| |
| |
| |
Internationale Neerlandistiek
Vijfentwintig jaar Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
Reinier Salverda
werd geboren in Arnhem in 1948. Studeerde Nederlandse taalen letterkunde aan de V.U. Amsterdam. Hoogleraar Nederlandse taal en literatuur aan University College London en voorzitter van het Dutch Language Committee van de Association for Language Learning. Publiceerde o.a. ‘Perspectieven voor een internationale neerlandistiek’ in C. Gussenhoven & E. Verhofstadt; ‘ Talen zonder grenzen ’ (1993); ‘From Revolt to Riches. Culture and History of the Low Countries 1500-1700’ (samen met Theo Hermans, 1993); ‘The Frisians. Language, Literature and Cultural History’ (themanummer van het tijdschrift ‘Dutch Crossing’, samen met Ph. H. Breuker, 1994); ‘Dutch and other European literatures of the Indonesian archipelago’ (1995). Lid van de redactie van ‘Ons Erfdeel’ en ‘The Low Countries’.
Adres: 69, St. James' Lane, Muswell Hill - London N10 3QY, Groot-Brittannië.
Dit najaar viert de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) haar vijfentwintigjarig bestaan. In de jaren sinds haar oprichting, op 7 september 1970 te Gent, heeft de IVN veel tot stand gebracht en zich ontwikkeld tot een initiatiefrijke, slagvaardige en wereldomspannende organisatie. Een hartelijke gelukwens met het bereiken van deze mijlpaal is dan ook volkomen op zijn plaats.
Ter gelegenheid van dit jubileum is er een speciaal nummer uitgebracht van het IVN-tijdschrift Neerlandica Extra Muros (NEM). De eerste helft bevat een zestal thematische bijdragen over de verschillende aandachtsgebieden van de IVN: grammatica's van het Nederlands voor anderstaligen, de didactiek van het Nederlands als vreemde taal, de didaktiek van Land en Volk, lexicografie voor buitenlanders, literatuuronderwijs in het Nederlands aan buitenlandse universiteiten en literair vertalen in de internationale neerlandistiek. De tweede helft is geografisch opgezet en bevat bijdragen over de neerlandistiek in Duitsland, Frankrijk, Noord- en Zuid-Europa, Centraal en Oost-Europa, in de Engelstalige wereld, in Zuid-Afrika en in Azië.
Als geheel is dit nummer een staalkaart van wat een kerngroep uit redactie, bestuur en actieve leden te bieden heeft. Heel goed komt daarbij uit hoe anders de werksituatie voor neerlandici in het buitenland is, en hoe in hun vakbeoefening, in de context van vaak heel andere interessen en kennisbehoeften dan in Nederland en België gebruikelijk zijn, allerlei zaken en disciplines gecombineerd worden die binnen het Nederlandstalige cultuurgebied tegenwoordig in toenemende mate gescheiden worden - in aparte
| |
| |
universitaire vakgroepen, academische tijdschriften en onderzoeksscholen voor Literatuur - tegenover Taalwetenschap bijvoorbeeld. Behalve een bredere en interdisciplinaire benadering brengt de buitenlandse neerlandistiek echter vaak ook een heel andere, en soms zeer verfrissende optiek met zich mee. Interessante voorbeelden daarvan geeft Bulhof in zijn artikel over het literatuuronderwijs. Hij wijst erop dat Het achterhuis van Anne Frank, ongetwijfeld het meest vertaalde en in het buitenland meest gelezen oorspronkelijk Nederlandse werk, noch in Anbeeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985 (1990) noch in Schenkeveld-Van der Dussens Nederlandse literatuur, een geschiedenis (1993) aan de orde komt - wat de vraag doet rijzen of de Nederlandse literatuurwetenschappers er misschien geen raad mee weten, en als dat inderdaad zo is, waar dat dan aan kan liggen. Een ander voorbeeld is dat van De tienduizend dingen van Maria Dermoût, zeer succesvol in Engelse vertaling en voor mijn Londense studenten vaak een literaire ervaring van de eerste orde - maar niet te vinden in Anbeeks Geschiedenis.
