Ons Erfdeel. Jaargang 41
(1998)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 370]
| ||||||||||||||
Renate Dorrestein (º1954) - Foto Harold Pereira.
| ||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||
Het perpetuum mobile van een buitenstaander
| ||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||
het best met het autobiografische Het perpetuum mobile van de liefde, dat in 1988 verscheen. Behalve een ontroerend relaas over Dorresteins zeven jaar jongere zusje dat op haar twintigste zelfmoord pleegde door van een flatgebouw te springen, is dit boek vòòr alles de sleutel voor het eerder verschenen werk waarin, naast de zo graag geciteerde strijd tussen de seksen, vooral universele thema's als leven en dood, geboorte en sterven, schijn en werkelijkheid, schuld en boete en uiteraard ook de liefde centraal staan. Wat maakt Dorresteins werk nu zo apart? En is de schrijfster nu een feministe of niet? Ook op deze vragen geeft Het Perpetuum mobile een antwoord. ‘Alle mannen in dit boek zijn karikaturen. Dat is historisch zo gegroeid.’ Met deze uitspraak opent Dorrestein haar autobiografie. Voorwaar niet echt manvriendelijk. De man is in dit boekje echter vooral de grote afwezige. De schrijfster eigent zich, naast twee zussen, zeven broers toe. Zij werden echter allen lichtmatroos en voeren al snel het zeegat uit. Daarnaast wordt nog melding gemaakt van een oude buurman die graag kleine meisjes bij zich op schoot neemt, een vader die weinig talenten te verdelen heeft, de kop-van-jut-man die ‘het’ alleen kan met vrouwen zonder hoofd en een notaris die zijn lelijke secretaresse tot plastische chirurgie dwingt. Beide laatste mannen komen voor in nevenintriges, die het toch dramatische verhaal van de zelfmoord een enigszins ludiek - Dorrestein zelf zou zeggen ‘jolig’ - tintje geven. Maar jolig of niet, met dergelijke weinig flatterende portretten mag het nauwelijks verwondering wekken dat Dorrestein de naam heeft een mannenhaatster te zijn. Ook haar andere mannelijke personages zijn weinig vertederend. Ze heeft het dan wel eens terloops poëtisch over een verloofde of ‘een man die naar de zee verlangde’, maar verder worden haar romans bevolkt door broers die jonge zusjes misbruiken (Verborgen gebreken), vaders die hun kinderen slaan (Noorderzon), macho-minnaars die hun geliefden bedriegen (Het hemelse gerecht), tirannen die hun zieke kinderen verwaarlozen (Een sterke man) of mannen die hun tweeëntwintigjarige vrouw een plastische-chirurgie-cadeaubon schenken (Want dit is mijn lichaam.) De man krijgt niet alleen de schuld van het onbehagen van de vrouw, maar ook van de dood van het zusje dat enkel nog afkeer voelde voor haar lichaam dat volgens haar niet aan de (door mannen opgelegde) schoonheidsnormen voldeed. Dat roept Dorresteins woede op: ‘het hele bestaan draaide toch godverdomme maar om één ding: om onze capitulatie’. Hierbij dient vermeld dat ook de meeste vrouwen in de romans niet echt mooi uit de doeken komen. Stuk voor stuk hebben ze vreemde streken: ze verlaten hun kinderen of dwingen hun dochters hun baby's af te staan (Ontaarde moeders), hebben er plezier in wreed en sadistisch te zijn (Een nacht om te vliegeren) of vermoorden hun minnaars (Het hemelse gerecht). Het gaat er vaak hard aan toe in Dorresteins boeken maar de strijd tussen de seksen is eerder een tragikomische status-quo geworden. | ||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||
