Ons Erfdeel. Jaargang 40
(1997)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdLimburg 1975-1995De flamboyante Louis Roppe was een kwarteeuw gouverneur van de Belgische provincie Limburg, toen hem in 1975 een ruim overzicht in boekvorm werd aangeboden over vijfentwintig jaar Limburg: Limburg in woord en beeld, van 1950-1975! Zijn opvolger, Harry Vandermeulen, ging eind 1995 met pensioen; hij was gouverneur van Limburg sinds 1978. Naar aanleiding daarvan werd een vervolg gemaakt op dat eerste overzichtsboek, dit keer over twintig jaar Limburg tussen 1975 en 1995.Ga naar eindnoot(1) Louis Roppe werd nog tijdens zijn gouverneursperiode een maatschappelijk en sociaal begrip. Hij was niet alleen een bourgondisch man, die graag onder de mensen kwam en nog liever met hen feestvierde. Hij was ook de man die de wereld afschuimde om voor zijn provincie nieuwe mogelijkheden te zoeken. Zijn grootste huzarenstukje daarbij was uiteraard dat hij Ford kon verleiden tot een grote inplanting in Genk, een ingreep waaraan vandaag met heimwee wordt teruggedacht. Een eventuele heruitgave van iets als de Ford-vestiging in Limburg zou immers betekenen dat er van een Limburgs sociaal en economisch probleem vandaag geen of nauwelijks nog sprake zou zijn. Alleen, zo'n kans ligt nu niet meer voor het oprapen. Zijn opvolger, Harry Vandermeulen was bewust anders dan zijn voorganger. Een warmhartig man voor wie hem goed kent, voor de anderen een toonbeeld van koele discretie en zelfs afstandelijkheid. Hij moest eerst en vooral de economische en dus ook sociale schok opvangen die zich eerder al aankondigde: de langzame maar vooral onomkeerbare teloorgang van de Limburgse mijnindustrie. Het was een bijzonder pijnlijke doodstrijd, die jarenlang aansleepte en veel sociaal rumoer veroorzaakte. Het resultaat was voorspelbaar: van de Limburgse steenkoolmijnen blijft vandaag nauwelijks meer over dan desolate terreinen en heel veel herinneringen. De sociale gevolgen van de mijnsluitingen midden jaren tachtig zijn vandaag nog lang niet verwerkt. Op nogal wat punten blijft Limburg de rest van Vlaanderen achterna hinken; de sluiting werd nu eenmaal beslist en doorgedrukt zonder dat terzelfdertijd doeltreffende inspanningen gedaan waren om vervangende werkgelegenheid te creëren. Ter verontschuldiging moet natuurlijk aangevoerd worden dat er ooit economisch gunstiger jaren waren dan het einde van de jaren tachtig en het begin van het laatste decennium van deze eeuw. Een enkel cijfer kan dit al illustreren: tussen 1960 en 1974 steeg het | |
[pagina 464]
| |
aantal werknemers in de Limburgse industrie van goed negentienduizend naar achtenzestigduizend. Maar terzelfder tijd verloor de Limburgse steenkoolnijverheid ruim twintigduizend arbeidsplaatsen, de helft van wat het ooit was. Vandaag is ook die laatste helft eens en voorgoed weggevallen. Dat weinig hartverheffende verhaal vormt de grondstof voor dit fraai uitgegeven, bijzonder lijvige boek. Het biedt ruim vierhonderd bladzijden over de meest verschillende aspecten van het Limburgse doen en laten in de voorbije twintig jaar, heel veel kleur, nog meer gezelligheid en warme menselijkheid. Uiteraard is dit een feestboek, dat in de eerste plaats een gunstig beeld wil geven van een provincie die sinds het trauma van Zwartberg halfweg de jaren zestig nauwelijks nog echt ingrijpende nieuwe kansen kreeg. Tijdens stakingsacties tegen de eerste sluiting van een Limburgse mijn werden toen twee mijnwerkers gedood door kogels van de rijkswacht. Een pijnlijke herinnering, die uiteraard niet meer ter sprake komt in dit nieuwe overzichtsboek. Het geeft, integendeel een beeld van een opvallend vreedzame provincie met een bijna familiale gezelligheid en alleen maar mooie buurten, veel artistieke en andere creativiteit, een samenleving waar mensen voor elkaar alleen maar broeders en zusters zijn. Zelfs de maandenlange, vaak keiharde sociale agitatie tegen de definitieve sluiting van de mijnen komt eigenlijk maar terloops aan bod. Zo mag het natuurlijk ook, en zo is het ook in niet onbelangrijke mate: Limburg barst van het natuurschoon en van de toeristische trekpleisters; heeft zonder twijfel uitstekende resultaten geboekt in de noodzakelijke groei naar een multiculturele samenleving, en doet veel aan sociaal en cultureel opbouwwerk. Maar uiteraard is het niet allemaal zo idyllisch, kleurrijk of feestelijk als het mooie boek over Limburg wil doen geloven. Limburg leeft vandaag wel degelijk koortsig: het blijft het bijvoorbeeld moeilijk hebben om de sociale en economische gevolgen van de mijnsluitingen helemaal te verwerken en was de voorbije jaren niet altijd een toonbeeld van voorbeeldige ruimtelijke ordening; het heeft het moeilijk om een eigen Limburgs maatschappelijk profiel uit te bouwen en terzelfder tijd echt en volledig aansluiting te vinden bij de rest van het Vlaamse peloton. Van die boeiende zoektocht is in dit boek te weinig terug te vinden. De buitenwereld mag echter best weten dat de provincie met man en macht werkt om voor de tweede keer deze eeuw een kloof te overbruggen. Een eerste keer gebeurde dat begin deze eeuw. Toen werd Limburg verplicht om in een mum van tijd over te stappen van een afgesloten agrarische samenleving naar het industriële tijdperk: de ontdekking van de Limburgse steenkool was immers een historische uitdaging en een unieke kans. Vandaag moet Limburg opnieuw overstappen, en weer moet dat op korte tijd gebeuren: de mijnschachten zijn eens en voorgoed uit het Limburgse landschap verdwenen. Daar werd niet bijverteld wat ervoor in de plaats kan komen. Weinig regio's krijgen echter de kans een dergelijke uitdaging aan te gaan.
Marc Platel |
|