Ons Erfdeel. Jaargang 41
(1998)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Maria Roosen: denken met het gefragmenteerde lichaamPaul Depondt Tentoonstellingen van Maria Roosen (º1957) zijn mises-en-scène. Het is theater, zij het arm en sober toneel. Alles wat ze toont is zintuiglijk, esthetisch, perfect en vooral lichamelijk. Twee borsten in een fauteuil, als een echtpaar; een hertengewei volgepropt met kussens in een statig patriciërshuis; een paar breisels aan een rekje aan de deur; pantoffels van schapenvacht of spiegelende borsten die hangen aan een pruimenboompje bovenop een bergje zand. Haar Amsterdamse galeriehouder Fons Welters, iemand die zelf een bijzonder gelukkige hand van inrichten heeft, bewondert de manier waarop Roosen piekfijn en als vanzelfsprekend haar exposities inricht. ‘Ik ben er vaak dagen mee bezig’, verzuchtte Welters ooit. ‘Maar toen Maria Roosen een keer meedeed aan een groepstentoonstelling wist ik niet wat ik zag. In een mum van tijd herschikte ze een hopeloze opstelling tot iets schitterends. Die meid moet ik nog eens vragen, dacht ik toen.’ Roosen wil excelleren. De gymzaal van het voormalige Arnhemse schoolgebouw waar ze haar atelier heeft ‘is bijna symbolisch voor de atletische manier waarop Maria Roosen de Topsport Kunst beoefent’, zei een criticus. Ze werkt letterlijk onder de ringen en voor het wandrek. Roosen studeerde in 1983 af aan de Arnhemse Hogeschool voor de Kunsten. Ze heeft altijd in Arnhem gewerkt en gewoond. ‘Het is best een lange weg geweest’, zei ze in een interview met De Gelderlander.Ga naar eindnoot(1) ‘Maar je moet voor jezelf steeds een zo hoog mogelijk niveau stellen. Je moet je steeds weer afvragen: is dit het allerbeste wat ik kan bereiken? Ik probeer mijn grenzen steeds weer te verleggen, en dingen te doen die ik nu nog niet kan.’ Roosen streeft naar perfectie. Het verleggen van grenzen, het hoger leggen van de lat, is misschien wel de essentie van haar werk. Ze verzamelt al jaren plaatjes van overwinnaars. De eerste die ze koos, vertelde ze aan criticus Jim Lhamoree van Het ParoolGa naar eindnoot(2), | |
[pagina 54]
| |
Maria Roosen, ‘Spiegelborsten aan de boom’, 1993, geblazen en gespiegeld glas, hoogte ca. 70 cm., Courtesy Galerie Fons Welters - Foto Liedeke Krul.
was de wielrenner Bernard Hinault, die na de zege in een proloog van de Tour de France door zijn beide ouders wordt omhelsd. ‘Het moment van overwinning van mensen die een strijd voeren, daarin ben ik geïnteresseerd’, aldus Roosen, ‘in dat euforische ogenblik waarin alles bij elkaar komt, de tijd even stilstaat en alle opofferingen het waard zijn gebleken.’ Zelf overwon ze in Sonsbeek en Venetië: ze nam in 1993 deel aan de bekende beeldenmanifestatie van Sonsbeek en - samen met Marlène Dumas en Marijke van Warmerdam - exposeerde Roosen in 1995 in het Nederlandse Rietveldpaviljoen op de Biënnale van Venetië. Roosen maakt elke dag schetsjes, aanzetten voor een van haar sculpturen, ideetjes voor een of ander beeld. Schetsen is voor haar een zoektocht ‘om te zien of het allemaal wel klopt’. Het is haar geheugen. Op het papier legt ze ‘de vlinders’ vast die door haar hoofd suizen, eenvoudige dingetjes. Want zo begint het meestal, ‘dicht bij huis, met een toevallig op straat gevonden voorwerp’. Ze combineert