Ons Erfdeel. Jaargang 38
(1995)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 684]
| |
Sadi de Gorter (1912-1994) - Foto Marc Simon.
| |
[pagina 685]
| |
Sadi de Gorter 1912 - 1994André van Seggelen Aan de vooravond van Kerstmis 1994 overleed te Parijs de schrijver-diplomaat Sadi de Gorter. Zijn grote betekenis voor de ontwikkeling van de na-oorlogse Frans-Nederlandse betrekkingen, zijn waarde als Franstalig dichter van Nederlandse geboorte en ook de rol die hij, met zijn schier ontelbare artikelen, inleidingen en voordrachten heeft gespeeld in het uitdragen van de Nederlandse cultuur in Frankrijk, rechtvaardigen een langere beschouwing in het tijdschrift waarvan hij lange jaren een van de meest overtuigde raadgevers en medewerkers was. Zijn geboorte in Amsterdam als zoon van een persfotograaf en zijn kinderjaren aan de Prinsengracht, hadden ongetwijfeld een niet uit te wissen stempel gezet op geest en karakter van Sadi de Gorter. Hoezeer de wisselvalligheden van het leven en de culturen uit alle wereldstreken waarmee hij later in contact kwam hun sporen bij hem achterlieten, altijd bleef iets doorschemeren van die Amsterdamse oorsprong. Zijn openheid voor wat van elders kwam, zijn nieuwsgierigheid en zijn met humor doorspekte welbespraaktheid moeten wel hun wortels hebben gehad in die unieke stad aan het IJ, ontvankelijk voor alles wat van ver komt. Toen hij op 19 oktober 1912 werd geboren, was zijn vader, zoals hij lang geleden vertelde, beroepshalve op reis in Frankrijk. Vanuit Lyon zou hij toen aan zijn vrouw hebben getelegrafeerd dat hun zoon Sadi moest heten naar de daar in 1894 vermoorde radicale president Sadi Carnot. Daar was het aan de staatsman gewijde, pompeuze monument weliswaar voltooid, maar de discussies erover hielden niet op. Misschien heeft De Gorter op latere leeftijd alleen maar iets willen toevoegen aan de legende omtrent zijn persoon en is dit niets meer dan een sterk verhaal, maar het stemt wel overeen met zijn trots op een naam die, naar hij beweerde, aan geen ander Nederlands kind ooit was gegeven. Hij was een bijzondere jongen en dat was ie!Ga naar eindnoot(1) | |
[pagina 686]
| |
Geen twijfel dat hij, als jochie al, handen in zijn zakken, met die karakteristieke, nadenkende blik - er zijn houdingen en gewoontes die men een leven lang niet verliest - de gevels van de Prinsengracht heeft langsgekeken waar de kroonlijsten zich aaneenregen als de versregels die hij later zou schrijven. De verlichte ramen van de grachtenhuizen, het groene water van grachten en Amstel zouden een leven lang herkenningspunten blijven en een zeker heimwee in hem blijven voeden. Die kinderjaren met hun indrukken moeten bepalend zijn geweest voor zijn vorming. Amsterdam is later een bron van inspiratie gebleven. Hij hoorde ‘sur les ponts les poids lourds marteler le silence’ en de spiegelingen in het overal weer aanwezige water gaven hem de fysieke indruk van een brandende gloed waarvan hij schreef ‘Je fixe l'Amstel et mes paupières s'embrasent sous le feu de mon regard’.Ga naar eindnoot(2) In 1920 verhuisde het gezin De Gorter naar Brussel, waar Sadi na zijn Amsterdamse kindertijd werd ondergedompeld in een francofone wereld. In zijn schooljaren daar heeft hij de Franse taal tot in de perfectie geleerd en toch, daar moeten de gezinsomstandigheden toe hebben bijgedragen, zijn Nederlands allerminst verwaarloosd. Zo is hij de volmaakt tweetalige geworden die wij hebben gekend. Toen hij in 1927 zijn vader had verloren, vestigde zijn moeder zich weer in Amsterdam maar bleef Sadi met zijn oudere zus Erna in Brussel. Dat hij een H.B.S.