Ons Erfdeel. Jaargang 40
(1997)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 604]
| |
Piet Swerts(º 1960).
Al tweemaal in zes jaar tijd werd een partituur van hem uitgekozen als opgelegd werk voor de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd en eind vorig jaar ging zijn opera Les liaisons dangereuses te Gent in wereldpremière. Hij behoort bovendien tot de vruchtbaarste en veelzijdigste componisten van zijn generatie. Piet Swerts (Tongeren, 14 november 1960) studeerde van 1974 tot 1985 aan het Lemmens-instituut te Leuven. Naast een tiental eerste prijzen behaalde hij er het Hoger Diploma voor piano (1982) en de Prijs-Lemmens-Tinel voor compositie (1985). Sinds 1982 is hij als leraar aan dat instituut verbonden; momenteel als docent piano en compositie en als dirigent van het Ensemble Hedendaagse Muziek. Zowel in binnen- als buitenland verzorgde hij talrijke pianorecitals en orkestdirecties. Hoewel hij als componist autodidact is, volgde hij in 1981 een internationale zomercursus voor compositie in Polen bij W. Lutoslawski, V. Kotonski en M. Stachowski. Reeds vroeg en nog voor hij met zijn studies aan de muziekhurnaniora van het Lemmensinstituut startte, begon hij te componeren. Inmiddels telt zijn oeuvre meer dan honderd werken. Daarin zijn alle genres vertegenwoordigd: orkest- en kamermuziek, veel pianowerken, liederen en andere vocale partituren tot en met twee opera's en een passie-oratorium. Verscheidene van die composities werden bekroond: Parallaxis (1977) voor houtblazerstrio met de laureaatsprijs tijdens de Belgisch-Nederlandse Componistendagen; Apocalyps (1984) voor orgel met de eerste prijs in de compositiewedstrijd Baron Flor Peters; Droombeelden (1986), een compositie voor strijkorkest, met de vierjaarlijkse Prijs Camille Huysmans; het pianoconcerto Rotations (1987) met de Sabamprijs; een strijkkwartet (1991) met de Muizelhuis-Prijs; het koorwerk Tien kwatrijnen (1992) met de Nederlandstalige Prijs voor Vocale Muziek, enz. De compositietechniek van Piet Swerts valt niet netjes onder te brengen binnen een of andere afgelijnde stijlstroming. Een van zijn vroegste werken, het bekroonde Parallaxis uit 1977, componeerde hij in een uitgesproken avant-gardestijl met aleatorische elementen. ‘Ik dacht dat men zo moest componeren om modern te zijn. Het enige positieve was mijn lef om zoiets te schrijven, maar het klinkend resultaat trok op niets. Nooit meer zo cerebraal schrijven was de boodschap die ik daaraan overgehouden heb.’ Piet Swerts zet zich uitdrukkelijk af tegen de intellectualistische muziek uit de jaren '50 en '60. Hij laat zich veeleer door zijn intuïtieve inspiratie en emotie leiden. Die giet hij in een kernachtige structuur, die samen met het componeren groeit. Of men dat nu als postmodern of conservatief bestempelt, laat hem koud. Hij componeert in de eerste plaats voor zichzelf, ‘maar je mag het publiek niet verloochenen. Zo van: wat ik maak, wordt geschiedenis en dat kunnen de mensen toch niet begrijpen. Dat is vals. Een goed stuk slaat altijd aan. Het bevat dezelfde ingrediënten als 200 jaar geleden. De essentie van de muziek kun je niet veranderen.’ Het is dan ook niet verbazingwekkend dat je in zijn muziek technieken uit het verleden en invloeden van andere componisten aantreft. Toch is Piet Swerts geen eclecticus: hij zet een traditie voort met ingrediënten uit de gehele muziekgeschiedenis, zonder ooit te vervallen in een pastiche. Om het even welke herinnering aan vroegere stijl- of vormprocédés, om het even welke invloed verwerkt hij steeds op een persoonlijke en organische manier in een eigentijdse taal, die ook de toehoorder in de ban houdt. Piet Swerts beschikt over een enorm aanpassingsvermogen op stilistisch gebied. Zijn muziek omvat op het eerste gezicht zeer uiteenlopende stijlen. Toch zijn er een aantal | |
[pagina 605]
| |
