De Franse Nederlanden
Naar jaarlijkse traditie behandelt dit jaarboek een breed scala van onderwerpen. Verspreid over vijf Nederlandstalige, vijf Franstalige en drie tweetalige artikelen komen theater, schilderkunst, pers, economie, literatuur, politiek, godsdienst, museum- en archiefwezen aan de orde. Enkele artikelen handelen over de actualiteit; andere hebben een historisch karakter. Kortom, de gehele waaier aan thema's die onder de brede noemer ‘cultuur’ - het interesseveld van het jaarboek - te vatten zijn, komt hier aan bod.
De Franse Nederlanden komen in dit jaarboek logischerwijze naar voren als een culturele micro-kosmos. Uit de artikelen die een overzicht bieden van recente ontwikkelingen in de musea voor schone kunsten, in de Rijselse theaterwereld en van de positie van het Nederlands in Frankrijk blijkt telkens dat de overheid - vooral via subsidiëring en erkenning - het culturele leven in de regio's wil stimuleren. In de jaren zestig lanceerde André Malraux de ‘Centres Dramatiques Nationaux’ en in de jaren tachtig werden diverse ‘Fonds régional d'Acquisition pour les Musées’ opgericht. In beide gevallen geldt duidelijk dat overheidsinitiatieven weliswaar nuttig en misschien zelfs noodzakelijk zijn, maar dat ze slechts succesvol kunnen zijn in de mate dat diegenen die op lokaal of regionaal vlak voor de uitvoering moeten zorgen (theatermakers, conservators) met de geboden mogelijkheden creatief omspringen. Zo is Rijsel een springlevende theaterstad geworden, met een ruim aanbod aan erg uiteenlopende gezelschappen en repertoires; zo zullen diverse lokale en regionale musea nog geruime tijd een gericht aankoopbeleid moeten volhouden om hun doelstelling - een staalkaart bieden van wat de regio produceerde - te bereiken.
De beslissing van Parijs om het CAPES (Certificat d'Aptitude au Professorat de l'Enseignement du Second Degré) Nederlands in te stellen zal voor de positie van het Nederlands in (Noord-) Frankrijk niet zonder gevolgen blijven. In juni 1998 zal het eerste examen kunnen worden afgelegd. Hoewel van een dergelijke maatregel op korte termijn geen spectaculaire effecten mogen worden verwacht, heeft deze beslissing een grote betekenis als een door de overheid gegeven signaal. De betekenis van deze beleidsbeslissing blijkt onder meer uit het overzichtsartikel van zeventig jaar Nederlands aan de katholieke universiteit van Rijsel.
In deze drie gevallen is dus telkens sprake van wisselwerking tussen overheidsinitiatief en lokale acties. Ze tonen aan dat de rol van de overheid zich het beste beperkt tot het creëren van een kader, waarin dan duizend bloemen kunnen bloeien. Een ‘cultuurpolitiek’ in de zin van een regelgevend, natievormend beleid heeft een betuttelend effect dat de culturele creativiteit niet begunstigt. Deze politiek kan echter wel nuttig zijn met het oog op een conserverende collectievorming, die zonder een dergelijk beleid niet binnen handbereik zou zijn.
Ook wat betreft de geschreven pers sluit Frans-Vlaanderen aan bij de West-Europese ontwikkelingen. De ‘traditionele’ waaier van kranten heeft het moeten afleggen tegenover één reus: La Voix du Nord. Deze vertoont meteen echter een aantal zwakheden, eigen aan elke grote financiële groep: het voortbestaan hangt eerder af van de commerciële resultaten dan van de journalistieke inzet enerzijds, terwijl een quasi-monopoliepositie anderzijds de diversiteit van de achtergrondinformatie niet ten goede komt. Net zoals elders echter, komt er reactie tegen deze situatie: er komen nieuwe initiatieven van de grond en/of bestaande herrijzen onder een andere gedaante. Met andere woorden, in welke hoedanigheid de geschre-