| |
| |
| |
Bart Moeyaert (º1964) - Foto David Samyn.
| |
| |
| |
De sterke troeven van Bart Moeyaert
Annemie Leysen
werd geboren in 1948 in Heist op den Berg. Studeerde Germaanse filologie aan de K.U. Leuven. Is lector aan de Katholieke Hogeschool Leuven, recensente voor ‘De Morgen’ en het radioprogramma ‘De Kunstberg’ (Radio 3) en juryvoorzitter van ‘De Gouden Uil’ (kinder- en jeugdboeken). Is coauteur van ‘Leesmenu’, een leesprogramma voor de basisschool en publiceerde diverse essays in o.m. ‘Leesgoed’ en in ‘Die niederländische und die flämische Literatur der Gegenwart’ (1993).
Adres: Bertemstraat 7,
B-3001 Heverlee
Bart Moeyaert debuteerde in 1983 op 19-jarige leeftijd met een tienerroman, Duet met valse noten. Het werd een vindingrijk geconstrueerd verslag van een ontluikende idylle tussen Lander en Liselot, die afwisselend hun visie op de feiten en hun gevoelens voor elkaar weergeven. Moeyaert distilleerde het verhaal uit eigen dagboeknotities, gericht tot een fictief meisje.
Het boek oogstte meteen succes bij jonge lezers en werd algauw bekroond met de Prijs van de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury's. Het had dan ook alles in huis om een tienerpubliek te bekoren: een verliefdheidsverhaal, vol schoolse perikelen, met een tragische afloop én verwijzingen naar de jongerencultuur van toen.
Met die eerste roman profileerde Bart Moeyaert zich meteen als ‘wonderboy’ temidden van de gevestigde Vlaamse jeugdschrijvers. Het Vlaamse jeugdliteraire landschap lag er toen, op enkele uitzonderlijke einzelgängers na, nog wat stoffig en oubollig bij. De cynische uitspraken waarmee recensent Eric Hulssens in de jaren zeventig het ingedommelde en zelfvoldane schrijversclubje wakker wilde schudden, liegen daar niet om. ‘De gemiddelde Vlaamse jeugdschrijver is 52, onderwijzer en bewusteloos’, constateerde hij in een interview.
In Terug naar af (1986), de neerslag van een jaar zittenblijven dat Bart Moeyaert zelf maar moeizaam kon verteren, wordt al voorzichtig naar minder breedsprakige retoriek gezocht. Een week uit het leven van een gezakte en onzekere scholier wordt met meer soberheid en zuinigheid in taal en thematiek geëvoceerd. Toch is ook hier melodramatiek niet echt ver.
Een scriptie als afstudeerproject aan de Lerarenopleiding in Brussel over de Britse jeugdauteur Aidan Chambers zorgde voor een nieuwe koers. Ontmoetingen met de criticus en de auteur van inmiddels bijna-klassieken
| |
| |
als Tirannen en Je moet dansen op mijn graf leren hem dan ook dat leesvoer voor jongeren ook literaire aandacht vraagt. Compositie, stijl en psychologische diepgang zijn even belangrijk, zo niet belangrijker, als een lekker lezend, spannend verhaal.
De nieuwe inzichten vinden een eerste neerslag in de roman Suzanne Dantine. Voor het eerst bouwt Moeyaert in dit boek zorgvuldig een beklemmende sfeer op, die de eigenlijke actie op de achtergrond brengt. Heden en verleden van de 14-jarige vertelster Suzanne Dantine worden in een ingenieus web verweven. Alles draait ogenschijnlijk om een verhitte ruzie over een lawaaierige hondenkennel in een klein Brabants dorp. Mondjesmaat krijgen de lezers de puzzelstukken aangereikt die onuitgesproken conflicten en scheefgegroeide relaties moeten verklaren. De broeierige hitte van die ene zomerdag laat tenslotte een en ander openbarsten. Suzanne Dantine werd in de onlangs verschenen, herziene versie Wespennest ontdaan van barokke en breedvoerige overbodigheid en soms vage verhaallijnen.
