Handschrift van Hans Andreus (1926-1977).
de Volkskrant gaf hij in september 1947 op: hij wilde voortaan van zijn pen leven, een wat boude beslissing: pas twee maanden later zou hij in het literaire tijdschrift
Centaur debuteren met een traditioneel sonnet.
Als zovelen van zijn artistieke generatiegenoten, trok Andreus naar Parijs, waar hij vooral bevriend raakte met Simon Vinkenoog. Hij leerde er Odile Liénard kennen, met wie hij tot 1955 een liefdesrelatie onderhield die gekenmerkt werd door grote spanningen. Met haar verbleef hij ook geruime tijd in Italië, onder meer in Rome, van waaruit Andreus in augustus 1954 in ernstig overspannen toestand naar Nederland terugkeerde. Het verleden was hem de baas geworden; hij moest zich onder behandeling stellen.
De Nederlandse poëzie dankt een groot aantal prachtige gedichten aan Andreus' traumatisch bestaan, dat wel, maar wie kennis neemt van Andreus' levensverhaal, wordt overvallen door gevoelens van deernis en mededogen. Je had de schrijver graag een plezieriger leven toegewenst. Mededogen ook met de vrouwelijke partners van de geteisterde dichter. Zelfs de meest masculiene lezer van deze biografie zal met gemengde gevoelens kennis nemen van de kwantificering van Andreus' behoefte aan sexueel verkeer. Andreus' neiging in de partner zowel de andere helft van de tweeling als de op vernietiging uitzijnde moederfiguur te zien, leidde tot agressie, in één geval zelfs tot poging tot wurging. Hoe men overigens ook over Peerboltes prenatale theorie moge denken, zij heeft er samen met Andreus' creatief vermogen voor gezorgd, dat Andreus zich na verloop van jaren genezen voelde. Toen zijn leven eindelijk in wat rustiger vaarwater terecht was gekomen, stierf Andreus, 51 jaar oud.
Bij het schrijven van zijn biografie kon Van der Vegt beschikken over talloze brieven die Andreus aan vrouwen, vrienden en aan zijn psychiater heeft verstuurd. Van verschillende correspondenten, onder wie Odile Liénard, kon hij informatie verwerven. Andreus zelf had vlak voor zijn dood veel biografisch materiaal vernietigd, maar had klaarblijkelijk een map ‘Aantekeningen’ over het hoofd gezien. De map bevatte notities over herinneringen en dromen en was waarschijnlijk ooit bestemd voor Andreus' psychiater. Dankbaar, maar met de vereiste terughoudendheid, omdat het ten slotte om fictie gaat, maakt Van der Vegt gebruik van het proza van Andreus, waarin de schrijver veel van zijn eigen leven heeft verwerkt.