merkwaardige constanten in te ontdekken. Zijn partituren zijn meestal beknopt en overzichtelijk van vorm; geen uiteenrafelingen, geen bladvulling. Heel dikwijls vertrekt hij van een kernachtig motief, dat hij op een uiterst vrije en verrassende wijze, maar altijd even consequent, verwerkt. Voor hem is het tonale systeem nog lang niet opgedroogd. Wel gaat hij, indien nodig, met zijn expressieve chromatiek tot de uiterste grenzen van de tonaliteit. Opvallend is ook dat veel van zijn composities een extra-muzikale titel hebben. Toch zijn ze geen vormen van programmamuziek rond een verhaaltje. Ze zijn veeleer uitingen van de gemoedstoestand van de componist, bijvoorbeeld naar aanleiding van een gedicht of een gebeurtenis. Volgens hem moet de muziek haar eigen verhaal vertellen. ‘Wanneer ik componeer, ben ik louter als musicus bezig. Slechts één ding hou ik voor ogen bij het schrijven: elke noot moet precies op de juiste plaats staan. Ik wil een zo gebald mogelijke vorm bekomen waarin elk gegeven consistent is verwerkt.’ Zijn derde pianoconcerto met de titel Enigma (1991) werd geïnspireerd door ‘de vraag naar wat het mysterie van het leven inhoudt; een vraag die niet per se een antwoord behoeft, maar toch gesteld moet worden.’ Piet Swerts componeerde heel wat pianomuziek. Niet zo verwonderlijk als men weet dat hij een uitstekend pianist is. Op een recentelijk verschenen cdGa naar eindnoot(1) vertolkt hij een bloemlezing uit zijn pianoliteratuur. Die verdeelt hij grosso modo in drie categorieën. De romantische bladzijden worden gekenmerkt door een rijke melodische inspiratie, nu eens in een meditatief klankenbad gedrenkt, dan weer geboetseerd tot een virtuoos pianospel. De stukken voor kinderen zijn speelse, veelal geestige miniatuurtjes in een ongedwongen sfeer. De polyfone werken zijn knappe hoogstandjes, onmiskenbaar in de geest van Bach, maar echt origineel van textuur. ‘Liaisons dangereuses’, opera van Piet Swerts in de Vlaamse Opera (seizoen 1996-1997)-Foto Annemie Augustijns
De Koningin Elisabethwedstrijd voor piano in 1987 maakte de componist op slag in ruime kring bekend. Zijn Rotations voor piano en orkest werd twaalfmaal als verplicht werk door de finalisten uitgevoerd. In dat vierdelige werk zit de piano organisch verweven in het orkest. Het is hoegenaamd geen revolutionair of virtuoos huzarenstukje, veeleer een delicate en rijkgeschakeerde sfeerschepping. De diverse stemmingen werden ingegeven door verschillende versregels uit het gelijknamige gedicht van de Luxemburgse poëet R. Schaack-Etienne. De orkestrale kleuren doen soms aan M. Ravel denken, de romantische gloed wel eens aan S. Rachmaninov, en enkele ritmische effecten aan de jazzmuziek. Structureel is het gebouwd op een melodische figuur, die in een cyclische structuur herhaaldelijk opduikt. In 1993 werd zijn Zodiac voor viool en orkest onder 154 inzendingen uit 28 landen door een internationale jury bekroond met de Prijs-Koningin Elisabeth. Meteen werd het gekozen als opgelegd werk voor de finale. Andermaal een partituur die zowel door de finalisten als door de toehoorders en de pers gunstig werd onthaald. Ook die compositie bestaat uit sfeerscheppende taferelen met een rijke muzikale inhoud in wisselende structuren. Ze is opgevat als een muzikaal jaarboek rond de twaalf sterrenbeelden van de dierenriem. Elk van die beelden refereert bovendien | |
[pagina 606]
| |
aan het karakter van een van zijn familieleden en bezit een specifieke sfeer en een eigen vorm. Zo verwijst de Ram naar de broer van de componist. Die ‘Toccatina’ zet in als een wervelende dans. De componist beschouwt dit werk als een boodschap van liefde en hoop. Voor hem is het als een romantische vlucht van de aarde naar de onmetelijke hoogte, ‘waar er nog hoop is voor de mensheid’. Onder de indruk van de Passionen van J.S. Bach, die hij in het Lemmensinstituut grondig leerde kennen, componeerde hij in 1987-1988 zijn Passio Domini Nostri Jesu Christi Secundum MarcumGa naar eindnoot(2) voor vier solostemmen, koor en orkest. Hij karakteriseert dat werk als een ‘doorgecomponeerd