Schuld en boeteVeel prominenter is het thema schuld en boete aan de orde. Ook hier geeft het Het Perpetuum mobile de sleutel. De schrijfster voelt zich immens schuldig over de dood van haar zusje, dat met haar zelfmoordpogingen, haar anorexie, haar dwangneuroses meer dan eens om hulp schreeuwde maar niet geholpen wou worden. Schuldig omdat ze er niet was toen het meisje zuster-ziel alleen van de hoge flat sprong. Maar vooral schuldig omdat zij het werk voortzette dat het zusje ooit begonnen was: ‘boeken (schrijven) waarin heel bizarre dingen gebeuren, maar toch net zo, dat de mensen er iets van zichzelf in kunnen herkennen’. Schuldig voelt zich dan ook Fresia uit Vreemde streken omdat haar schrijverstalent gewaardeerd wordt terwijl de beelden van haar geliefde Akelei het atelier niet verlaten. Schuldgevoel over de dood van een onbekende drijft Topaas, hoofdpersonage uit Noorderzon, naar een koud en onguur eiland. Daar leven de eilanders onder een juk van schuld. Een incestueuze broer en zus proberen hun zonde te verbergen door hun doofstomme zoon op te sluiten; de leproze stoker uit de abdij verbergt zijn gezicht en daarmee het bewijs van zijn (oorlogs?)misdaden onder een lederen masker. En het hele eiland gaat gebukt onder het schuldgevoel dat zij hun kinderen niet hebben kunnen redden van het opkomende tij en de nachtelijke vorst. Topaas, die bezeten is van de gedachte om als boetedoening het werk voort te zetten van iemand die niets deed, wordt door de eilandbewoners verantwoordelijk geacht voor een schipbreuk. Het hele boek staat verder bol van de schuldsymboliek. Niet toevallig belandt Topaas op het geboorte-eiland van Pontius Pilatus. Niet toevallig heeft zij in haar koffer het dagboek van Anna Henker, de vrouw van een SS-er, die leefde alsof er geen kwaad bestond. Te veel bijna voor één roman. Ook de personages uit Ontaarde moeders zijn beladen met schuld en erfzonde. Legde oermoeder Lucy niet een ondraagbare last op de schouders van de vrouw door haar te verplichten te baren en te zorgen? Een vrouw die zich aan deze plicht onttrekt, is al snel ontaard. Wat Bonny, die man en kind achterliet (‘Nou en?’), doet verzuchten: ‘Het begrip ontaarde vaders bestaat niet eens!’ Op de valreep voegde Dorrestein er nog een door schuld beladen personage aan toe. Niet voor niets kreeg Maria's vader uit Want dit is mijn lichaam de naam van Bijbels meest schuldbewuste zondaar: Job. Haar eigen schuld lost Dorrestein in door het schrijven van romans waarin altijd heel bizarre dingen gebeuren, maar nog net zo dat mensen er iets van zichzelf in kunnen herkennen. En precies dat bizarre, dat fantastische is hét kenmerk waarmee zij zich van andere Nederlandse schrijvers onderscheidt en zich tot een ‘buitenstaander’ maakt. Terwijl andere feministische schrijfsters het op een realistische, soms onderkoelde manier had- | ||||||||||||||
[pagina 374]
| ||||||||||||||
den over de man-vrouwverhouding, de ontsnapping van de vrouw uit het huwelijk of de moeder-dochter-relatie, bouwde Dorrestein in haar werk een wereld op waarin werkelijkheid en fantasie naadloos in elkaar overliepen. ‘De werkelijkheid wil nog wel eens fantastisch wezen’, zegt een van de personages in Buitenstaanders. Met deze uitspraak typeerde Dorrestein als het ware zelf haar hele oeuvre. Want als de realiteit dan niet fantastisch genoeg is, maken de personages hun meest bizarre fantasieën wel tot werkelijkheid. Op die manier worden de grenzen van wat doorgaans als ‘normaal’ of ‘gek’ beschouwd wordt, afgetast. De lezer wordt meer dan eens voor de vraag gesteld: is dit nu echt of is het gebeuren alleen maar en nachtmerrie, een verzinsel, een verhaal van de personages? ‘De werkelijkheid’, zegt Topaas uit Noorderzon, ‘daar is al voldoende van. Vertel me liever een goed verhaal.’ Maar ook verhalen kunnen vreemde bindingen hebben met de realiteit, en herinneringen, die toch hun oorsprong hebben in het reële verleden, kunnen bedriegen. Dat wordt al duidelijk op een van de eerste bladzijden van Het perpetuum mobile als de schrijfster een minder fraaie herinnering aan het geliefde zusje (‘mijn walgelijke zusje (...) ongelukskind, vetzak, volgepropte stomme trage big’) afdoet als een leugen, ‘gestolen van iemand die mij een keer argeloos iets over haar jeugd vertelde. Watervlug als altijd zal ik me dit verhaal hebben toegeëigend om het in mijn eigen leven te weven...’ Want niets is wat het lijkt in Dorresteins romans. Max uit Buitenstaanders is trots op de normaalheid van zijn modelgezin maar intussen doen zijn twee keurige zoontjes niets anders dan een mongooltje pesten en mishandelen. En iedereen denkt dat Fresia en Akelei uit Vreemde streken een modelrelatie hebben en stevig met hun benen op de grond staan. Akelei wordt echter elke nacht bezocht door haar kwaadaardige alter ego de ‘Nachtakelei’ en verandert in een potentiële (zelf)moordenares. En zo kan ik wel alle romans doornemen. Het kunstige is dat alles strikt logisch in elkaar zit. Pas na een hele reeks gebeurtenissen denk je: hoe kan dat nu? Maar het kan bij Dorrestein. Het kan dat een vrouw met de meeuwen wegvliegt naar de hemel. Het kan dat twee zussen hun minnaar opsluiten op zolder. Het kan dat een vrouw van meer dan tweehonderd pond die al jaren niet meer buiten is geweest plots opstaat om haar gehate moeder te vermoorden. Want er is altijd iets wat hen in beweging brengt: de liefde. En die liefde is een machtige drijfveer. | ||||||||||||||
De liehiefdeDe liefde is dan ook allesoverheersend aanwezig in alle romans. Liefde voor de man die naar de zee verlangt maar ook ‘de liehiefde, die leugenachtige notie die dient om vrouwen in het gareel te houden. De liehiefde en het onontkoombare perpetuum mobile ervan’ die mensen aanzet tot vreemde | ||||||||||||||
[pagina 375]
| ||||||||||||||
streken. Zo is Buitenstaanders weliswaar een boek vol eigenaardigheden maar ook een roman over de essentie van de liefde. ‘Het geheim van liefhebben is dat je de ander geeft wat hij verlangt, in plaats van dat je neemt wat je zelf wenst’, zegt een van de personages. ‘Zo hebben wij, Mare, mijn zusje en ik, vanaf het moment dat we konden lopen tot we het ouderlijk huis verlieten, de zeven bedden van onze broers opgemaakt, hun zeven borden op tafel gezet en die even later afgewassen, wij haalden de was van de lijn terwijl zij diefjemet-verlos speelden. (... Maar) wie hoedt ons, wie voedt ons, wie dient ons?’ vraagt Dorrestein zich af in Het Perpetuum mobile. Zo wenst Akelei een kind en trekt Fresia, hoewel bang voor elke vorm van verantwoordelijkheid, prompt naar Afrika om daar een kind te bemachtigen. Zo houdt Zwier in Ontaarde moeders zielsveel van zijn dochter en toch ranselt hij het kind regelmatig bont en blauw... Ook de liefde is dus niet wat het lijkt. Liefde en haatgevoelens liggen immers beangstigend dicht bij elkaar. Dorresteins geliefde zusje is terzelfdertijd ‘nagel aan mijn doodskist, molensteen om mijn nek, mijn zusje, mijn liefje’. Dorresteins personages zijn als magneten. Afhankelijk van hoe je de polen plaatst, trekken ze elkaar aan of stoten ze elkaar af. En ook de lezer wordt meegetrokken in het magnetisch veld. Want de vreemdste drijfveren lijken doodnormaal. Dorrestein kent het onderbewuste van de mens blijkbaar erg goed. Behalve een prachtig boek en sleutelroman is Het perpetuum mobile van de liefde een therapeutisch boek. In de eerste plaats voor de schrijfster zelf. Het eindigt met de woorden: ‘Ik kon mijn zusje inderdaad niet helpen. (...) Misschien, als ik ophoud een aandeel op te eisen, als ik dus haar dood de hare kan laten zijn en mijn boeken de mijne, als ik ons beiden kan zien als separate individuen zonder macht over elkaars lot, als ik het aandurf van haar gescheiden te raken, misschien dat ik haar dan niet langer als een demon van me hoef te stoten, of als een prooi naar me hoef te halen - zodat ik haar herinnering gewoon in vriendschap bij me kan houden.’ En Dorrestein besluit: ‘Ik zou graag willen leven in een wereld waarin persoonlijke drijfveren en verlangens voorrang hebben...’ Na dit autobiografische relaas worden de romans anders. Ook de schrijfster zelf geeft dit toe. Zo is bijvoorbeeld het ‘vallen’ altijd een prominent thema in haar romans geweest. In bijna alle boeken vallen er mensen van balkons, daken en rotsen. ‘Mijn pen wist ze altijd te redden voor ze tegen de wereld te pletter sloegen. Tot mijn eigen verbazing is in Een sterke man (dat in 1994, zes jaar na Het Perpetuum mobile, verscheen, GW) iemand werkelijk hartstikke doodgevallen’. En ook in Verborgen gebreken stort een jongen op een gruwelijke manier te pletter. Wat Dorrestein doet besluiten: ‘Misschien heb ik vorderingen gemaakt en kan ik het vallen nu beter accepteren dan tien jaar geleden. Ik hoef niet meer te redden.’Ga naar eindnoot(1) | ||||||||||||||
