Taal- en cultuurpolitiek
Het buitenland en wij
‘Dat klinkt als muziek’, merkte de radio-journalist Ulf Örnklou op tegen Marnix Gijsen toen deze in 1972 voor de Zweedse radio in het Nederlands uit eigen werk voorlas. Ingrid Wikén Bonde, docente Nederlands aan de universiteit van Stockholm, tekende deze complimenteuze uitspraak op in haar dissertatie Wat hat uns dieser Gast wohl zu erzählen? oder Die Jagd nach dem Nobelpreis. Ze brengt daarin de in het Zweeds vertaalde Nederlandstalige literatuur in kaart en onderzoekt de mechanismen en de selectiecriteria die de receptie van deze vertalingen bepalen, of ‘wie die Literatur eines mittelgrossen Sprachgebietes in einem kleinen Sprachgebiet empfangen wird’.
Wikén Bonde pakt de zaken grondig aan. In haar eerste hoofdstuk behandelt ze de interculturele relaties tussen Zweden en de Lage Landen. Vervolgens gaat het over de ontwikkeling van het Nederlands als vak aan de Zweedse universiteiten en de aanwezigheid van Nederlandse literatuur in Zweedse naslagwerken, literatuurgeschiedenissen en media. Uit dit overzicht blijkt dat ook de Zweden worstelen met termen als ‘Vlaams’, ‘Nederlands’, ‘Hollands’ en ‘Belgisch’. Een aantal krasse voorbeelden hiervan komt uit Bra Böckers Lexikon (1983-90): ‘Vlaams’ is een van de drie officiële talen van België, er is pas vanaf 1830 sprake van literatuur in België - als belangrijke ‘Belgische’ auteurs worden Gezelle, Timmermans, Streuvels, Boon, Gijsen en Wolkers (!) genoemd - en Daisne, Van Aken, Boon, Claus, Burssens en Snoek zijn auteurs die in het ‘Hollands’ schrijven.
Het boek sluit af met een uitvoerige bibliografie van Nederlandstalige literatuur in Zweedse vertaling (1830-1995). Wikén Bondes derde hoofdstuk is een voornamelijk kwantitatief commentaar bij deze lijst, waarin o.a. op basis van het aantal vertaalde titels per auteur en de oplagecijfers wordt nagetrokken welk soort literatuur bij de Zweedse lezer het meest geliefd was/is. De conclusie is dat de Zweedse interesse voor literatuur uit Vlaanderen en Nederland in de loop van de onderzochte periode verschoof van literatuur met een moraliserende en religieuze inslag, via ontspannings-lectuur, naar de ‘grote’ literatuur.
Ten slotte heeft de auteur het ook nog over de receptie van vijf naoorlogse schrijvers (Jan Wolkers, Louis Paul Boon, Hugo Claus, Maarten 't Hart en Annie M.G. Schmidt). Daarbij baseert ze zich hoofdzakelijk op recensies en vragenlijsten die aan lezers werden voorgelegd. Elke schrijver wordt op dezelfde manier doorgelicht: wat is het ‘intramurale’ beeld van de auteur, op welke manier werd het specifieke taalgebruik van de auteur in het Zweeds omgezet, hoe werd de auteur in Zweden geïntroduceerd en op welke manier werd zijn/haar werk ontvangen?
In het geval van Claus blijkt bijvoorbeeld dat de vertaling van zijn werk geen sinecure is. Claus kleurt het karakter van een personage vaak in door middel van zijn/haar taalgebruik. De keuze van Per Holmer om in zijn vertalingen van een aantal Claus-romans het merendeel van het gebruikte dialect weg te laten, schakelt dus een functioneel stijlkenmerk van de tekst uit. Interessant is ook de keuze van de te vertalen werken van Claus. Vanaf het midden van de jaren zeventig werden een zestal romans vertaald. Toen na het verschijnen van Holmers vertaling van Het verdriet van België de geruchten over Claus' gunstige Nobelprijs-kansen aanzwollen, ging een aantal vertalers ook aan de slag met zijn gedichten en theaterteksten.
In Wikén Bondes' studie duikt de Nobelprijs trouwens op verschillende plaatsen op als katalysator voor het vertalen van Vlaamse en Nederlandse auteurs. Een kleine maar gestadige stroom Boon-vertalingen droogde spontaan op toen de auteur zich door zijn overlijden uitschakelde als mogelijk kandidaat.
Wikén Bonde kreeg voor haar onderzoek ook toegang tot een deel van het Nobelarchief, waar zij de verslagen over de genomineerde auteurs die al meer dan 50 jaar overleden zijn kon inkijken. Haar conclusie is dat het comité zich steeds grondig van zijn taak heeft gekweten en zich door experts liet adviseren. Zo is bijvoorbeeld de prijs aan Felix Timmermans' neus voorbijgegaan omdat men van mening was dat