Met Suzanne Dantine schreef Moeyaert, naar eigen zeggen, een scharnier-boek. De jeugdschrijver werd (jeugd)auteur. In al wat volgt worden nieuwe stijlmiddelen, thema's en composities succesvol verkend. Eenheid van tijd, plaats en handeling maken van de novelle Kus me een intrigerende en meeslepende tragedie. Vier pubers, drie meisjes en een jongen, spelen op een hete middag aan het meer hun geheimenspel. Een geheim voor een geheim, zo luidt de spelregel. De zinderende hitte, het gekwaak van de kikkers, de vlaggen van het tehuis voor ‘ongewone’ kinderen, vormen de haast filmisch in beeld gebrachte achtergrond voor een uit de hand gelopen spel van een groepje kinderen. Op de wip tussen kindertijd en volwassenheid ontwikkelen ze elk op hun eigen manier technieken om hun angsten, twijfels en onzekerheden over lichaam en emoties te camoufleren. Voor het eerst gaat Bart Moeyaert in dit prachtige boek echt economisch met woorden en verhaal-motieven om. Die zuinigheid vraagt om aandachtige, slimme lezers met enige literaire competentie. Het taalgebruik wordt zorgvuldig afgewogen. Geen woord is overbodig. De ingehouden emoties moeten uit de regels geplukt worden. Bart Moeyaert bedrijft hier een zeldzaam lijfelijk, zintuiglijk soort literatuur. Er wordt gehijgd, getranspireerd, getrild en gesidderd. Klitkruid, hopklaver en graspollen voel je als lezer mee aan handen en knieën. Die compactheid van de structuur, de scherp gelijnde karaktertekeningen en vooral de adembenemend beklemmende sfeer van Kus me worden in Blote Handen Moeyaerts meesterlijke troeven.
| |
De kracht van suggestie
Over koude, stilte, kilte en onwezenlijk mysterie gaat Blote Handen. De plot is eenvoudig en omspant nauwelijks enkele uren. Ward en Bernie, twee jon- | |
| |
gens van een jaar of tien, lopen op een kille wintermiddag vóór oudejaar over de kale velden met het hondje Elmer. Hijgen doen ze, ze springen over sloten en strompelen over akkers, want ze worden achternagezeten door de vloekende Betjeman met de plastic hand ‘die alles slaat waar een hart in zit’. Hij is razend vanwege zijn dode eend en wreekt zich op het hondje Elmer. Betjeman heeft iets met de moeder van Ward en dat zint Ward niet.
Door de ingenieuze compositie, het sobere taalgebruik en de suggestieve kracht groeit dit simpele verhaaltje uit tot een obsederend epos, boordevol onbestemde en onuitgesproken gevoelens. Met raden en gissen reconstrueert de aandachtige lezer zelf waar het allemaal om gaat. De ware toedracht - de haat die Ward voor Betjeman voelt en de redenen ervoor - wordt pas aan het einde duidelijk. Er moet ook hier tussen de regels gelezen worden en elk woord heeft gewicht. De onafwendbaarheid van wat moet gebeuren, de grote emoties (haat, liefde, verdriet, wraak), de hele enscenering (desolate velden en boerderijen in de avondschemering, in de verte het aanzwellende vuurwerk voor oudejaar), de dode eend en de al even dode hond,... alle ingrediënten van alweer een Griekse tragedie, zo lijkt het. Door het vertelperspectief - alles wordt bekeken en verteld door de protagonist Ward - wordt het grote drama in een kinderlijke microkosmos geplaatst. Dat vertelstandpunt maakt ook veel duidelijk over de onoverbrugbare afstand tussen de wereld van de groten en de kleinen, en over het resulterende wederzijdse onbegrip. Het contrast tussen het drama van de jongens op de veldjes en het ‘zingen van ongeduld’ in het café verderop loopt als een tergende draad door het boek.
