Een dienstbaar dichterschap
Het leven van Henriëtte Roland Holst
Ze was nog jong, heel jong, toen ze haar eerste gedichten schreef. Alleen op haar kamer in Lindenhof, de Noordwijkse villa van haar ouders, of in de kille conversatiezaal van Oosterwolde, een chique meisjeskostschool in Velp, produceerde ze het ene vers na het andere. Draakjes zijn het, maar interessant omdat ze reeds de kiem bevatten van wat haar latere dichterschap steeds heeft gekenmerkt: een grote dienstbaarheid aan idealen. Aanvankelijk probeerde ze via haar poëzie een utopische vriendschap te bewerkstelligen, en later zelfs contact met het goddelijke, maar haar talent kwam pas tot volle bloei toen ze zich richtte op de aardse werkelijkheid. Ze klom op de barricades voor het onderdrukte volk en werd zo de spreekbuis van het socialisme.
‘Dienstbaarheid’. Het is een begrip dat in de biografie van een vrouw (Elsbeth Etty) over een vrouw (Henriëtte Roland Holst) - zeker in een biografie die in de inleiding expliciet aandacht vraagt voor de cultuurbepaalde sekse-ongelijkheid - gemakkelijk zou kunnen uitgroeien tot een streng-feministische aanklacht. Zo niet in Liefde is heel het leven niet, het onlangs met de ‘Gouden Uil’ bekroonde boek dat Etty over Roland Holst publiceerde. Etty laat weliswaar duidelijk zien dat de heersende conventies rond de eeuwwisseling het vrouwen bemoeilijkten hun talenten te benutten, maar ze doet dit zonder te veroordelen. Neem bijvoorbeeld het gedrag van Rik Roland Holst, Henriëtte's echtgenoot. Hij had haar het liefst trouw en stil aan zijn zijde, en trachtte haar politieke ambities daarom voortdurend te ondermijnen. Door hun huishouden van de Randstad naar de Buissche Hei te verplaatsen, zodat ze moeilijker bereikbaar was voor haar socialistische vrienden. Door haar simpelweg te verbieden naar Rusland te gaan, waar ze Lenin en Trotski zou ontmoeten. Door het kwaadaardige gerucht te verspreiden dat Henriëtte dementeerde toen ze vanwege overspannenheid rust moest houden. Elsbeth Etty registreert het met de scherpe blik van de journaliste die ze is, maar laat een gemakkelijk oordeel achterwege. Dat Henriëtte Rik, die er jarenlang naast zijn vrouw een vriendin op nahield, nooit verlaten heeft, meldt ze niet met begrip maar wel met mededogen.
Het is niet moeilijk om in Roland Holsts gemankeerde huwelijk, dat vanwege de impotentie van haar echtgenoot kinderloos bleef, een belangrijke drijfveer te vinden voor haar geldingsdrang. ‘Zoals Freud van mening was dat Da Vinci's genie mede kan worden verklaard uit zijn buitengewone vermogen het grootste deel van zijn libido te sublimeren tot drang naar onderzoek,’ schrijft Etty, ‘zo was Henriëtte ervan overtuigd dat de grootste kunstenaars, zij die de gemeenschap dienden, erin slaagden hun seksuele aandriften om te zetten in energie die ze voor dat hogere doel aanwendden.’ Rode draad in Etty's analyse van Roland Holsts karakter is de ‘onschuldfantasie’, een term die ze ontleent aan de theologe G. Dresen. Door te fantaseren, aldus Etty, over een betere wereld - die bereikt kan worden door zich weg te cijferen, op te offeren aan de gemeenschap - kan innerlijke gespletenheid