tussen deze mensen. Hun handelingen en overwegingen zijn ingebed in een sfeer van achterdocht, verraad en corruptie, die slechts nu en dan ruimte laat voor genegenheid en loyaliteit. De uitzichtloosheid van de situatie wordt geaccentueerd door het getoeter van de auto's, die over de weg langs het huis naar het zuiden rijden, dat vrijheid en geluk vertegenwoordigt. Ook de humor draagt door contrastwerking bij tot de tragiek, bijvoorbeeld als er een bizar verband wordt gelegd. Doodernstig beweert Julia, getrouwd met een Italiaanse voetballer wiens ondermaatse postuur en prestaties haar vader aanleiding geven tot harde kritiek: ‘Het is beginnen uitvallen de maandag nadat Mario de tweede penalty heeft gemist. Twee penalty's in één seizoen’ (p. 110).
Ook voor Visite en Winteravond greep Claus terug naar zijn korte verhalen. Visite is gebaseerd op ‘De mooiste kleren’, een al in 1950 geschreven verhaal, dat werd gebundeld in De zwarte keizer (1958). Een egocentrische vrijgezel, samenwonend met zijn huishoudster, krijgt onverwachts bezoek van een klein gebleven man, die als jongen door hem seksueel is misbruikt. De bezoeker, die zijn groeistoornis toeschrijft aan dit misbruik, is op geld uit, maar wil vooral een schuldbekentenis en genoegdoening. Om zich tegen de visite te wapenen laat de vrijgezel zijn huishoudster voor zijn vrouw doorgaan, een list die de bezoeker snel doorziet. Er is een opvallend verschil tussen het verhaal en de bewerking voor toneel. ‘De mooiste kleren’ wordt verteld vanuit het perspectief van de huishoudster, die hunkert naar de liefde van haar werkgever. In Visite ligt de nadruk op de harteloosheid en lafheid van de man die nergens verantwoording voor wil nemen. Voor en na het bezoek amuseert hij zich met oorlogsbeelden op de televisie.
Ingrijpender werd ‘Een ontmoeting’ gewijzigd, geschreven in 1953 en eveneens opgenomen in De zwarte keizer: het liefdespaar dat kennismaakt met een mysterieuze travestiet, tot wie de jongeman zich voelt aangetrokken, is in Winteravond vervangen door een moeder en haar bekrompen zoon. Ook zij ontmoeten in een café een als vrouw verklede man. De zoon heeft ‘haar’ goed gekend, maar wil niets meer van ‘haar’ weten. Nu is het de moeder, die door de doktoren opgegeven blijkt te zijn, die in een laatste wanhopige opwelling van vitaliteit haar heil zoekt bij de ongrijpbare Rosa, die haar bekent: ‘Ik ben ook niet altijd een vrouw. Af en toe, om de zoveel weken wel. Maar vaak ook niet’ (p. 88).
Waar Claus in zijn toneelwerk de verstikkende relaties tussen mensen uitbeeldt en hun vergeefse pogingen daaruit los te breken, is hij op zijn best. De twee eenakters en De verlossing laten dit zien. Minder geslaagd vind ik De eieren van de kaaiman, omdat het verband tussen persoonlijke en maatschappelijke problematiek niet overtuigt. Daarvoor blijft de exotische omgeving te onwaarschijnlijk. Deze kritische kanttekening neemt niet weg dat de Nederlandstalige toneelcultuur zich gelukkig mag prijzen met deze nieuwe voortbrengselen van haar belangrijkste auteur.
G.F.H. Raat
hugo claus, De eieren van de kaaiman, De Bezige Bij, Amsterdam, 1996, 116 p. |
hugo claus, De Verlossing, De Bezige Bij, Amsterdam, 1996, 128 p. |
hugo claus, Visite / Winteravond, De Bezige Bij, Amsterdam, 1996, 88 p. |