Het overbruggen van deze en dergelijke verschillen tussen binnen- en buitenlandse neerlandici is het centrale streven dat als een rode draad door de activiteiten en initiatieven van de IVN in de afgelopen 25 jaar loopt. Dit komt goed uit in het openingsartikel van het jubileumnummer, waarin De Rooij een interessant historisch overzicht geeft over een zestal kernactiviteiten van de IVN. De driejaarlijkse colloquia - een belangrijk forum voor buiten - èn binnenlandse neerlandici. Het tijdschrijft NEM - tegenwoordig een volwaardig vakblad en een onmisbare informatiebron voor buitenlandse neerlandici. Het project ‘Dutch Studies’ - de mislukte poging om in de jaren zeventig een Engelstalig jaarboek voor ‘Netherlandic Studies’ op te zetten. De essentiële bijdragen die er vanuit de IVN geleverd zijn aan de totstandkoming van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) en het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal, een internationaal examen waaraan tegenwoordig meer dan 4000 kandidaten per jaar uit de gehele wereld deelnemen. En ten laatste de activiteiten op het gebied van documentatie en informatieverschaffing: het is de IVN geweest die de hele binnen- en buitenlandse neerlandistiek in kaart heeft gebracht met twee essentiële adresgidsen.
In de eerste daarvan, Wie en wat in de Neerlandistiek in Nederland en België, wordt terecht een zeer ruime opvatting van ‘neerlandistiek’ gehanteerd, en zo is er informatie opgenomen over Nederlandse en Vlaamse overheidsinstanties, over universiteiten en hogescholen van Amsterdam en Antwerpen tot Wageningen en Zwolle, over vakgroepen op allerlei gebied, niet alleen Nederlandse taal- en letterkunde, maar ook Nederlands als Tweede taal, Kunstgeschiedenis, Wijsbegeerte, Algemene taalwetenschap en Fonetiek bijvoorbeeld. Voorts een lange lijst adressen van organisaties die actief zijn op het gebied van de Nederlandse taal en letteren - bibliotheken, uitgeverijen,
| |
| |
musea, allerlei verenigingen; in de aantrekkelijke sectie ‘bijzondere onderwerpen’ vinden we een bonte parade, lopend van het Bilderdijkmuseum via het Ruusbroecgenootschap tot en met het Genootschap Belle de Zuylen. Ook bevat Wie en Wat een overzicht van de inmiddels meer dan honderd tijdschriften uit binnen- en buitenland die zich vanuit allerlei verschillende disciplines bezighouden met de bestudering van het Nederlandstalige cultuurgebied. Al deze informatie is daarnaast ook toegankelijk via een goed doordacht personen- en trefwoordenregister.
In het tweede boekje, de Lijst van docenten in de Neerlandistiek aan extramurale universiteiten, is te vinden waar precies in de wereld, van België tot Zwitserland en van Aruba tot Zuid-Korea, de neerlandistiek wordt beoefend. Deze lijst bevat de namen en adressen van niet minder dan 539 docenten, werkzaam aan bijna 250 universiteiten in 41 landen over de gehele wereld. Het aantal studenten dat zich, verspreid over de wereld, toelegt op de studie van de Nederlandse taal en de Nederlandstalige literatuur en cultuur, zou dus wel eens groter kunnen zijn dan de studentenaantallen op dit gebied aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten. De Docentenlijst weerspiegelt goed de flinke groei die er de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Ter vergelijking: in 1976 telde de IVN 289 extramurale docenten, werkzaam aan 148 universiteiten in 27 landen. De grootste groei vond plaats in Duitsland (van 22 naar 34 universiteiten), Frankrijk (van 7 naar 21), Groot-Brittannië (van 12 naar 23), in Oost-Europa (van 10 naar 36), Indonesië (van 14 naar 28) en de Verenigde Staten (van 24 naar 31 universiteiten). Verdere groei is zeker mogelijk: er zijn nog genoeg interessante witte plekken op de wereldkaart - ik denk aan Griekenland en IJsland, aan China en Latijns-Amerika. Interessant is daarnaast ook dat de laatste editie van de Docentenlijst (1994) een toename laat zien van faxnummers en e-mail adressen. Ook dat helpt de afstand tussen binnen- en buitenland te overbruggen.