kunstobjecten met alledaagse voorwerpen, een glassculptuur met breisels, een hertengewei met enkele kussens die zijn volgepropt met witte slopen. Het is een huiselijke en toegankelijke manier van presenteren en tegelijk ook onmiskenbaar cerebraal en ingetogen. Ze laat zich, naar eigen zeggen, zowel door de poëtische als door de gewone of terloopse kanten van die voorwerpen inspireren. Roosen kiest eenvoudige middelen die ze als het ware vervreemdt: een klomp, een schoen of een Lederhose. De door | |
[pagina 55]
| |
haar zeer bewonderde glasblazer Bernard Heesen blaast vervolgens vloeibaar glas in de broekspijpen. Het vloeit in de grillige structuren van zo'n banale mal. Glas laat ze vloeien zoals aquarelverf op papier. | |
Kannen vol verhalenOp de Rotterdamse expositie The pleasure of being involved in 1991 toonde ze voor het eerst een glazen object: een transparante kan, gevuld met melk. Het was een spiegelende en crème-zachte opstelling, even aanlokkelijk als haar latere glazen ‘negerzoenachtige vormpjes’ op een oude Chesterfieldstoel. Haar beelden hebben een gevoelige huid. Ze glanzen, schitteren, trillen, spiegelen en verbazen. De kannen liggen soms, slap als een dweil, op de grond. Ze doet er vloeistof in. Haar kannen zijn gebruiksvoorwerpen, althans ze wil dat ze gebruikt worden, en niet zomaar op tafel als serviesgoed. De vloeistof in de kannen moet worden ververst; ze moeten schoongemaakt worden. De geur van de vloeistof kan een rol spelen, aardbeienlimonade bijvoorbeeld. Zelfs het soortelijk gewicht is belangrijk. Chocolademelk is anders dan limonade. ‘Eerst melk, dan chocolademelk en vervolgens limonade. Het is hetzelfde ding, maar het geeft steeds een ander beeld.’ Roosen maakt antropomorfe vormen, lichaamsdelen van glas. Haar vazen zijn gevuld met glazen bloemen, slappe stengelvormen die doen denken aan het mannelijke geslachtsdeel. Het zijn niet de enige antropomorfe verwijzingen in haar werk. Veel vazen zijn geblazen in de vorm van borsten, ballen of penissen. ‘De kannen hebben iets menselijks. Ze hebben ieder een apart verhaal. Je hebt grote, dikke en dunne; verschillende types die hun eigen karakter bezitten.’ Een gestolde vleesklomp op een bok, op zo'n springtoestel uit de gymzaal, herinnert aan haar atelier. Het lijkt wel Francis Bacon. Het is geen torso, zegt Roosen, maar een kruis van glas: enkel een heup met twee stompjes als benen. Ze heeft een Lederhose gebruikt als mal. ‘De binnenkant van een Lederhose suggereert natuurlijk heel veel’, preciseert Roosen. ‘Het kruis is een spannend gebiedje van het menselijk lichaam.’ Op een dag zag Roosen in het Nederlandse Waalwijk een paar schoenen van de Reus van Rotterdam. Die Nederlandse Gulliver, die leefde van 1923 tot 1955, was 2,73 meter groot. Hij had als schoenenmaat 63. Roosen was behoorlijk onder de indruk. Ze was zo geroerd dat ze voor hem postuum twee paar pantoffels maakte, maat 63, roze voor doordeweeks en een chiquer, donkerrood paar voor 's zondags. | |
ZinnelijkHaar werk is verwant aan dat van Marlène Dumas, Louise Bourgeois of Cindy Sherman. Maar het doet ook denken aan Francis Bacon. In haar beelden her- | |
[pagina 56]
| |
Maria Roosen, ‘Kan met kabeltrui’, 1996, glas, wol, hoogte ca. 55 cm., Courtesy Galerie Fons Welters - Foto Edo Kuipers.
