Jan Walraevens (1920-1965).
aanzetten en wordt ook de context niet breed uitgeschilderd.
Competente Vlaamse en Franstalige redacteuren beschrijven, ieder in hun eigen taal, de theateractiviteiten van de jongste vijftien jaar in hun gemeenschap. Hun teksten werden vertaald en staan in drie kolommen per bladzijde naast elkaar: Nederlands, Frans en Engels. Voetnoten met bronvermelding zijn er niet. Een dertigtal foto's van nu eens gedenkwaardige, dan weer in de tekst niet eens vermelde voorstellingen illustreert het boek.
Het theater van de jaren tachtig-negentig wordt door Mark Deputter en Benoit Vreux onder verschillende invalshoeken en met eigen accenten belicht. Pieter T'Jonck, die informatie met reflectie verrijkt, en Jean-Marie Wynants, die met een encyclopedische stijl genoegen neemt, doen hetzelfde voor de dans. De lezer krijgt van het theaterlandschap in België een beeld dat, zowel in het Noorden als in het Zuiden, vooral door de vernieuwingsbeweging wordt ingekleurd.
In een inventaris van de toneelschrijfkunst typeren Erwin Jans en Luc Delisse de schrijvers en hun stukken; de eerste doet dat in rustige notities, de tweede, een zelfbewuste ‘Ego Scriptor’, met een zwierige scheut sarcasme waar de buitenstaander niet veel wijzer van wordt.
De zakelijkste uiteenzettingen worden geboden door Els Baeten en Michel Jaumain. Hun onderwerp, het podiumkunstenbeleid, leent zich daartoe. In Vlaanderen is de leidraad het podiumkunstendecreet, in de Franse Gemeenschap bieden de zg. ‘contrats-programme’ een houvast.
Geert Opsomer en Anne Wibo overschouwen het terrein van de opleiding. De afdelingen Theaterwetenschap aan de Vlaamse universiteiten vormen toekomstige dramaturgen en critici, terwijl het Centre d'études théâtrales in Louvain-la-Neuve zich erop toelegt de theorie tot een werktuig voor de theaterpractici te maken. In beide gemeenschappen kunnen de theaterkunstenaars voor hun professionele opleiding aan conservatoria en theaterscholen terecht.
Acteren Vlamingen anders dan Franstaligen? Jacques de Decker stelt deze vraag en lijkt er zelf niet helemaal uit te komen. Hij schijnt niet te geloven dat de taal en de eigen cultuur hier van determinerend belang zijn. Hij beweert echter dat de Vlaamse acteur zich de jongste decennia, meer dan zijn Franstalige collega, t.o.v. de regisseurs affirmeerde, meer kansen krijgt in film en televisie, meer aanzien heeft bij het publiek en meer werkzekerheid geniet, kortom er beter aan toe is.
Het jaarboek wordt besloten met de ‘State of the Union’ die Marianne van Kerkhoven bij de opening van het Nederlands-Vlaams Theaterfestival 1994 uitsprak, een zeer persoonlijke tekst, geladen met acute vragen over de wereld waarin wij leven, met redenen tot wanhoop en tekenen van hoop.
In tegenstelling tot het Vlaams Theaterjaarboek en de Annuaire du Spectacle de la Communauté française de Belgique, die nauwelijks meer zijn dan geïllustreerde overigens nuttige repertoria, biedt deze nieuwe publicatie, naast beredeneerde informatie en kritische inzichten, even zovele schijnwerpers die vanaf dit Balkon/Balcon de Belgische scène in het volle licht zetten.
Jef de Roeck
Kritisch Theater Lexicon, Vlaams Theater Instituut, Brussel, 1996. |
Balkon/Balcon, Podiumkunsten in België/Les arts de la scène en Belgique, eerste jaargang, nr. 1, Vlaams Theater Instituut/ La Maison du Spectacle-La Bellone, Brussel, 1996, 224 p. |