Met de schat aan gegevens in deze twee onmisbare boekjes biedt de IVN een voortreffelijke informatieve ondersteuning aan de vakgenoten in de wereld en aan een ieder die iets wil weten over personen en instellingen die zich, waar ook ter wereld, bezighouden met de Nederlandstalige cultuur. Het centrale punt in dit internationale netwerk is het IVN-kantoor in Woubrugge, vanwaaruit de belangenbehartiging en de praktische ondersteuning op touw worden gezet: de zomercursussen Nederlandse taal en cultuur in Nijenrode (Breukelen); de organisatie van regionale en thematische conferenties (in 1994 één over het Afrikaans en één voor jonge buitenlandse kunsthistorici); de verschaffing van de NRC-Weekeditie tegen gereduceerd tarief aan buitenlandse docentschappen; de Basisboekenlijst voor buitenlandse docenten met leveringsfaciliteiten via Martinus Nijhoff International; en de ondersteuning van projecten via de Stichting Promotie Internationale Neerlandistiek (SPIN).
| |
| |
Een centrale rol in het leven van de IVN spelen de driejaarlijkse colloquia. Het laatste, het twaalfde al, vond plaats te Antwerpen van 28 augustus tot 3 september 1994, en was gewijd aan het thema Nederlands in culturele context (Zie ook het verslag van Roel Vismans, Ons Erfdeel 38, nr. 1, jan./febr. 1995, pp. 139-140). De gelijknamige congresbundel bevat de tekst van 22 lezingen, gegroepeerd rond een vijftal thema's. Het eerste hoofdthema, Geschiedenis verzinnen, biedt, in acht bijdragen, ruim honderd bladzijden boeiende en gevarieerde beschouwingen over feit en fictie in literatuur en geschiedenis, in het werk van belangrijke auteurs als Hermans, Claus, Vestdijk, Boon, Mulisch en Haasse. Onder de bijdragen in deze afdeling springt vooral de geestrijke lezing van de schrijfster Nelleke Noordervliet eruit. Dit wijst in dezelfde richting als onze Londense ervaringen met writers-in-residence: de bijdragen die Bernlef, Leo Pleysier en Marcel Möring sinds 1993 binnen ons studieprogramma hebben geleverd, betekenen een wezenlijke verrijking van de discussie over het lezen en vertalen van eigentijdse Nederlandse literaire werken. De tweede afdeling, Grenzeloos Nederlands, behandelt de uitstraling en receptie van de Nederlandse literatuur in de wereld, in een drietal bijdragen, respectievelijk gewijd aan de invloed van Ruusbroecs mystiek op de Franse literatuur in de 17de eeuw, de receptie van Renaissance-literatuur van Heinsius, Lipsius en Scaliger in Silezië, en de ontvangst van het werk van Hella Haasse in Zweden. Het is storend dat de Franse, Latijnse en Duitse citaten in twee van deze drie bijdragen niet in het Nederlands zijn vertaald, maar dat neemt niet weg dat hier het receptie-onderzoek als een belangrijk onderzoeksthema aan de orde is gesteld, waar buitenlandse neerlandici nog veel aan te ontginnen zullen vinden. Het derde congresthema,
Druk in Antwerpen, biedt drie bijdragen over de stad van Plantijn en de 16de- en 17de-eeuwse cultuurgeschiedenis van de aldaar gevestigde humanistische geleerden en uitgevers. Het vierde thema, Strategisch Nederlands, brengt zes bijdragen over beleefdheid en het gebruik van partikels in het hedendaagse Nederlands, met veel nuttige taalgebruiksobservaties, die goed passen bij het algemene thema van dit IVNcongres. Net als in het NEM-jubileumnummer zijn deze taalkundige bijdragen vooral praktisch en didactisch gericht, en door hun descriptieve inslag sluiten ze vermoedelijk aardig aan bij de onderwijsbehoeften van veel docenten buitengaats. Maar als het daarbij blijft, gaat, vrees ik, de aansluiting verloren met wat er door Nederlandse, Vlaamse en extramurale linguïsten aan wetenschappelijk taalonderzoek wordt gedaan. In dit verband is de afwezigheid van een bijdrage over Nederlandse taalkunde in het jubileumnummer bepaald teleurstellend, zeker ook gezien de vroegere IVNbetrokkenheid bij de ANS. De congresbundel besluit met twee zeer lezenswaardige bijdragen over Nederlandstalig toneel.
