Neetens' stijl is niet zonder enige versiering, maar opnieuw is het zijn afgewogen precisie bij het schrijven die opvalt. Op een of andere manier kan hij zonder de extraversie van schrijvers als Brusselmans of Lanoye, toch generatiegenoten van hem. Maar ook het modieuze hyperrealisme van andere collega's als Pleysier of Hoste, die van de kaalslag in het Vlaamse volksidioom hun specialiteit gemaakt hebben, is hem vreemd. Menselijke middelen lezen is een verademing. Misschien heeft Neetens aan zijn studieverblijf in Engeland een wat Angelsaksisch getinte reserve overgehouden, en toch zijn zijn verhalen op een niet mis te verstane manier Vlaams. Als stem van zijn generatie is hij vrijwel uniek door het historische gevoel dat hij bezit: waar collega's het tijdsbeeld in een momentopname proberen te vatten, zet Neetens het in een bredere, veel werkelijker context. De jaren zeventig waarin hij gevormd is, zijn voor hem niet alleen het breekpunt tussen twee tijdperken, maar ook de enige verbinding tussen heden en verleden waarmee hij kan werken.
Ergens vertolkt Neetens het gevoel van ontheemd zijn dat elke volwassene parten speelt in zijn gevecht met de tijd. De fameuze ‘waarden’ die hem ooit bijgebracht zijn, geven hem in de huidige omstandigheden een vreemd, tweeslachtig gevoel. Nergens in Menselijke middelen wordt dat beter duidelijk gemaakt dan in ‘Aan de taalgrens’, waarin het ik-personage, een jonge vader, terug in de tijd moet, omdat zijn oom op sterven ligt. Zijn eigen vader is in het buitenland met vakantie en onbereikbaar, dus moet hij de familiehonneurs waarnemen. Plotseling komt het verleden, dat hij al zo lang verwaarloosd en verdrongen had, in alle hevigheid opzetten. Een wereld waarin volslagen andere zaken tellen dan die waar hij belang aan hecht. Een wereld die ook op andere codes gebaseerd is: die van de familie. Toch kwijt hij zich met bijzonder empathisch vermogen van zijn plicht. Hij heeft de impact van het gebeuren maar ook zichzelf onderschat: hij wordt als een pater familias binnengehaald en speelt zijn rol. Generaties kunnen rebelleren tegen die voor hen, maar met een wee makend gevoel van verplichting zullen ze hun bloedbanden nakomen. De waarheid is natuurlijk dat elke afrekening ook een afrekening met zichzelf is...
In een aantal jeugdherinneringen toont Wim Neetens hoe vroeg het zaad voor die inwendige strijd gezaaid wordt. ‘Dewever, van Dijck’ vertelt het verhaal van twee buurjongens uit de jaren zestig: de ene kan elke zomer met zijn ouders op reis, de andere moet de vakantie alleen zien door te komen. Ook al verschilt de maatschappelijke status van de twee gezinnen nauwelijks, de jongens worden in het competitieve spelletje meegesleept. Wim Neetens identificeert zich met de achterblijver, omdat die rol hem ligt en omdat hij ook wel weet dat avontuur er uiteindelijk niet zoveel aan verandert. In het verhaal ‘Milt’ bijvoorbeeld herkent een personeelschef in een sollicitant die hij interviewt een leeftijdgenoot die hem destijds bij het kinderspel steeds de baas was. De jongen moest een meisje voluit op de mond kussen, iets wat voor zijn jongere rivaal nog een onbereikbaar beeld was. Stilletjes maakt die nu van zijn machtspositie gebruik om wraak te nemen op de ander, ook al herkent die hem niet. Meer dan leedvermaak is het niet, maar op een of andere manier maakt het die erotische achterstand van toen goed. Met dergelijke toetsen toont Neetens hoe menselijke verhoudingen altijd hiërarchisch gekleurd zijn. Dat schept frustraties en conflicten, maar ook de wil om de balans in evenwicht te brengen.
Neetens voert het intermenselijke conflict ten top in het titelverhaal, waarin de in Engeland docerende Michael zijn broer Ronald op bezoek krijgt, die als bedrijfspsycholoog een congres komt toespreken. Op een onverklaarbare manier wekken ze elkaars irritatie op, ook al hebben ze elkaar jaren niet gezien. Heeft het met Ronalds vak te maken, de ‘human resources’ ofwel menselijke middelen waarvan hij er blijkbaar zelf te weinig bezit? Van ‘overdracht van gevoelens’ is er tussen beide broers weinig sprake; het blijft bij aftasten. Jammer eigenlijk dat het probleem tussen hen niet echt escaleert, dat Michael altijd de plooien weer glad strijkt. Neetens heeft dezelfde neiging in zijn verhalen: hij houdt het bij registratie van hoe zijn personages naast elkaar leven. Dat haalt de spankracht eruit - tenzij hij de verveling zelf wil schetsen, zoals in ‘Charlotte’. In dat verhaal wil een paar het huis kopen van een bevriend stel dat aan het scheiden is. Voor het zover is, vloeit er nog heel wat