In het verhaal Mansoor of hoe we Stina bijna doodkregen worden haast dezelfde elementen gecomprimeerd in nauwelijks 32 pagina's: geheimen, beklemming en uitgepuurde tragiek in een verhaal over een typisch Vlaamse familiereünie. In de schaduw van een ruzie tussen volwassenen speelt zich een kinderoorlog af. Drie kinderen creëren een eigen imperium met onderhuidse spanningen en conflicten, een spiegelbeeld van het volwassen universum. In het weitje waarin het vreemde spel wordt gespeeld, heerst hun wetmatigheid: verboden voor buitenstaanders. Weer presenteert een ik-verteller het verhaal. Alles klinkt even geloofwaardig. Er wordt gepraat, gekeken, geobserveerd en gedacht met de vanzelfsprekende soberheid van een kind. De complexiteit die de gedragscodes van de grote mensen beheerst, wordt tot een evidente essentie herleid. Macht en onmacht worden - net als in Kus me, Blote Handen en Suzanne Dantine - tegen elkaar uitgespeeld. Niemand wint of verliest helemaal, zo blijkt. De lezer beslist.
Bart Moeyaert neemt al zijn lezers au sérieux. Dat blijkt ook uit de boekjes die hij voor jonge, beginnende lezers schreef. Ondanks de beperkingen die het taalmateriaal voor die leeftijdsgroep stelt, slaagt hij erin indringende verhalen te verzinnen met uitgesproken karakters. Ook hier geen woord te
| |
| |
veel. Alles wat er staat is functioneel en de gebruikte taalregisters zijn origineel en voor jonge kinderen herkenbaar zonder overdreven tuttigheid. Voor altijd, altijd is zo'n boekje. Nanne vindt bij het schaatsen op het meer een intrigerende vrouw met een rode hoed, die wezenloos droevige liedjes zit te zingen. In haar argeloosheid komt ze er maar langzaam achter dat Tasja Mei (zo heet de vrouw) haar verdronken dochtertje toezingt. De gesprekken over sterven en afscheid zijn ontroerend in hun authenticiteit. Afscheid en gemis zijn ook aan de orde in Echt weg is niet zo ver. Weer toont Bart Moeyaert zich een meester in het krachtig ongezegd laten van waar het om gaat. De vader van Roos is vertrokken ‘omdat hij van wijn en ruzie houdt’, en verder: ‘Door wijn kun je niet meer zacht praten, je krijgt er een harde stem van.’ Suggestiever en cryptischer kan het haast niet. De wisselende emoties die dat tijdelijke vertrek bij Roos losmaken, laten niemand onberoerd en klinken zeer geloofwaardig. Moeyaert gaat thema's als alcoholisme en dood niet uit de weg. Alleen weeft hij er geen onnozel tranig verhaal rond.
Vertederende humor voert de boventoon in Die Steeg van ons. De verbolgen en verongelijkte ik-verteller Marte zeurt maar door over hoe het wat duffe en saaie leven in haar steeg (in haar ogen althans) op zijn kop wordt gezet met de komst van Arjan, het jongetje met de engelenstem. Haar eigen tapdanstalenten vervallen erbij in het niet. En dat is moeilijk te verteren. Door de nuchtere en bij wijlen drammerige vertelstijl van het meisje heen hoor en voel je de opgekropte afgunst en nijd van een onttroonde ster. Alweer een sober maar uiterst herkenbaar verhaal. Illustratrice Annemie Heymans versterkte met haar subtiele zwart-wit tekeningen de soms onwezenlijke sfeer van de drie boekjes.
In De man in de maan moest Moeyaert het doen met alleen maar éénlettergrepige woorden en minuscule zinnetjes. Het werd een heus verhaal, grappig en ontroerend. Alles draait om de spraakverwarring tussen ‘man’ en ‘maan’; beginnende lezers worden zo meteen al gevoelig gemaakt voor wat je met letters en taal kan doen.
In samenwerking met de Zweedse schrijfster en tekenares Anna Höglund maakte Moeyaert een opvallend prentenboek. In Afrika achter het hek woont Désirée uit Kameroen naast de ik-verteller in een saaie woonwijk met identieke huizen en tuinen. Nostalgie naar de tropen doet haar plotseling besluiten een lemen hut te bouwen in de achtertuin. Dat zint de buren niet, maar het opent ongekende perspectieven voor de kleine buurjongen. Met zo'n boek bereik je allicht een grotere bewustwording bij het jonge publiek, dan met belerende exposés over interculturele verdraagzaamheid.