[pagina 376]
| ||||||||||||||
Qua thematiek verandert er niet zoveel in Dorresteins romans. De eerder vermelde thema's blijven aanwezig. Ook in Een sterke man woekeren schuldgevoelens over in het verleden gestelde daden: het ene personage heeft zijn kleinkind doodgereden, het ander heeft haar man herhaaldelijk de dood ingewenst. Het verleden blijft hen achtervolgen. Ook hier worden meisjes misbruikt, vrouwen onderdrukt, mensen bedrogen. Maar ook de liefde bloeit. Zo beschrijft Dorrestein in deze roman op een prachtige manier de liefde van een moeder voor haar ten dode opgeschreven kind. En, zoals gezegd, blijven de personages vallen. Alleen vallen ze nu wel dood... Niet alleen deze laatste wending is er de oorzaak van dat de romans grimmiger geworden zijn. Hoofdreden is wellicht dat de fantasie weliswaar nog altijd vrij spel krijgt, maar toch veel meer in de realiteit verankerd blijft. Met andere woorden: de romans worden realistischer, de personages zijn - of moet ik hier zeggen lijken - normaler, het verhaal is minder irriëel. Dat alles vormt misschien dé reden dat Dorresteins werk populairder wordt bij het grote publiek. Het is alsof Topaas' woorden ook bij de schrijfster zelf ingang gevonden hebben: vertel een goed verhaal. Daar waar de kritiek Dorrestein vroeger graag hekelde omdat ze talloze thema's te berde bracht maar ze niet in een goede samenhangende vertelling wist te gieten, slaagt ze er nu in om meer eenheid in haar boeken te brengen. Het ‘jolige’ tintje, dat ze haar romans vroeger meegaf en waardoor je het als lezer soms moeilijk had het hele gebeuren au sérieux te nemen is eraf. Blijft uiteraard over: een vaak loodzwaar web van schuld, ziekte en dood. Dorresteins satirische kijk op het leven zorgt er echter voor dat haar boeken nooit als een steen op de maag blijven liggen. Heeft de dood van het zusje het werk beïnvloed, hetzelfde kan worden gezegd van een ander autobiografisch aspect waarover Dorresteins eveneens een boek schreef. In 1993 verscheen het autobiografische relaas Heden ik waarin ze haar ziekte ME (myalgische encephalomyelitis, een chronisch vermoeidheidssyndroom) uit de doeken doet. Met veel woede maar ook met evenveel ironie neemt Dorrestein deze weinig begrepen ziekte en haar persoonlijke ervaringen ermee onder de loep. In tegenstelling tot de zelfmoord van haar zus, verwerkt zij haar ziekte niet op een sombere manier in haar werk. Sommige personages zijn ziek en zullen sterven, maar zo is het leven nu eenmaal. De ervaring met ziekte en uitzichtloosheid heeft de schrijfster veeleer doen besluiten dat het leven ook voldoening kan geven zonder dat je voortdurend voor honderd procent gelukkig bent, zonder dat je altijd maar de dingen naar je hand moet zetten. | ||||||||||||||
De gesloten cirkelDie mildere houding tegenover het leven komt waarschijnlijk nog het meest | ||||||||||||||
[pagina 377]
| ||||||||||||||
tot uiting in haar houding tegenover mannen. Want protesteerde ik daarnet omdat Dorrestein vroeger kortweg afgedaan werd als een feministe-tout-court, haar géén feministe noemen zou haar evenveel onrecht aandoen. Want, het moet gezegd, Dorrestein is een van Nederlands meest vooraanstaande feministes en dat is ze altijd geweest. Ze was jarenlang redactrice van het feministische maandblad Opzij, stond aan de wieg van de Anna-Bijnsstichting ter bevordering van de vrouwelijke stem in de literatuur, kreeg de Annie-Romeinprijs voor haar werk, werd gevraagd haar mening te spuien in talkshows en openbare debatten en deed tal van memorabele - volgens sommigen totaal ongenuanceerde en te veel generaliserende - uitspraken over mannen. Veel van die snedige citaten zijn nu nog te lezen in haar columnbundel Korte metten. Is de sfeer in de romans vaak bitter en bars, hetzelfde kan niet worden gezegd van haar columns. Hoewel Dorrestein