Nederlands en Indonesisch
Onder de vele taalboekjes die er de laatste jaren uitkomen, vinden we er ook een paar over het Indisch Nederlands en het Nederlands in Indonesië. Ik denk aan Joop van den Bergs Soebatten, sarongs en sinjo's (Bzztôh, Den Haag, 1990), aan Petjoh. Indisch Woordenboek, de woordenlijst van Fred S. Loen (Uitgeverij Insulinde, Rotterdam, 1994), en aan het boekje Ongkos Gratis (T.Z. Warung Bambu, Breda, 1995). Een aardige aanvulling hierop wordt nu geboden in Derk Jan Eppinks De stille kracht van taal. Over de wederzijdse beïnvloeding van het Nederlands en het Indonesisch.
Dit boekje wil laten zien, wat voor lexicale sporen het verkeer tussen Nederlanders en Indonesiërs in de loop der eeuwen in beide talen heeft nagelaten. Enerzijds zijn er Maleise woorden in het Nederlands doorgedrongen, zoals pienter, amper, soebatten, bakkeleien, piekeren, klewang, kras en branie.
Anderzijds zijn er Nederlandse woorden in het Indonesisch terecht gekomen, zoals ongkos, pensiun, knalpot, tante, gratis, potlot en spanduk.
Dit ruilverkeer is altijd een ongelijke affaire geweest: terwijl het Nederlands zo'n 500 woorden aan het Indonesisch ontleend heeft, zijn er omgekeerd ruim tien keer zo veel Nederlandse woorden in het Indonesisch terechtgekomen. Dit blijkt ook duidelijk uit de twee woordenlijsten die Eppink achterin zijn boek heeft opgenomen, één met ruim tachtig van oorsprong Maleise woorden in het Nederlands (van amokmaker tot toko), en een veel langere, met zo'n 1800 Indonesische woorden van Nederlandse komaf (van abatoar tot zeni (genie)).
In een serie thematische hoofdstukjes laat Eppink de verschillende levensgebieden de revue passeren waar deze Nederlandse invloed te vinden is. Bij eten en drinken vinden we in het Indonesisch woorden zoals bir, en buncis (boontjes). Opvallend is dat de woorden voor kaas en boter nu juist aan het Portugees ontleend zijn (mentega, keju), evenals de woorden voor kerk en school (gerega, sekolah), terwijl de vloek Hotperdom weer uit het Nederlands komt.
Woorden voor zaken uit het Westen zijn vaak via het Nederlands in het Indonesisch terecht gekomen, op allerlei gebied: moderne techniek (listrik, kulkas, ritsleting), kleding (rok, kaus, dasi), gezondheidszorg (apotik, asien, resep, opname), het verkeer (stasiun, bis), woningbouw en inrichting (kamar, plafon, mebel), recht en orde (polisi, vonis, formulir, instansi), leger en bestuur (kapten, letnan, resimen, parlemen, menten). Daarnaast zijn er ook typisch