Ons Erfdeel. Jaargang 40
(1997)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 445]
| |
James Ensor, ‘Ensor met de bloemenhoed’, 1883, olie op doek, 77 × 62 cm., Stedelijk Museum voor Schone Kunsten, Oostende.
studenten van de Parijse Académie des Beaux-Arts dat een begrip als ‘art anglais’ al even onzinnig is als Engelse wiskunde. Waarom dan praten over Hollandse meesters en Vlaamse barok? Bestaat er, met andere woorden, typische Duitse en Franse, Nederlandse en Vlaamse kunst of is er alleen Kunst? Er bestaat, moeten Rudi Fuchs en Jan Hoet hebben gedacht, wel degelijk een geografie van de verbeelding: door het Hollandse licht, de Franse esprit of door het Vlaamse landschap bepaalde kunstwerken. Maar is daarom elk Vlaams kunstwerk, zoals de pleitbezorger van het Vlaams expressionisme Paul Haesaerts nog beweerde, doordrenkt van ‘het vlakke land met steeds bewolkte hemel, lange winters, vette grond en met de moeilijk bedwongen oerinstincten’? Fuchs en Hoet stelden een tentoonstelling samen over de Nederlandse en Vlaamse kunst van de twintigste eeuw in het Venetiaanse Palazzo Grassi. Hun expositie corrigeert de gangbare geschiedschrijving. Hoet, directeur van het Gentse Museum van Hedendaagse Kunst, ontdekte Gerrit Benner, Edgar Fernhout en Willem Hussem; andersom was voor Fuchs, directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum, de Antwerpse schilder Jules Schmalzigaug een ontdekking. Vincent van Gogh, ‘Zelfportret met strohoed’, 1887, olie op doek, 35,5 × 27 cm., Detroit, The Detroit Institute of Art.
Het plan om gezamenlijk in Venetië de kunst van de Lage Landen te tonen, dateert van de tijd dat Hedy d'Ancona nog de Nederlandse en Hugo Weckx de Vlaamse minister van cultuur was. Ze wilden zo'n presentatie tijdens de Biënnale van Venetië: een tentoonstelling over de kunst van Nederland en Vlaanderen, samengesteld door de twee museumdirecteuren die in Kassel artistiek leider waren van de Documenta. Zou in Venetië een ‘slag der giganten’ opgevoerd worden? De vrees bestond dat twee zo verschillende directeuren nooit met elkaar zouden kunnen samenwerken. Het is de eerste keer dat Hoet en Fuchs samen een expositie maken. Ze lieten zich bij het samenstellen vooral inspireren door de opmerkelijke verschillen tussen de Vlaamse en de Nederlandse kunst. Hun expositie is daarom een soort geografie van de verbeelding, een portret van de cultuur der Lage Landen. ‘We worden kunstpausen genoemd’, zei Jan Hoet, ‘maar eigenlijk zijn we avonturiers.’ Ze nemen risico's, Hoet meer dan Fuchs. Met 220 werken van 89 kunstenaars schetsen ze de verschillen tussen de kunst van het Noorden en het Zuiden, tussen het land van Rembrandt en het land van Rubens, | |
[pagina 446]
| |
de heldere Hollander versus de bizarre Vlaming. Een Nederlander, meent Hoet, vraagt zich af wat voor kunstwerk hij wil maken, en Vlaming stelt zich die vraag niet. ‘Mondriaan werkte met een model, Ensor putte uit zijn eigen leven. Ensors kunst is veel expressionistischer, persoonlijker en psychologischer. Mondriaan was daarentegen een idealist en een moralist.’ Nederlandse kunstenaars denken veel meer in modellen en concepten dan Vlamingen. Hoet kiest met zijn hart, Fuchs gaat eerder uit van rationele inzichten. De eerste is de erfgenaam van de kunst van René Magritte (die geen Vlaming was, maar wel heel wat Vlaamse kunstenaars heeft beïnvloed), terwijl de tweede beïnvloed is door de strenge kunst van Piet Mondriaan. In de Vlaamse kunst is de verbeelding aan de macht, in de Nederlandse overheerst de ratio. Dat was vroeger ook zo. Vlaamse landschapschilders houden, in tegenstelling tot de voorkeur voor het onderkoelde van hun noorderburen, van heftige emoties. Fuchs kiest voor kunstwerken, Hoet voor kunstenaars. Ze hebben verschillende temperamenten. Het resultaat, daar gaat het om bij Fuchs, het werk. Hoet daarentegen geeft de kunstenaars bij wijze van spreken, zoals op de Documenta in Kassel, de vrijheid. De Vlaamse kunst is dan ook veel theatraler, barokker en vaak ook sentimenteler dan de Hollandse. Het komt, zegt Hoet, vanuit de buik, het hart, niet uit de geest. Vlaamse schilders tonen meer gevoel voor het absurde en het bizarre. Nederlanders hebben geen fantasie, aldus Fuchs. ‘Ruysdael schilderde wat hij zag, maar ook Mondriaan hield zich vast aan de werkelijkheid.’ Dat heeft de keuze ook in grote mate bepaald: uiteraard Mondriaan tegenover het Belgische surrealisme, de sobere, statisch, ernstige en realistische Hollandse kunst tegenover de absurde en barokke Vlaamse. Het Palazzo Grassi - de prestigieuze, door Fiat gesponsorde kunsttempel in het hart van Venetië - is een theater, vindt Fuchs. De tentoonstelling is dan ook een spektakel. Fuchs en Hoet laten in hun opstelling kunstwerken met elkaar converseren. Er zijn voortdurend congruenties maar ook verschillen. De inrichting, zegt Fuchs, is scenariogewijs die van een toneelstuk. Daarbij treden de samenstellers op als grootrekwisiteurs die de kunstwerken hebben gekozen uit het Nederlandse en Vlaamse kunstbezit. De tentoonstelling toont, bij het begin van de looproute, de Vlaams-Nederlandse antipode aan de hand van twee zestiende-eeuwse schilderijtjes: een jongensportretje van Jan van Scorel en een mysterieus landschapje van Joachim Patinier. Ze zetten de toon van de expositie. Aanvankelijk waren de Italianen wantrouwig, want de Vlaamse en Nederlandse kunst is, althans in hun ogen, minder bekend bij het grote publiek uit Japan of de Verenigde Staten. Maar klopt dat beeld wel? De tentoonstelling Arte del Novecento. Flemish and Dutch painting from Van Gogh, Ensor, Magritte and Mondrian to contemporaries in het Palazzo Grassi is een correctie van die misvatting. Fuchs en Hoet bestrijden de hegemonie van de Franse en de Amerikaanse kunst. Hun belangstelling gaat uit naar ‘de dialecten’ van de kunst. Misschien zijn juist de eigenzinnigheid en de regionale verschillen tussen de kunst van verschillende landen en streken, de geografie van de verbeelding, belangrijk. Jean Brusselmans, Jacob Smits, Herman Kruyder, het zijn namen die minder internationaal klinken, maar hun werk heeft uitgesproken internationale allure. De tentoonstelling is, zoals Arte Italiana. Presenze 1900-1945 (1989), een eerherstel. De moderne Vlaamse en Nederlandse kunst krijgen hun plek in het landschap van de moderne kunst. De kunst is veel geschakeerder dan meestal in overzichten en schoolboekjes staat beschreven. Hoet en Fuchs tonen de veelzijdigheid, het fonkelende prisma van de kunst in de Lage Landen. Dat doen ze met bravoure, gedurfd en avontuurlijk, met kunstenaars als Thierry de Cordier of Luc Tuymans, Rob Birza of Marien Schouten, namen die bij ons klinken maar die in de internationale kunstwereld nog niet ten volle ten gehore zijn gebracht.
Paul Depondt
Art of the XXth Century: Flemish and Dutch painting from Van Gogh, Ensor, Magritte and Mondrian to contemporaries, Palazzo Grassi, Venetië (tot en met 13 juli 1997).
|
|