Publicaties
Veertig jaar Wetstraat in vogelvlucht
Vormt de Wetstraat, het zenuwcentrum van het Belgische politieke leven, dan echt zo'n intellectuele en emotionele woestenij? Naarmate steeds meer mensen zich afwenden van het politiek gebeuren, zou je het welhaast beginnen te denken. Zelfs Manu Ruys, die toch veertig jaar heeft doorgebracht in de ‘inner circle’ van de Belgische politieke besluitvorming, blikt in zijn jongste boek, Achter de maskerade, verbitterd terug op die periode. Ruys (º1924) was van 1975 tot 1989 hoofdredacteur van De Standaard, en zijn dagelijkse commentaarstukken waren bijzonder invloedrijk in het politieke milieu. Bij lezing van het boek vraag je je af hoe hij het zolang heeft uitgehouden in de Wetstraat. Als hij de Belgische politici van de afgelopen veertig jaar beschrijft, is zijn woordkeuze niet echt vleiend: ‘bullebak’, ‘belhamels’, de ‘vette Luikenaar’, ‘onbehouwen’, en meer van dergelijk fraais. Volgens Ruys is ‘heerszucht de eerste drijfveer om een politieke loopbaan te beginnen, dan volgen ijdelheid, machtswellust, geldhonger en helemaal op het einde, voor enkelen, eerlijke bezorgdheid om de staat en het welzijn van het volk’. Manu Ruys schetst dus duidelijk een genadeloos portret van het Belgisch politiek gebeuren.
Wie echter verwacht had dat deze bevoorrechte waarnemer van de Belgische politiek nu uit de school zou klappen, komt bedrogen uit. Het blijft beperkt tot enkele indiscreties over zijn gesprekken met wijlen Koning Boudewijn. Ruys heeft het in dit verband zelfs over de wufte escapades van het huidige koningspaar Albert en Paola. Voor de rest leert dit overzicht van de Belgische politiek sinds 1945 ons weinig nieuws. De Koningskwestie (1945-1950), de Schoolstrijd (1954-1958), de stakingen van 1960-1961, de rellen over de vervlaamsing van de Leuvense universiteit (1966-1968); ze werden allemaal reeds uitvoerig beschreven. Ook het politiek besluitvormingsproces in België werd reeds systematisch geanalyseerd in de klassieke werken van Luc Huyse, Wilfried Dewachter, Els Witte en Jan Craeybeckx. Volgens Manu Ruys worden de belangrijkste beslissingen niet genomen door het parlement, maar wel in een aantal duistere cenakels. Het gaat dan om de ‘haute finance’, de partijen, de sociale partners, de loge en de kerk. Ruys rekent echter ook de vrouwenbeweging tot de duistere machten. Dit is absurd: het aantal vrouwen in leidinggevende functies is zo klein dat ze wel gedwongen worden netwerken te vormen om te kunnen overleven in een vijandige, door mannen gedomineerde, omgeving. Ruys volgt de beschrijving van Luc Huyse: de ideologische verschillen tussen de verzuilde pressiegroepen zijn vervaagd, en de politieke concerns zijn in de eerste plaats uit op de bestendiging van hun macht. Deze machtscentra leven in symbiose.
Ruys heeft in 1960 de onafhankelijkheid van Belgisch Kongo, het huidige Zaïre, als ooggetuige meegemaakt, en hij is bijzonder scherp in zijn analyse van de gebeurtenissen. De Belgische houding getuigde van lichtzinnigheid, onbekwaamheid, dilettantisme, lafheid. Ook bij de Belgische ontwikkelingssamenwerking, die vanaf de jaren zestig werd opgebouwd, overheerste een soortgelijke knoeierige aanpak. Ruys meent dan ook dat België een zware historische verantwoordelijkheid draagt voor de complete puinhoop in de oud-kolonie.
Manu Ruys had zijn uitvalsbasis in het Belgische parlement. Dat parlement heeft hij zien verzieken, zieltogen en ondergaan. Toch zit er een zekere tegenstrijdigheid in zijn analyse. Hij beschrijft zelf hoe alle succesvolle pacificaties van de afgelopen veertig jaar buiten het parlement gebeurden, tijdens discrete overlegrondes. Terwijl de gemoederen verhit waren op straat, en ook in het parlement, was het dat autoritair consortium dat uiteindelijk zorgde voor een compromis-oplossing.
Ook in zijn beschouwingen over de politieke rol van de pers zit een zekere tegenstrijdigheid. Ruys heeft steeds de stelling verdedigd dat een dagblad een bepaalde visie moet uitdragen. Zo is hij duidelijk niet ingenomen met het toegenomen pluralisme op de redactie van