Met eenzelfde understatement introduceert De brief die Rosie vond het thema homofilie bij jonge kinderen.
| |
| |
| |
Veeleisend en eigenzinnig
Bart Moeyaert heeft zich in de voorbije jaren eigenzinnig een weg gebaand naar de voorste rij. Zijn werk werd herhaaldelijk gelauwerd met Vlaamse, Nederlandse en Duitse prijzen en nominaties en wordt druk vertaald. Hij is fulltime auteur. Hij vertaalt werk van geestverwanten en schrijft ook bijdragen over design voor Standaard Magazine. In opdracht van BRTN/IKON maakte hij twee televisiescripts.
Het werk van Moeyaert is vaak onderwerp van discussie. Het wordt wel eens als elitair en ‘high brow’ bestempeld. Het impliciete en artistieke karakter van zijn boeken stelt hoge eisen aan de lezer. Toch boren ze bij jongeren die ze lezen ongetwijfeld ongekende lagen aan en wekken ze interessante nieuwe behoeften. Zijn bewuste keuze voor het literaire kinder- en jeugdboek plaatste hem meteen in het nog steeds dunbevolkte kamp van auteurs die de grenzen tussen literatuur voor ‘kleinen en groten’ maar heel dunnetjes vinden. Net als Anne Provoost, Willy van Doorselaer e.a. schrijft Moeyaert leeftijdloze literatuur. Jeugdschrijvers die een kinderboek nog al te vaak gebruiken als vehikel dat moralistische of didactische boodschappen, verpakt in een spannend verhaaltje, bij het jonge volkje moet overbrengen, zien het succes van de ‘literairen’ met ergernis of afgunst toenemen. Het gehakketak over wat een goed kinderboek dan wel mag zijn, is al jaren aan de gang. Commerciële belangen zijn daar uiteraard niet vreemd aan. Toen Moeyaert de overstap maakte van uitgeverij Averbode naar de Vlaamse loot van Querido, zorgde dat voor commotie. Het werk van Moeyaert kreeg tot nog toe slechts één enkele bekroning van een kinder- en jeugdjury, en wordt vooral door volwassen critici en jury's bejubeld. En dat is dan weer koren op de molen van het andere kamp. Intussen gaat Moeyaert, zonder toegevingen, zijn eigen ‘apostolische’ gang met de goede smaak hoog in het vaandel.
Bart Moeyaerts literaire werk maakte in korte tijd een merkwaardige evolutie door. Blote Handen lijkt de voorlopige synthese van de nieuwe verworvenheden en inzichten: een haast fluisterende, ingehouden vertelstijl, een minimum aan verhaalgegevens, een beklemmende suggestieve kracht, een nauwkeurig opgebouwde compositie en karaktertekening, en vooral een meesterlijk web van sfeer en emotie, en dat alles met filmische precisie in tastbare beelden omgezet.
Na een dergelijke culminatie lijkt een nieuwe wending haast onvermijdelijk. Met hooggespannen verwachting kijk ik uit naar wat komt.
| |
Bibliografie:
Duet met valse noten, Altiora, 1983; Terug naar af, Altiora, 1986; Het boek van Niete, Altiora, 1988; Een klap is geen kus, Zwijsen, 1989; Mijn tuin uit!, Zwijsen, 1989; Suzanne Dantine, Altiora, 1989; Een boot in de mist, Zwijsen, 1990; Een kuil om in te wonen, Zwijsen, 1990; Kus me, Altiora, 1991; De man in de maan, Zwijsen, 1992; Voor altijd, altijd, Zwijsen, 1992; Echt weg is niet zo ver, Zwijsen, 1993; Die steeg van ons, Zwijsen, 1995; Blote Handen, Querido, 1995; Afrika achter het hek, Querido, 1995; Mansoor of hoe we Stina bijna dood kregen, Querido, 1996; De brief die Rosie vond, Standaard Uitgeverij, 1997; Wespennest, Querido, 1997.
|
|