wat de personages zeggen en doen, niet uit hoe ze beschreven worden.
Dat spreken is trouwens typerend voor de gedichten van Tellegen. Regelmatig worden dialogen opgenomen of denken de personages hardop (p. 18):
Als ik die woorden eens zó zacht kon zeggen
dat niemand ze kon horen, dat niemand zelfs kon denken
en als iemand dan terug zou zeggen
of desnoods alleen maar terug zou denken,
Dezelfde feeling voor een levendig taalgebruik spreekt ook uit de bekoorlijke stijl van de verteller zelf. Vanaf de eerste woorden brengt hij de lezer waar hij hem wil hebben, in een bepaalde emotionele toestand, als iemand die zich beurtelings rechtstreeks betrokken en zelfs aangesproken voelt, of integendeel als de toevallige luisteraar naar een fictief verhaal of een anekdote. Die hoogst originele invalshoek van Tellegen valt reeds op wanneer enkele willekeurig gekozen beginregels na elkaar geciteerd worden: ‘Ze kwamen elkaar tegen’, ‘Een man schreef een brief’, of nog: ‘“Weet iemand wat liefde is”’... Precies die subtiele variaties op eenzelfde register verlenen aan Over liefde en over niets anders een opmerkelijk rijk palet van schakeringen.
Wat tenslotte de lectuur van Tellegen bovenal tot een heilzame verademing maakt, is het feit dat de dichter - in tegenstelling tot de mainstream van de huidige Nederlandse lyriek - niet op zijn intimistische en suggestief-beschrijvende deurmatje blijft trappelen. Die behoedzaamheid is hem vreemd, ook al omdat zijn wereld probleemloos grotesk en excessief kan zijn. Daarvan getuigen de talloze emoties, die hier niet ingehouden worden. Integendeel, in deze gedichten wordt er geschreeuwd en vurig verlangd, harten worden verscheurd, de wil verschrompelt en ‘boosaardigheid lag in schalen op alle tafels’. En dan heb ik het nog niet over de vele uitroeptekens, de bezwerende herhalingen en de excessieve ‘O’-s.
Het resultaat van dit alles is, zoals verwacht kon worden, bijzonder eigengereid en onweerstaanbaar poëtisch, geschreven volgens een hoogst grillige, maar ijzeren logica. Over de liefde en de eenzaamheid, over het leven en de dood, over de antwoorden en de vragen van het menszijn (op p. 58):
Doodgaan?? Nooit van gehoord!
Maar op een avond, onder een lantaarn, vond ik een gedicht over
doodgaan. Het was verregend en bijna onleesbaar,
Ik leerde het uit mijn hoofd en dacht:
zou er ook zo'n gedicht, zo'n verregend, bijna onleesbaar gedicht,
over de liefde zijn, met alles over de liefde,
en zou ik dat ook iut mijn hoofd moeten leren?
Alleen al voor dat laatste, haast onweerlegbare ‘moeten’ verdient deze bundel het klassiek te worden, en minstens even populair als de eekhoorns, de olifanten en de juffrouw Kachel van Toon Tellegen.
Dirk de Geest
tellegen, toon, Over liefde en over niets anders, Querido, Amsterdam, 1997, 61 p. |