Theater
Het stempel van de artistieke leiding
Terugzien op het voorbije toneelseizoen betekent onder meer terugzien op een tweevoudig - of eigenlijk drievoudig - afscheid in artistiek leiderschap: in Den Haag zegde Erik Vos na 25 jaar zijn Appeltheater vaarwel en in Rotterdam, bij het RO theater, sommeerde het bestuur Peter de Baan en Koos Terpstra het veld te ruimen: hun beider zienswijzen bleken een bron van eindeloze conflicten. Voor Erik Vos is het afscheid van De Appel allerminst een afscheid van het theater: de directie van Carré wist hem reeds moeiteloos te strikken voor de regie van een opera. En zo zullen Terpstra en De Baan, in welke functie of positie ook, een aantal geplande regies voor het RO theater zeker door willen zetten.
Met een grootschalig Oidipous-tweeluik zette Erik Vos zijn paraaf onder een imponerende toneelcarrière. Dat Vos nu al tot de coryfeeën van het Nederlandse theater gerekend kan worden, lijkt boven elke twijfel verheven. Zijn betekenis voor de ontwikkeling van het Nederlandse toneel echter moet niet worden overschat: die ligt vooral, kort maar hevig, in zijn jonge jaren, in een stuk of wat vernieuwende regies bij de Nederlandse Comedie, vlak voor Aktie Tomaat, en in een aantal projecten uit de begintijd van De Appel. In een meer recent verleden bleken de eigen stijl van Vos en het eigen huis van De Appel ook bepaalde beperkingen te hebben, al werden die niet zelden op geraffineerde wijze gecamoufleerd door een steeds opzienbarender en overrompelender toneelbeeld - zoals in de enscenering van Goldoni's Trilogie van het zomerverblijf (1993), en zoals min of meer ook in deze laatste regie van Vos.
Een groeiende binding met het eigen, vaste publiek - geen gezelschap kan bogen op zoveel trouwe vrienden, annex gulle donateurs - maakte daarbij de beantwoording aan een bepaald verwachtingspatroon noodzakelijk, waardoor het vuur weleens wat minder hevig vlamde - helaas ook bij de acteurs. Een veteraan als Eric Schneider speelt zijn rol inmiddels precies zoals men dat van hem verwacht, en in dit geval is dat geen aanbeveling. Zijn Oidipous - die in Kolonos, in het eerste deel speelt Aus Greidanus de titelrol - wordt vak-
Herman Bolten in ‘Fröken Julie’ door De Paardenkathedraal.
Regie Dirk Tanghe - Foto Sjouke Dijkstra
kundig geacteerd, maar niet doorleefd; overtuigd van zichzelf, maar voor de toeschouwer niet overtuigend. Na jarenlange aanwezigheid in altijd maar diezelfde omgeving lijkt tussen de man en zijn rol zelfs de minste speling teloor gegaan. Men knipt met zijn vingers, en zie: Eric Schneider is muis, is olifant, is Oidipous. Maar van de krachtmeting tussen acteur en personage - die toneel zo weergaloos boeiend kan maken - is weinig meer over dan een spaarzaam zoekend gebaar, een enkele herstelde verspreking. En zelfs in die kleinigheden verraadt zich een zekere, men zou haast zeggen ‘Haagse’ affectatie. Toneelspelers mogen dan, per definitie, de waarheid liegen, ze moeten zich ervoor hoeden op den duur meesters te worden in het vernachelen van de meute.
Het pleit voor Stefan de Walle, acteur bij het RO theater, dat hij in zijn vertolking van de titelrol in Büchners Woyzeck niet de weg van de minste weerstand kiest. Integendeel, de geringste details in de structuur van zijn personage lijken hem materiaal aan te reiken voor een verfrissende interpretatie. Op respectabele wijze probeert hij van de weerbarstige Woyzeck een wezen van vlees en bloed te maken. Bij hem wél die gezochte wedijver met de verbeelding die aan toneel die uitzonderlijke spanning kan geven. Maar door de gezwollen