| |
| |
Bij elkaar geven de 22 artikelen (waaronder 6 van buitenlandse neerlandici) een veelzijdig panorama van de Nederlandse en Vlaamse cultuur. Stof genoeg voor diepgaande discussies tussen de deelnemers - en dat is ten slotte wat deze colloquia maakt tot een forum voor persoonlijk wetenschappelijk contact tussen neerlandici uit de hele wereld. Zo vonden de 128 buitenlandse deelnemers in Antwerpen er bijna evenveel binnenlandse, die tezamen een scala aan disciplines en instanties vertegenwoordigden: de Nederlandse en Vlaamse universiteiten, de ministeries, de Nederlandse Taalunie, het Literair Produktiefonds, het Algemeen Nederlands Verbond, de NUFFIC, het Bureau voor de Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Letterkunde, maar bijvoorbeeld ook, in de persoon van één van de sprekers, D.W. Fokkema, de voorzitter van de stuurgroep van het NWO-prioriteitsprogramma Nederlandse cultuur in Europese context.
Het nut van een dergelijk forum en ontmoetingspunt is evident, zeker nu er de afgelopen jaren ook naast en buiten de IVN allerlei interessante nieuwe netwerken opkomen. Veel Nederlandse en Vlaamse universiteiten organiseren tegenwoordig zomercursussen Nederlandse taal en cultuur. De Open Universiteit produceert interessante modules over Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis. Het Letterkundig Museum in Den Haag biedt video's van Onze Literatuur in Beeld. Er is een uitstekende Nieuwsbrief Letteren van het Literair Produktiefonds en het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (Administratie Kunst). De Stichting Dimensie te Leiden biedt met haar uitgaven een ‘Internationaal Forum voor Afrikaanse en Nederlandse Taal en Letteren’. De Stichting Holland Film Promotion kan video's van Nederlandse films leveren. De vakgroepen Nederlands als Tweede Taal en de Inburgeringsprogramma's produceren nieuw lesmateriaal voor het onderwijs Nederlands aan immigranten. De ’Stichting Ons Erfdeel’ levert met haar tijdschriften, jaarboeken, brochures en bloemlezingen in diverse talen een belangrijke bijdrage aan de wereldwijde informatievoorziening over Nederlandse taal, literatuur, geschiedenis en nu ook kunst. Haar brochure Nederlands, taal van twintig miljoen Nederlanders en Vlamingen is inmiddels in 19 talen verkrijgbaar, waaronder alle grote wereldtalen. In het tijdschrift Ons Erfdeel verschenen ruim honderd artikelen over de neerlandistiek in het buitenland. De Taalunie verspreidt de zeer informatieve Bibliografische Attenderingslijst en het nieuwe blad Taalschrift. Afdelingen van de Orde van den Prince adopteren soms docentschappen in het buitenland. Studentenuitwisselingen lopen via Europese programma's als ERASMUS en LINGUA, of via directe overeenkomsten tussen samenwerkende vakgroepen Nederlands binnen- en buitengaats.