o(pe)ratorium’, eigenlijk een opera op een bijbels gegeven. Het is alleszins een sterk dramatisch en pakkend werk. Het lijdensverhaal wordt niet door een tenor als ‘evangelist’ maar door de verschillende solostemmen en door het koor voorgedragen. Enkele malen wordt het onderbroken door een meer beschouwende passage naar aanleiding van een psalmtekst, door een diepbezielde elegie voor strijkers of door het redere erj subtiel gekleurde Stabat Mater. Vorm, stijl en expressie zijn volmaakt op de kracht en de inhoud van het woord afgestemd. Het uitgebreide orkest speelt een zeer voorname rol. Het verscherpt het dramatische gegeven en wordt meer dan eens klanksuggestief aangewend. Ook in de vocale partijen gaat heel wat symboliek schuil. De hogepriesters bijvoorbeeld declameren hun woorden in de ‘holle’ kwint-kwartparallellen van het achtste-eeuwse organum. Hoewel deze Marcuspassie in de verste verte geen kopie is van een barokpassie, zit er toch een duidelijke verwijzing naar J.S. Bach in: o.a. een reminiscentie aan het beginmotief uit het slotkoor van de Johannes-Passion; volgens de componist ‘een hommage aan de grootste toondichter aller tijden’. Piet Swerts bestempelt de opera als het volledigste uitdrukkingsmiddel in de keuzewaaier van expressiemogelijkheden. Het ligt dus voor de hand dat hij zich ook aan dat genre zou wagen. Zijn eerste (‘nulde’) opera, Ajas (1985) naar het bekende toneelstuk van Sophocles, vond hij een formidabele oefening. Toch was hij blij dat het stuk nooit werd opgevoerd. ‘Dit vooral om redenen van zelfkritiek, met name de stijleenheid was dikwijls zoek, en de orkestratie was nogal sober.’ Toen hij overwoog om een nieuwe poging te ondernemen met The pearl van John Steinbeck, kreeg hij van Marc Clémeur, de intendant van De Vlaamse Opera, het verzoek een opera te componeren. M. Clémeur kon hem ervan overtuigen een ander onderwerp te nemen. Op diens aanraden werd het Les Liaisons dangereuses (1994-1996) naar de gelijknamige briefroman van Pierre Choderlos de Laclos. Of dat nu precies het ideale onderwerp is voor een opera, blijft de vraag. Wat in een filmproductie (Stephen Frears) kan worden gerealiseerd, is daarom nog niet haalbaar op een operascène. De wereldprimeur vond plaats te Gent op 17 december 1996. Het libretto voor Les liaisons dangereuses werd samengesteld door Dirk Van der Cruysse. Geen sinecure om alle zielenroerselen uit de roman op een boeiende manier in een visueel, scènisch drama om te zetten. Hij (re)construeerde dialogen, die er in de briefroman niet zijn en schreef een verantwoord maar nog iets te uitgesponnen libretto. Na veel schrappen en herschrijven stelde Piet Swerts een partituur samen die sterk dramatisch, coloristisch en stuwend is uitgewerkt. Het orkest heeft een uitgesproken symfonisch karakter, dat nu eens met Mozartiaanse eenvoud, dan weer meteen Ravelliaans raffinement getekend is. Het evoceert of beklemtoont bijna minutieus de gevoelens van de personages en de sfeer van het psychologisch gebeuren. Nu en dan overstemt het wel de zangpartij. Die zangpartij is overwegend declamatorisch uitgeschreven en knap afgestemd op de prosodie, de intonatie en de zwier van de Franse taal. Ze bevat bovendien enkele echt ontroerende, lyrisch-dramatische momenten, in de geest - maar helemaal niet als een kopie - van Puccini. Daarnaast duiken nog muzikale herinneringen op aan Wagner, Strauss, Britten, Sjostakovitsj e.a. Traditie, vernieuwing en persoonlijk accent zitten in deze Frans getinte partituur wonderwel in elkaar vervlochten. Het geheel werd gepresenteerd in een eenvoudig, doch passend decor maar in een ietwat magere regie. Ondanks enkele tekortkomingen op vocaal gebied, bracht De Vlaamse Opera met Les Liaisons dangereuses in elk geval een kwaliteitsproduct voor het voetlicht. Zoals zijn andere muziek mag ook deze opera van Piet Swerts in het hedendaagse, in- | |
[pagina 607]
| |
ternationale muziekrepertoire een verdiende plaats krijgen.
Hugo Heughebaert |
|