Dit zijn trefzeker geformuleerde verzen waarin Lut de Block de essentie van deze dichtbundel blootlegt: oude wonden steeds weer dichten.
Hoe moeilijk dat soms is, bewijst het slotgedicht van de cyclus ‘Mouvements’: om toch nog over zichzelf en haar emoties te kunnen blijven schrijven, wijkt ze uit naar de derde persoon, zodat ze over ‘ik’ kan schrijven als over ‘ze’. De vragen waarmee de cyclus eindigt, klinken dan ook afstandelijker dan ze in werkelijkheid bedoeld zijn:
Is deze kamer nog het middelpunt
van wat haar raakt en wat de wereld is.
Of leeft ze steeds meer van gemis,
steeds minder van wat is (p. 27)
In ‘Klein bestiarium’ beoefent Lut de Block een soort eigentijds emblemata-poëzie.
De gedichten hebben namen van dieren als titel (pantoffeldiertje, zeug, oester, amoebe, duif, octopus, waarvan een naar biologische exactheid strevende beschrijving overgaat in een metaforisch commentaar op la condition humaine, en dan in het bijzonder die van de vrouwelijke soort. Zoals de oester rauw uitgeslurpt wordt, zo consumeert de man de vrouw in wat liefde heet. Indrukwekkend beschrijft ze dat in het gedicht ‘oester’, dat met deze regels begint
Ze kan haar sluitspier nauwelijks beheersen
als hij met moordend mes haar weekheid
en als volgt eindigt:
Wie koestert er een oester. Hij lust haar rauw,
hij zuigt haar leeg, hij gooit haar weg. (p. 33)
Opvallend in deze cyclus, maar ook in de gehele bundel is De Blocks voorkeur voor de stijlfiguur van de paronomasia, het op elkaar betrekken van bijna homofone of homografe
Lut de Block (º 1952) - Foto David Samyn.
woorden: praait - paait, koestert - oester, gebraad - gebroed, ‘het
spit in de oven, de
spil van jouw bestaan’. Deze licht maniëristische toets contrasteert met de soms erg sombere sfeer in haar gedichten.
De meest aansprekende cyclus zal voor vele lezers wellicht de slotcyclus ‘Vruchtgebruik’ zijn, waarin een warme moeder-dochterrelatie gestalte krijgt in gedichten die verschillende fasen in die verhouding memoreren, zonder nostalgisch geklaag of maternalistische hebberigheid. In ‘Vruchtgebruik’, zoals trouwens in de hele bundel Entre deux mers, brengt Lut de Block met een krachtige schrijvershand vrouwelijke klemtonen aan in het menselijk bestaan, getekend door ‘amor en amor fati’.
Joris Gerits
lut de block, Entre deux mers, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1997, 47 p. |