De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft strategische prioriteit toegekend aan het onderzoek van de Nederlandse
| |
| |
taal en cultuur. Er zijn faciliteiten gecreëerd voor onderzoekers in het Netherlands Institute for Advanced Study (NIAS) te Wassenaar, voor literaire vertalers in de Vertalershuizen te Leuven en Amsterdam. De Onderzoeksschool Literatuurwetenschap houdt nu in december in Uterecht een winterschool over Veertig jaar na Knuvelder - Literatuurgeschiedschrijving in Nederland, die speciaal ook is bedoeld voor jonge onderzoekers uit het buitenland. In het buitenland vinden we in Munster, Wroc0ław, Berkeley, Londen, Parijs, Berlijn en op talrijke andere plaatsen actieve en produktieve centra van neerlandistisch onderwijs, onderzoek en cultuuroverdracht. Van het jaarboek The Low Countries, uitgegeven door de ‘Stichting Ons Erfdeel’, is inmiddels de derde aflevering verschenen. En dank zij de nieuwe informatiemedia wordt de wereld steeds kleiner. Nieuwe netwerken schieten als paddestoelen uit de grond. Er is het Lowlands Linguistics network op het Internet, er zijn de digitale Steden Amsterdam en Antwerpen; in Leiden wordt een grote verzameling elektronische Nederlandse literaire teksten bijeengebracht, en er is bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie een gigantisch on-line corpus van hedendaags Nederlands beschikbaar; het Woordenboek van de Nederlandsche Taal (WNT) is beschikbaar op CD-ROM; er is LiteRom, er zijn elektronische bibliografieën en catalogi en er bestaat al twee jaar een elektronisch tijdschrift voor Neerlandistiek. Alles bij elkaar een levendig bedrijf, waarin zeer veel omgaat en dat de contacten en vervlechtingen tussen de Lage Landen en de rest van wereld steeds verder zal ontwikkelen en intensiveren.
Het is in deze context verstandig dat de IVN, bij monde van haar voorzitter in het NEM-jubileumnummer, zich opstelt als ‘Partners in Neerlandistiek’. Want samenwerking is het eerste vereiste als we in de komende vijfentwintig jaar willen komen tot een werkelijk internationale neerlandistiek. De tweede essentiële voorwaarde is, dat er geïnvesteerd wordt en dat de 244 docentschappen in de wereld en hun naar schatting achtduizend studenten door het beschikbaar stellen van computers en multimedia toegang wordt geboden tot de nu overal ontspruitende neerlandistische netwerken en informatiebronnen. Zoals er een Irishnet is voor Ierse taal en cultuur, zo zou er een Nethernet moeten komen voor Nederlandse taal en cultuur. Zijn de docentschappen Nederlands in de wereld daar éénmaal op aangesloten, dan kunnen we al die nieuwe informatietechnologieën en -media inzetten voor de internationalisering van de Neerlandistiek. Afstandsonderwijs wordt dan realiteit, terwijl studenten, onderzoekers en vertalers vanuit het buitenland direct toegang krijgen tot bronnen, documenten en kennisbestanden in Nederlandse en Vlaamse archieven, bibliotheken, musea en universiteiten. Waar we nu in de IVN nog een vrij lage organisatiegraad van de extramurale docenten moeten constateren, hebben we dan straks een effectief telewerknet dat de hele internationale neerlandistiek bestrijkt.
| |
| |
Waar het voor de komende vijfentwintig jaar op aankomt, is dat we de beschikbare krachten bundelen ter bevordering van het neerlandistisch onderwijs, het onderzoek en de cultuuroverdracht, waar ook ter wereld. Inhoudelijk kunnen we ons daarbij het best concentreren op de volgende prioriteiten.
Ten eerste, de centrale functie van het onderwijs Nederlands in het buitenland is, dat het toegang moet bieden tot onze taal en tot de daarin vervatte schatten aan kennis en cultuur. Daartoe zijn nodig adequate, eigentijdse leermiddelen voor de taalverwerving, waarin ook aandacht wordt besteed aan literatuur, cultuur en samenleving. Daarnaast zijn er specifieke leescursussen Nederlands als bronnentaal nodig, voor historici, juristen en anderen die met Nederlandstalige documenten werken. In dit verband dient de vorming van een nieuwe generatie van goed opgeleide vertalers uit het Nederlands gestimuleerd te worden, liefst in combinatie met een strategisch Vertaalprogramma dat kan leiden tot een serie goede, goedkope en gemakkelijk te verkrijgen pockets van Nederlandse literatuur in vertaling. Dit is ongetwijfeld een karwei van lange adem, en het is daarom verheugend dat de Taalunie samen met andere betrokkenen hiervoor de eerste stappen aan het zetten is.
