Publikaties
Homogene nationale culturen?
Simon Couwenberg, emeritus hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, hoofdredacteur-directeur van het tijdschrift Civis Mundi en conservatiefliberaal publicist, is een man van grote waarheden. Hij houdt die waarheden bovendien niet alleen voor zichzelf, maar deelt ze genereus met anderen. Nog onlangs publiceerde hij een essay, Geschiedenis als noodlot, waarin hij de lezer meedeelt wat zijn lange academische, redactionele en politieke ervaring hem heeft geleerd. Dat is niet weinig: het menselijk denken en handelen blijkt tijdgebonden te zijn, het streven naar macht een cruciale invloed op de loop der historie uit te oefenen, en de beschaving een ambivalent proces te vormen waarin winst en verlies, zegen en vloek steeds hand in hand gaan.
Dat deze nieuwe Toynbee er niet voor terugschrikt zich in het tegenwoordig zo intensief gevoerde debat over het nationalisme te mengen, kan dan ook geen verwondering wekken. Integendeel zelfs: Couwenberg wijst er in zijn recent verschenen Nationaliteit en nationalisme op dat hij het probleem al jaren geleden heeft onderkend, toen anderen nog meenden dat de demon van het nationalisme voorgoed van de aardbol was verdwenen. De vruchten van deze jarenlange reflectie worden gepresenteerd in een essay dat, behalve een systematische uiteenzetting over de begrippen ‘staatsvorming’, ‘natievorming’ en ‘nationalisme’, een historische inleiding op het nationaliteitenvraagstuk (in de periode 1870-1918, tijdens het interbellum en na de Tweede Wereldoorlog), een beschouwing over de actuele betekenis van het nationalisme en een kritische evaluatie bevat. En het moet worden gezegd: Couwenbergs behoefte ontwikkelingsstadia te onderkennen, varianten te onderscheiden en typologieën op te stellen heeft tot een helder overzicht geleid. Maar daarmee is dan ook alles gezegd. Veel meer dan een inventaris biedt Nationaliteit en nationalisme immers niet. Nergens kan de lezer de auteur op een originele gedachte betrappen, nergens is sprake van een verrassend inzicht of een subtiele nuance. De rigide jurist die Couwenberg is, heeft bovendien weinig oog voor het artificiële karakter van de nationale identiteit waarover de nationalisten zo graag spreken en voor de belangen die daarmee zijn gemoeid; het nationalisme is er gewoon, het is ‘onmiskenbaar de expressie van een menselijke behoefte’.
Dat is wel anders in de forse bundel studies over het nationalisme die de balkanoloog Raymond Detrez en de afrikanist Jan Blommaert hebben samengesteld. Nationalisme bevat negentien (deels eerder gepubliceerde) bijdragen van deskundigen uit verschillende disciplines (de linguïstiek, de geschiedenis, de politieke wetenschappen, de filosofie...) en uit verschillende landen. In een eerste groep bijdragen worden een aantal benaderingsmodellen van het nationalisme voorgesteld en gedemonstreerd, onder meer aan de crisis in ex-Joegoslavië. Een tweede groep brengt de situatie in België in kaart. Een derde en laatste groep ten slotte biedt een aantal historische en internationale perspectieven op het onderzochte fenomeen en bevat opstellen over onder meer de marxistische denkbeelden inzake het nationaliteitenvraagstuk, het religieuze ‘millet’-systeem in het Osmaanse Rijk, natievorming in Tanzania en de nationalistische ‘nihonjinron’-literatuur in Japan. Het spreekt vanzelf dat niet alle bijdragen even knap zijn; sommige - waaronder die over de constructie van een Waalse identiteit - zijn te weinig diepgaand, één enkel - dat over de taalpolitiek in Vlaanderen (en Nederland) - blijft steken in een reeks wilde uitvallen. Maar de kwaliteiten van de bundel als geheel - de theoretische scherpte, de empirische overvloed, de thematische verscheidenheid en de comparatieve aanpak - maken Nationalisme tot een belangrijke publikatie.
De toon van de bundel wordt al onmiddellijk gezet in de uitvoerige inleiding. De redacteuren stellen er vast dat het nationalisme de voorbije jaren aan respectabiliteit heeft gewonnen. Sinds de val van het Sovjet-imperium is