op de repressie een einde neemt en de zogenaamde Calvinistische Republiek begint. Meteen geeft dit ook de sterke verwevenheid aan tussen religieuze ontwikkeling en politieke context.
In een eerste deel worden we binnengeleid in de Antwerpse stedelijke samenleving van de 16de eeuw. In deze periode groeide de Scheldestad uit tot een wereldstad, de handelsmetropool van het westen. Deze economische groei leidde onder meer tot een brede, geemancipeerde middenklasse, die openstond voor intellectuele en religieuze vernieuwing. Deze vernieuwing voltrok zich volgens een complex weefsel van stedelijke sociabiliteit. In het bijzonder verwijst Marnef naar de impact van het rederijkersleven, de verfijnde onderwijsstructuren en het gedrukte boek. Tevens bevestigt hij in het religieuze leven de breuk met de laat-middeleeuwse heilseconomie, die zich rond 1520 voltrok.
In het tweede en derde deel zijn achtereenvolgens de opmars (1550-1567) en de verdrukking (1567-1577) van het Antwerpse protestantisme aan de orde. Het verhaal is dat van gemeenten onder het kruis, die zich in het geheim organiseerden en recruteerden. Dit ondergrondse bestaan verklaart meteen de geringe slagkracht van het lutheranisme, dat per definitie niet tot gemeentevorming overging. Calvinisten en doopsgezinden deden dat wel. Het ondergrondse bestaan en het zware engagement dat dit met zich meebracht, leidde tot een soort exclusiviteit. In het calvinistische kamp zou de discussie over het al dan niet toelaten van leden die zich uiterlijk aan de katholieke kerk conformeerden, aanhouden tot in de 17de eeuw. Veel aandacht gaat uit naar de doopsgezinde beweging, en dit is in het verleden niet steeds het geval geweest. De doopsgezinden profileerden zich als de meer radicale protestanten en bewogen zich in de marge van de stedelijke samenleving.
Ontegensprekelijk was het calvinisme met zijn voorbeeldige organisatie en internationale verankering het meest van belang binnen het Antwerpse protestantisme. Zeker tijdens het Wonderjaar 1566, toen de nieuwe religie even het statuut van publieke kerk kon aannemen en het calvinisme zich tot een belangrijke politieke machtsfactor kon ontwikkelen. Vooraanstaande figuren uit de commerciële en politieke wereld bekenden zich toen openlijk tot de nieuwe religie. Marnef besteedt vooral aandacht aan de politiek-religieuze implicaties en aan de verbreding van de recrutering. Hij raamt dat in 1566 zowat een derde van de stadsbevolking voor het protestantisme gewonnen was. De harde repressie die ten tijde van de hertog van Alva volgde op het Wonderjaar zorgde voor een diaspora, maar het is karakteristiek voor de veerkracht van het Antwerpse protestantisme dat de ondergrondse gemeenten nooit echt hebben opgehouden te bestaan. Marnef gaat de grote vragen niet uit de weg en integreert daartoe op een bijzonder vlotte manier nieuwe inzichten: de sociabiliteit, de socioculturele doorlichting van de protestantse gemeenschap, de middengroepen. De kerkelijke middengroepen, waarvoor Jan Juliaan Woltjer als eerste aandacht vroeg, speelden een grote rol en helden naargelang de politieke context over naar het katholieke of protestantse kamp. Marnef waagt zich zelf aan kwantificering (15.000) op basis van het aantal toehoorders bij de hagenpreken (1566), reconcilianten ten tijde van Alva en na de Val van Antwerpen (1585). De vraag of de specifieke religieuze leefwereld zich ook in een eigen culturele identiteit vertaalde, leverde zeker voor het calvinisme een positief antwoord op. Daartoe werd gepeild naar het boeken- en schilderijenbezit en naar de voornaamgeving. Dit kon pas gebeuren op basis van een bijzonder uitvoerige prosopografie, die op haar beurt steunt op een exhaustief bronnenonderzoek.
De accuraatheid waarmee Marnef de verwevenheid van het protestantisme in een stedelijke context blootlegt, zorgt voor een beter en meer genuanceerd begrip van religieuze processen. Dat dit gebeurde voor de stad die in de 16de eeuw als draaischijf van het Nederlandse en zelfs internationale protestantisme fungeerde, verhoogt nog de waarde van het boek. Met deze prachtstudie neemt Guido Marnef een vastberaden plaats in in de internationale school van jonge historici die de studie van 16de-eeuwse religieuze geschiedenis de laatste jaren naar nieuwe wegen heeft geleid. Het is dus uitkijken naar zijn lopend onderzoek, waarin de periode van de Calvinistische Republiek (1577-1585) aan de orde zal zijn.
Ludo Vandamme
guido marnef, Antwerpen in de tijd van de reformatie: ondergronds protestantisme in een handelsmetropool 1550-1577, Kritak, Antwerpen/Meulenhoff,-Amsterdam, 1996, 377 p. |