Ten tweede, op onderzoeksgebied levert de neerlandistiek wereldwijd reeds een belangrijke bijdrage tot de bestudering van de Nederlandstalige cultuur. Voor de ondersteuning van dit onderzoek in de komende periode zijn de bestaande handboeken echter óf te beperkt óf gewoon verouderd, en er is dan ook dringend behoefte aan een drietal nieuwe, comparatief opgezette handboeken, waarin de Nederlandse taalkunde, de literatuurgeschiedenis en de cultuur en samenleving van de Lage Landen in een ruimer, Europees en internationaal kader behandeld worden.
Ten derde, wat de cultuuroverdracht betreft, circuleert nu al enige tijd het voornemen om de extramurale neerlandici te betrekken bij het buitenlands cultureel beleid. Het wordt tijd dat daar nu eens werk van wordt gemaakt, en dat de docentschappen Nederlands in staat worden gesteld de presentatie van de Nederlandse en Vlaamse cultuur aan de buitenwereld effectief ter hand te nemen. Concrete projecten, zoals seminars over ontwikkelingen in de Lage Landen, literaire manifestaties, reizende tentoonstellingen van design, kunst en boeken, muziek-, toneel- en filmavonden, lijken hier de aangewezen weg.
Het is bij dit alles van groot strategisch belang om in te spelen op wat er in de buitenwereld al gaande is. Zo zouden de belangrijkste centra van Neerlandistiek in de wereld direct bij de vorming van zo'n Nethernet betrokken moeten worden. Daarnaast is er het Schama-effect, dat benut kan worden voor een sterkere internationale profilering van de Nederlandse taal en cultuur. Dit betekent dat de samenwerking gestimuleerd dient te worden met buitenlandse uitgevers en geleerden van naam die zich met aspecten van de Lage Landen bezighouden. Te denken valt hierbij aan Oxford University
| |
| |
Press, die dit jaar zowel Jonathan Israels The Dutch Republic uitbrengt alsook Geert Booij's The Phonology of Dutch en E.M. Beekmans Troubled Pleasures. Studies in Dutch Colonial Literature from the East Indies 1600-1950. Veel meer dan tot nu toe gebeurt zouden neerlandici moeten samenwerken met onderzoekers uit andere disciplines, met historici, kunsthistorici, germanisten, indonesianisten, sociaal-geografen, filosofen en linguïsten. Neerlandici en anglisten bijvoorbeeld zouden heel goed kunnen samenwerken rond het thema van de (post-)koloniale literatuur, die in de angelsaksische wereld sterk in de belangstelling staat, vooral ook na Edward Saids Culture and Imperialism (1993), waarin Multatuli niet ongenoemd is gebleven.
Het gaat om dit soort bruggen naar internationale en interdisciplinaire intellectuele samenwerking - die zouden er veel meer geslagen moeten worden, om zo, vanuit verschil in achtergrond, discipline, interesse en optiek, te komen tot een produktieve dialoog over de Nederlandstalige cultuur in de wereld.
| |
Informatie:
Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN), Raadhuisstraat 1, NL-2481 BE Woubrugge.
Tel. +31/172 51 82 43 - Fax +31 / 172 51 99 25.
Over vijfentwintig jaar IVN, zie: Neerlandica Extra Muros, Tijdschrift van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN), XXXIII, 3, oktober 1995, 130 p.
| |
Bibliografie:
th. j.m. janssen, p.g.m. de kleijn, a.m. musschoot(red.), Nederlands in culturele context, Handelingen van het 12e Colloquium Neerlandicum, IVN, Woubrugge, 1995, 402 p.
w. thijs, ‘Neerlandistiek “Extra Muros”’, in d.m. bakker en g.r.w. dibbets, Geschiedenis van de Nederlandse Taalkunde, Malmberg, Den Bosch, 1977, pp. 315-337.
|
|