deel 40 van de reeks Nachbarn onder de titel Niederländer und Deutsche und die Europäische Einigung. Friso Wielenga schrijft in zijn voorwoord dat de EU aan de vooravond van de topbijeenkomst in Amsterdam in juni 1997 voor belangrijke problemen en beslissingen staat, zoals de uitbouw van een economische unie in samenhang met de politieke integratie binnen Europa, de uitbreiding van de Unie in oostelijke richting en de creatie van een ‘Europa van de burger’. Een aantal van deze discussiepunten dateert reeds van de Europese top in Den Haag (1969), andere zijn het gevolg van het einde van de Koude Oorlog en de Duitse eenmaking. In achttien bijdragen worden deze hete Europese hangijzers door Nederlanders en Duitsers onder de loep genomen. Een van die artikelen heeft als titel ‘Auf dem steinigen Weg zum Amsterdammer Gipfel 1997’. De auteur, Maarten C. Brands, voorziet dat in het licht van de problemen i.v.m. de Maastricht-norm de spanningen binnen de Unie nog zullen groeien. Met de buitenlandse politiek van de EU is het droevig gesteld: gebrek aan een eigen gezicht en een pijnlijk onvermogen tot handelen zijn hier troef. Brands stipt ook de geringe politieke speelruimte van Nederland binnen de EU aan en eindigt vrij pessimistisch: ‘Sollen wir uns den Entscheidungen entziehen und - wie des öfteren in der Vergangenheit - Zuflucht nehmen zu einer Politik des Abwartens? Grosse Beschlüsse jedenfalls sind in nächster Zukunft von Den Haag nicht zu erwarten.’
Niederländer und Deutsche und die Europäische Einigung. Serie Nachbarn, 40, 1997. Via Presse- und Kulturabteilung der Kgl. Niederländischen Botschaft, Bonn.
•
Het vierde jaarboek Erasmo, onder hoofdredactie van Jelica Novaković-Lopušina en uitgegeven in Belgrado, bevat vertaalde literatuur (van Slauerhoff tot Stefan Hertmans), een hoofdstuk over reisliteratuur (met o.a. een overzichtsartikel van Rudi Wester en vertalingen uit het werk van Adriaan van Dis en Lieve Joris) en een artikel van Cornelis Augustijn over de Colloquia van Erasmus. Daarnaast zijn er ook bijdragen over beeldende kunst en vormgeving, en een tien (!) bladzijden tellende bibliografie van Servo-Kroatische vertalingen uit het Nederlands in de periode 1995-'96.
jelica novaković-lopušina e.a. (red.), Erazmo, 4, 1995/96. Via Filološki fakultet, Studentski trg 3, Kabinet 513, 11000 Belgrado, Joegoslavië.
•
Deel 19 van de aan de Université Charles-de-Gaulle (Lille III) uitgegeven serie Germanica is een themanummer met als titel Foi et religion dans la littérature néerlandaise moderne. ‘On ne peut pas dire que la religion définisse la Hollande’, merkt Gilbert van de Louw in zijn voorwoord op. Deze zeer specifieke situatie, die voortvloeit uit het moeilijke evenwicht tussen Kerk(en) en Staat dat in de Republiek van de Gouden Eeuw ontstond, is de voornaamste reden waarom in dit boek de Vlaamse literatuur buiten beschouwing blijft. Opmerkelijk is dat in de laatste decennia de creatieve inbreng van de Bijbel in de Nederlandse literatuur is toegenomen. Ondanks de secularisatie en ontkerkelijking is er een groeiende aandacht in de Nederlandse literaire kritiek voor de rol van het calvinisme en de worsteling van de schrijver met de religieuze wortels. Ad Zuiderent illustreert dat aan de hand van enkele gedichten van Rutger Kopland. Voor Kopland is de taal van de Bijbel de taal van ‘fausses promesses’, die zeer nauw samenhangt met angstige herinneringen uit de kindertijd. De mens kan slechts vrij worden op het ogenblik dat hij erin slaagt om de Bijbelteksten als louter poëzie te lezen.
jean-jacques pollet e.a. (red.), Foi et religion dans la littérature néerlandaise moderne. Serie Germanica, 19, 1996. Via Germanica, Université Charles-de-Gaulle - Lille III, B.P. 149, 59653 Villeneuve d''Ascq, Frankrijk.
•
Op 20 oktober 1971 werd de ‘Princess Beatrix Chair of Dutch Language, Literature and Culture’ - inmiddels omgedoopt tot ‘Queen Beatrix Chair’ - plechtig ingehuldigd aan de University of California at Berkeley. Dit Dutch Studies Program was en is nog steeds de vrucht van een gedeelde financiële inspanning van de universiteit zelf en de Nederlandse regering.
Onmiddellijk na de inhuldiging begon de zoektocht naar een hoogleraar voor deze leerstoel. Na lang wikken en wegen viel de keuze op Johan Snapper, een assistant professor uit de eigen Berkeley-rangen. Snapper was op dat ogenblik een germanist die zich bezighield met de studie van de 18de-eeuwse Duitse letteren, met bijzondere aandacht voor de Sturm und Drang beweging. Hij stortte zich met ware Tatendrang op zijn nieuwe taak. De kersverse Princess Beatrix Professor ontpopte zich tot