ken je uitgesproken mannelijke en vrouwelijke elementen. Sommige critici noemen haar werk typisch vrouwelijke kunst. In haar gesprek met Lhamoree zegt Roosen: ‘Waarom zou ik dat element ontkennen? Maar ik maak van dat vrouwelijke geen pamflet, ik zwelg er niet in; ik maak er gebruik van. Wat ik niet begrijp is dat iedereen op z'n kop staat als ik twee borsten in een boom hang, terwijl mannen al honderden jaren borsten hebben getekend, geschilderd en gebeeldhouwd. Die borsten in de boom kunnen net zo goed ballen zijn.’ Een goed beeld moet kunnen genezen, parafraseert Roosen de beeldhouwer Constantin Brancusi. Dat klinkt onmiskenbaar minder masculien. Het is een vrouwelijker aspect dat door veel mannelijke kunstenaars is verwaarloosd. Beelden van vrouwelijke kunstenaars, zegt de Franse schrijfster Julia Kristeva, zijn vaak onbeschaamd lyrisch - zoals de glazen borsten van Roosen - maar tegelijkertijd ‘voor altijd gekwetst en ontevreden en daarom zo gehecht aan het leven, zo gebonden aan het geweld en aangepast aan het moderne leven’. Het pruimenboompje bovenop een bergje zand, een boompje uit haar eigen tuin, draagt twee spiegelende borsten. Roosen combineert | |
[pagina 57]
| |
Maria Roosen, ‘Rode voeten’ (Tongschoenen), 1993, geblazen glas, 33 × 14 × 17 cm.; 30 × 12 × 16 cm., Courtesy Galerie Fons Welters - Foto Liedeke Krul.
die enorme gespannen borsten met de bloesemknoppen van de boom. In al Roosens opstellingen spelen verleiding en lust, vruchtbaarheid en leven een belangrijke rol. De glazen objecten hebben een erotische of zelfs wellustige lading. Ze zijn intens zinnelijk. Haar kannen hebben iets menselijks. Ze ademen. Je kunt ze strelen en koesteren. Maar er gebeurt zoveel meer: de vormen zijn fragmenten. Roosen hakt het lichaam als het ware in stukken, ze deconstrueert het. De fragmenten worden sporen. De kunsthistorica Linda Nochlin beschouwt het fragment als de metafoor van de moderniteit. Vroeger was een schilderij of een beeld heroïsch en allesomvattend. Vanaf eind achttiende eeuw richtten kunstenaars, gedreven door twijfel en zoeken, zich meer en meer op het detail. In een bekende prent van Henry Fuseli, The Artist Overwhelmed by the Grandeur of Antique Ruins, zie je een figuur in een zorgwekkende houding van kommer en kwel bij een gigantische voet en een metershoge hand. Het geheel, zeg maar het klassieke historiestuk, maakte plaats voor het fragment. De Amerikaanse feministe Adrienne Rich zegt in Of Women Born ervan overtuigd te zijn dat ‘er manieren van denken bestaan die wij nog niet kennen’. Volgens haar denken vele vrouwen in vormen die het traditionele denken ontkennen. ‘Wanneer ik stel dat wij nog helemaal niets begrepen of onderzocht hebben van ons biologisch fundament, van het wonder en de paradox van het lichaam van de vrouw en zijn spirituele en politieke beteke- | |
[pagina 58]
| |
Maria Roosen, ‘Roosenkrans’, 1997, glas, metaal, lengte ca. 10 m., Courtesy Galerie Fons Welters - Foto Edo Kuipers.
nissen, dan vraag ik mij echt af of vrouwen niet eindelijk kunnen beginnen te denken via het lichaam en dat samen te brengen wat zo wreed uiteen is gehaald.’ Wat Rich schrijft, laat Roosen zien: het lichaam in stukken, het gedeconstrueerde lijf in groteske en erotisch geladen opstellingen. Elke mise-en-scène van Roosen is denken via het lichaam, zowel het getourmenteerde en door het leven geblesseerde lichaam als het verleidelijke. |