Monika van Paemel (º1945) - Foto Gerard Dauphin.
Maar het is vooral de overkoepelende, nadrukkelijk vrouwelijke, zelfs feministische thematiek die er de eenheid van uitmaakt. In Van Paemels wereld staat de man voor de egocentrische, destructieve kracht en de vrouw voor het moederschap en de moederliefde, dat is: de levengevende en levenbeschermende kracht. Samengevat op de eerste pagina van Rozen op ijs, met een korte, aforistische uitspraak die zo typerend is voor Van Paemels stijl: ‘De moed van mannen bestaat erin de dood te trotseren, die van vrouwen het leven te beschermen.’
Toch zijn er ook aanzienlijke verschillen. De thematiek van De vermaledijde vaders staat vooral in het teken van het verzet tegen de ‘vermaledijde vaders’ en tegen de eigen vader, die als een symbool was van de oorlog. Het gebrek aan respect ‘voor die fijne mijnheer die zo nodig in een fout uniform had moeten paraderen’ (hij had in Stalingrad gevochten en er een altijd etterende wonde aan overgehouden, en ‘in zijn haast om de wereld te veroveren’ had hij ook nog ‘onachtzaam een flesje vitriool leeggedronken’) is ook hier niet afwezig (cf. p. 380, p. 408), maar de vader speelt geen noemenswaardige rol meer. Hij is verbonden met het verleden, met de familiegeschiedenis die de rode draad vormt van De vermaledijde vaders.
In De eerste steen werd dit verleden naar de achtergrond verdrongen en wordt het verhaalgebeuren gedomineerd door het alles beheersende, opprimerende verdriet van de moeder die een kind verloren heeft (haar zeventienjarige dochter pleegde zelfmoord) en die dit verdriet beleeft en verwerkt in Jeruzalem, in een omgeving waar de Joods-Palestijnse kwestie tot hevig oplaaiende moord en doodslag aanleiding geeft en waar het moederverdriet, meer nog dan elders, universele én dagelijkse werkelijkheid is.
Ook in Rozen op ijs staat de actualiteit, met zijn politieke en maatschappelijke problemen centraal, maar de hoofdfiguur Perla voert, om de destructieve krachten in de maatschappij te ‘pareren’, een vrijwel onmogelijke opdracht uit. Zij zal, als lid van een clandestiene groep milieuactivisten, in haar eentje naar de noordpool trekken, waar ze niet alleen het noorderlicht ziet, maar ook geheime informatie over onderzeeërs, raketten en vaarroutes onder het ijs overhandigd krijgt. En: ‘[z]e begrijpt eindelijk dat ze niet alleen is in een vijandige wereld, dat er ontelbaren zijn die het leven willen bewaren of in het ergste geval hun huid duur verkopen’ (p. 413).
De structuur van het boek is langzaam naar de climax van deze primaire verhaallijn toe opgebouwd. Het geheel is verteld vanuit het perspectief van Perla, maar het ‘eigenlijke’ verhaal begint pas in deel Vier, dat is goed over de helft van het boek. Daar, op p. 247, neemt Sabena-vlucht SN 626, waarvoor Perla op Zaventem inscheepte in de openingsscène van de roman, een einde met een landing in New York. In de delen Een tot en met Drie wordt slechts heel sporadisch, met een erg dunne verhaaldraad (enkele zinnetjes in OTT) aan deze reis gerefereerd. Het verhaal dat inmiddels wordt verteld (in OVT) bestaat uit fragmenten herinnering, waardoor Perla's voorgeschiedenis en haar gevoelswereld vastere contouren aannemen en de mensen die haar leven bepalen, worden voorgesteld.
Voorop staat, niet toevallig, Isabelle, haar dochter, het kind dat geen kind meer is en dat ze moest loslaten. Dan komen de onvergetelijk scherp getekende grootouders, opa Charles, een kleurrijke, kritisch-afstandelijk maar ook met liefde geportretteerde figuur, en de sterke, bevelende en instruerende oma Sido, die haar nog lang nadat ze overleden is met beklijvende adviezen bijstaat: haar uitspraken staan in Perla's geheugen gegrift. Verder is er nog de tante