telijke aangelegenheid, afwisselend polyfone rijkdom en subtiele gregoriaanse eenvoud, en dat alles gepresenteerd in een superieure uitvoering.
In het kader van Laus Polyphoniae stonden eveneens een symposium en een tentoonstelling op het programma. Tijdens het symposium, waaraan musicologen uit de hele wereld deelnamen, stond de migratie van musici van en naar de Lage Landen centraal. Het Museum Plantin-Moretus stelde enkele muziekdrukken van de 16de tot de 18de eeuw tentoon. Als toonaangevend handelscentrum van West-Europa ontplooide Antwerpen zich ‘vanaf 1481 tot het belangrijkste typografisch centrum, eerst van de Nederlanden, vervolgens, samen met Venetië en Parijs, van geheel Europa. De polyfonisten konden daardoor hier terecht voor goed uitgeruste handschriften- en drukkersateliers evenals een internationaal distributienetwerk voor de verspreiding van hun composities’ (F. de Nave). Het was een kleine maar boeiende tentoonstelling, waarin alle vermaarde Antwerpse drukkers een plaats kregen: T. Susato, J. de Laet, H. Waelrant, Chr. Plantin, P. Phalesius en J. Bellerus.
Ook de herfstconcerten van het Festival waren bijzonder kwaliteitsvol. De Roemeense bariton G.E. Crasnaru creëerde, samen met het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen, Les heures claires, een liedcyclus van Jan van Landeghem op teksten van E. Verhaeren. Het werk geeft vooral op instrumentaal gebied blijk van grote inspiratie. Jammer genoeg bracht de expressieve, veelal schilderende en vooral gedegen orkestratie herhaaldelijk de minder boeiende vocale lijn in de verdrukking. DeSingel presenteerde een niet-alledaags programma in een uitmuntende vertolking: het Budapest Festival Orchestra, het Sacrum Kamerkoor en het Ests Filharmonisch Kamerkoor vertolkten o.l.v. Ivan Fischer het Te Deum van Arvo Pärt en Die Nullte van Anton Bruckner. Niets dan superlatieven voor koor, orkest
‘De lof der zotheid’, titelblad van het platenalbum ‘Encomium musices’, Filips Galle naar Johannes Stradamus, verzen van Johannes Bochius, ca. 1590 (burijngravure), Antwerpen, Stedelijk Prentenkabinet, R 111.
en dirigent.
De Symfonie nr. 0 van A. Bruckner, die zelden of nooit op het programma staat, werd in al haar schakeringen en met een fascinerend klankspectrum uitgevoerd. Het serene en mystieke
Te Deum van A. Pärt kreeg een gewijde en verinnerlijkte interpretatie.
Voor een ander hoogtepunt in het festivalprogramma zorgde de Vlaamse Opera. De Puccini-cyclus, die al enkele jaren ten gehore wordt gebracht, werd nu glansrijk afgesloten met een weergaloze voorstelling van Il Trittico. Regisseur Robert Carsen zorgde voor een in alle opzichten opzienbarende presentatie van deze triptiek. Hij bewees dat je eigenlijk met weinig middelen en met een persoonlijke visie origineel en boeiend muziektheater op de planken kan zetten. Elk van de drie delen uit het drieluik kreeg de gepaste sfeer: hartstochtelijke dramatiek in Il Tabarro, koele kloosterdiscipline tegenover warme moederliefde in Suor Angelica, komische speelsheid in Gianni Schicchi. O.l.v. Silvio Varviso leverden solisten, koor en orkest van de Vlaamse Opera schitterend werk. Terecht kreeg de voltallige ploeg een denderende ovatie.
Dit jaar zal Laus Poylphoniae grotendeels gewijd zijn aan de figuur van Johannes Ockeghem. Aanleiding daarvoor is de vijfhonderdste verjaardag van zijn overlijden.
Hugo Heughebaert