Th. van Os (º1954) - Foto F. Huigens.
tragiek (hoewel niet met name genoemd lijkt aids in de afdeling ‘Bericht’ voortdurend aanwezig), of met religieuze kitsch: ‘Vernedering is prachtig en zo katholiek, een geloof Latijns als Lourdes, ziek en toch ontroerend: dat blinkende metaal waarop een hand verkrampt tot kerkmuziek.’
Uit de afdeling ‘Jodenkerk’ blijk Van Os' religieuze bewogenheid gestuurd door een joodse achtergrond. Alles bij elkaar moet dit voor de in 1954 geboren Van Os wel leiden tot het uiterst wrange gedicht ‘Vijf mei’, waarvan ik hier slechts twee strofen kan citeren (voor alle duidelijkheid: het onberispelijke groen zijn de gazonnen van Auschwitz en Yad Vashem is het Holocaustmonument in Jeruzalem):
Wat wist ik? Niets van mijn moeders eerste man.
Ik wist iets meer van oorlogen en helden,
getallen (1940, 6.000.000).
Ik kende vaag het boerendorp, de straat
waar vader onderdook en werkte op de akkers,
bij een bezoek daar viel ik in een koeieflats,
hoe hij meteen na de bevrijding blaakte
van ijver om ons Indië te versterken
tegen de Jappen. Wat deed hij daar?
Het blijft zich achter anekdotes verschuilen.
Toen ik vanmorgen in de trein de krant doornam,
zag ik een klein berichtje (blz. 7) dat vermeldde
hoe Schwulen op het onberispelijk groen
een driehoek spoten, en iedereen werd kwaad.
Ik schut mijn hoofd, laat de krant weer zakken
en herinner mij de ruzie in Yad Vashem
tussen vader en een gids, hoe boos ze raakten:
‘Niets is er van hun vervolging hier te merken.’
Vóór en na de nazi's waren zij strafbaar.
Geen crimineel zal hier een muur bevuilen.’
Prachtig om te zien, al werkt het niet overal, hoe Van Os over grote afstand het rijm handhaaft. Metrum en rijm worden in Beurtzang bijna ouderwets van stal getrokken. Een enkele keer ligt de retoriek er wat al te dik op, maar anderzijds past dat natuurlijk wel bij de decadente toonzetting.
Een gedicht als ‘Vijf mei’ toont dat het Van Os, ondanks alle decadentie, ernst is. Wat overigens niet wil zeggen dat Beurtzang van humor gespeend gebleven is. Neem de bede tot God in ‘Lieve H.’: ‘Ik zou u graag een jongen geven voor de nacht (angstvrij, waar vind je die vandaag de dag?) die minstens éénmaal voor het slapen gaan het wonder aan u komt voltrekken, dan hoeft de deken die u kocht voortaan niet hoger dan de I te staan.’ Gelukkig heeft Van Os zich weten te behoeden voor een te veel van dit soort reviaanse ironie. Dat maakt Beurtzang tot een eigentijds, eigenzinnig en sterk debuut.
Koen Vergeer
th. van os, Beurtzang, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1996, 67 p. |