig, toen de grootste luxe bestond uit het bezit van een grammofoon en een elementaire collectie 78-toerenplaten... Hotz ontwikkelt trouwens een bijna fetisjistische aandacht voor het mechanische: trams, auto's, alles wat rijdt, glanst, muziek maakt en uit elkaar kan worden gehaald - het blijft maar de kop opsteken als bakens uit het verleden. Het waren juist die dingen die zijn verhalen enigszins retro maakten toen ze verschenen, maar in onze zoveel sneller geworden wereld heeft Hotz' klare stijl, die alles in een ander perspectief plaatst, inmiddels iets waardigs en klassieks gekregen.
Hotz' volwassen personages hunkeren nog altijd naar een meerwaarde in hun leven, ook al tekent zich duidelijk een grijze, onvolkomen toekomst af. Ze zijn jazzmuzikant - Hotz was zoals in het titelverhaal van Proefspel in de jaren na de oorlog zelf trombonist en ging met zijn voorkeur voor solisten en ensembles uit de jaren twintig bewust tegen de tijd in - of ze schilderen en werken aan een proefschrift. Eén ding hebben ze gemeen: ze zijn allemaal arm, zowel op financieel als emotioneel gebied. Hotz voorziet weinig beterschap in dit aardse bestaan: oudere personages, behalve een enkele professor of een rijke would-be playboy, komen nauwelijks voor in zijn wereld - het lijkt erop of hij de grauwe middelbare leeftijd het liefst overslaat. Per slot van rekening lijden al zijn figuren aan fundamentele eenzaamheid en ontevredenheid, ook al beseffen ze dat niet zo goed. Hotz wordt in dit levensgevoel bijgetreden door collega's als Maarten 't Hart of Frans Pointl, maar zijn observatieniveau blijft onovertroffen.
Hotz' voorliefde voor de eenling, de underdog, is bijna spreekwoordelijk, vooral omdat hij ze toch altijd begiftigt met een doel, een ideaal: muziek beoefenen, liefst jazz die uit de mode is, of kunst maken die niet verkoopt. Het niet-van-deze-wereld-zijn heeft alles te maken met hun aan emoties arme jeugd, maar hun liefde voor klanken en schoonheid kan hen onmogelijk beschermen tegen hun harde omgeving. Hotz' buitenwereld lijkt wel emotieloos; zijn figuren vechten voor hun rechten met ongelijke wapens. Sprekend is de novelle De vertekening, zijn literaire testament, waarin een kunstenaar de strijd opgeeft om zijn vrouw terug te winnen van een