zelf verklaart dat ze het ‘riant’ vond dat ze was ‘ingehuurd om te schelden’ is de toon in haar columns vaak opvallend mild en uitermate grappig. Want al scheldt ze af en toe op mannen, vrouwen krijgen er evengoed van langs. Feminisme is voor haar immers geen zaak van de ene sekse tegen de andere. Hoewel ze toegeeft dat ze feministe geworden is doordat ze als negentienjarige als enige vrouwelijke journalist op de Panorama-redactie kwam werken, is ze nooit een voorstander geweest van vrouwenhuizen en ander apartheidsverschijnselen. Nonsens vindt ze ook het feit dat nog altijd vrij veel vrouwen hun seksegenoten een beter soort mensen vinden. Feminisme is veel meer dan leven vanuit de baarmoeder. Ze vindt wel dat ze ‘vrouwenboeken’ schrijft: boeken van een feministische schrijfster. Waarmee ze bedoelt dat alles wat ze doet door het feminisme geïnspireerd is. Maar het zijn geen typische boeken geworden over vrouwen die zich ontworstelen aan hun ellende. Feminisme moet ruimer geïnterpreteerd worden. Niemand in haar boeken heeft eigenschappen die horen bij rolpatronen. Het hele pakket menselijke gevoelens is uitgestrooid over de karakters, zonder te kijken of het mannen of vrouwen zijn.Ga naar eindnoot(2) Maar voor de rest: ‘Ik zie mijzelf inderdaad als het product van de vrouwenbeweging. Maar ik weet niet zo precies wat dat feministisch gedachtengoed nou precies is’.Ga naar eindnoot(3) Verborgen gebreken betekende Dorresteins doorbraak bij het grote publiek. Misschien wel omdat het boek niet echt lijkt wat het is - het zou een vlotgeschreven, realistisch tienerboek kunnen zijn. Toch zijn ook hier alle oude thema's aanwezig. Alleen verlegt Dorrestein haar eigen grenzen. Zo is het schuldgevoel hier niet prangend aanwezig maar krijgt de lezer de kans om te oordelen of het kleine meisje dat haar incestueuze broer dodelijk ten val brengt, schuldig is of niet. En zijn de herinneringen van de oude vrouw, bij | ||||||||||||||
[pagina 378]
| ||||||||||||||
wie het kind onderdak vindt, demente fantasie of werkelijkheid? Wie zal het zeggen? De lezer krijgt het laatste woord en mag voor een keer rechter spelen: schuldig of niet. Jammer genoeg gaat het met de tot nu toe laatste roman de ander kant op. In Een hart van steen verliest de schrijfster naar mijn gevoel compleet het noorden. Het schuldgevoel is alomtegenwoordig. Al in het eerste hoofdstuk, krijgt Carlos, het jongere broertje van ik-personage Ellen door haar toedoen - dat denkt ze toch, ze is jarig en het tumult in de woning is dus harentwege - een pan kokend water over zijn kleine lijfje en is levenslang verminkt. Broedermoord, alweer, bijna. Maar daar blijft het niet bij. Ze waren al met zijn vieren toen Ida geboren werd, schrijft Dorrestein in de veelgeciteerde intro. De naam van het kleine ding komt van Ellen. Ida. Een lelijker naam kan ze niet verzinnen. Ida rijmt op malaria, en als je er nog een paar letters bijgooit krijg je diarree... Ida is vervloekt... Ellens vloek wordt echter al gauw haar eigen kwelling. Schuldgevoel, alweer, maar met recht deze keer. Want niet één zusje laat er hier het leven bij in, maar twee, en één broer. Ellen is de enige overlevende. Schuldgevoel over een gevallen zusje? Nou ja... Ondanks deze niet echt geslaagde apotheose, blijft Dorresteins werk meer dan de moeite waard. Al was het maar voor het unieke perspectief. Want zowel het meisje uit Verborgen gebreken als Ellen uit Een hart van steen hebben lak aan de maatschappij met al zijn goedbedoelde maar weinigbatende regels. Ze leven volgens hun eigen wetten, ze zijn buitenstaanders (niet voor niets speelt Verborgen gebreken zich af op een eenzaam, noordelijk gelegen eiland en begraaft Ellen zich in een verlaten en afgelegen huis). En op die manier is de cirkel gesloten. Want hoe heette Dorresteins eerste roman ook alweer? | ||||||||||||||
Bibliografie:
(Alle werken verschenen bij Contact, behalve Want dit is mijn lichaam, dat uitgegeven werd door Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse boek.) |
|