-diploma zou hebben behaald, zoals de almanak van het Ministerie van Buitenlandse Zaken later vermeldde, berust nergens op. Na de dood van zijn vader moest hij, in een tijd dat de economische crisis toesloeg, armoede en werkeloosheid om zich heen grepen, zijn kost verdienen met alle mogelijke baantjes en klussen. Hoe hij is binnengekomen in de kringen van dichters, literatoren en journalisten is niet na te gaan. Maar een grote natuurlijke begaafdheid vindt altijd haar weg! Dat hij heel vroeg al met de journalistiek in contact kwam en in de kringen van jonge, linkse, revolutionaire schrijvers verkeerde kan men lezen in het voorwoord dat Charles Plisnier in 1938 schreef voor zijn dichtbundel Anges Rebelles.Ga naar eindnoot(3) Het moet in mei 1931 zijn geweest, toen hij met een groepje vrienden op een schrijversbeurs in het ‘Atrium’ te Brussel zijn eerste dichtbundel Abcès aan de man probeerde te brengen. Die dag heeft Sadi blijkbaar indruk op Plisnier gemaakt, de schrijver die, als eerste niet-Fransman, in 1937 de Prix Goncourt zou krijgen. Vanaf die tijd had Sadi ook toegang tot de ‘Mardis de la Place Morichar’ een literaire kring die bijeenkwam ten huize van Plisnier. Dat hij enorm belezen was en over poëzie kon en wilde meepraten was in 1930 al gebleken uit zijn essay Primautédu social dans la littérature. Het geschriftje van de achttienjarige, dat in Brussel werd uitgegeven toont ons een revolutionaire Sadi de Gorter, strijdend voor de proletarische literatuur. Hij verklaarde zich een medestander van Henri Poulaille en de ‘Écrivains | |
[pagina 687]
| |
du Peuple’ en schreef: ‘nous devons revendiquer le droit pour les ouvriers d'opposer ã la littérature bourgeoise, les efforts d'une classe qui lutte pour son émancipation. Peut-être mieux que des discours politiques, que la propagande sous toutes ses formes, l'art prolétarien, impose de gré ou de force, ... créera une situation révolutionnaire plus vivante, parce que davantage basée sur le sentiment’.Ga naar eindnoot(4) Uit hetzelfde essay blijkt dat hij toen Charles Plisnier al kende en bewonderde als schrijver ‘dont le rôle dans la poésie révolutionnaire a été considérable’ en die zich had afgevraagd ‘Comment, de tant d'hommes qui furent heureux, ne demeure-t-il que des cris de douleur, échos de quelques moments exceptionnels de leur vie?’ Voor Sadi raakte Plisnier hier aan iets wezenlijks van de poëzie. Te Brussel heeft Sadi de Gorter intens meegeleefd met de avant-garde van die jaren, in Brussel “où il souffre de la faim, de toutes lesfaims de la vie’ zoals zijn vriend Yves Cazaux later zou schrijven. Zijn reactie op het harde leven kon niets anders zijn dan een schreeuw en ‘ses cris saignent’.Ga naar eindnoot(5) In die jonge jaren te Brussel, was Sadi ook de onverzadigbare lezer geworden die al zijn vrienden hebben gekend en werd hij de nimmer te vermoeien beschouwer van schilderijen en beeldhouwkunst, waarover hij later, zo vaak zwaaiend met een bril, zijn altijd zinvolle en leerrijke gedachten en gevoelens kon uiten. Hij kende en bezocht talloze kunstenaars in hun ateliers, discussieerde met hen over hun werk, over hun inspiratie, keek, keek, dronk kleuren en vormen, nam hun scheppingen in zich op. Zijn observatievermogen en zijn zintuiglijkheid, gepaard aan een immense taalcreativiteit, maken dat Sadi de Gorters stukken over eigentijdse kunstuitingen hun waarde blijven behouden. Door zijn medewerking aan de Chronique des lettres et des arts van het Brusselse weekblad Le Rouge et le Noir leerde hij in 1935 Gisèle Berkenstadt kennen. Française van nationaliteit, was zij opgevoed in België o.a. op een nonneninternaat te Pamel. Zij had haar zelfstandigheid vroeg veroverd en werk gevonden als steno-typiste bij het blad van Plisnier. In 1936 trouwden zij. Twee verdere bundels poëzie waren in die Brusselse jaren dertig tot stand gekomen: La randonnée des hommes perdus in 1934; Exil volontaire in 1936.Ga naar eindnoot(6) Toen Charles Plisnier in 1937 de Prix Goncourt had gekregen en in verband daarmee naar Frankrijk vertrok, volgde Sadi hem en trad hij min of meer op als secretaris van de laureaat. Bij het herlezen van Sadi's gedichten uit deze jaren wordt men getroffen door de niet aflatende pijn die de dichter lijdt aan het geweld dat de mensheid teistert, aan de wonden die men elkaar slaat, die de maatschappij toebrengt. | |
[pagina 688]
| |
Hij drukt zich uit in een taal die losbreekt uit zijn diepste wezen, dat geraakt is door wat al zijn zintuigen hem doen ervaren. In Parijs leefden Gisèle en Sadi inmiddels van alle mogelijke voorlopige oplossingen. Als Française kon Gisèle gelukkig nog werk vinden, Sadi rommelde wat aan in de journalistiek. Hij ontwikkelde zelfs een spel voor de radio, dat evenwel wegens het uitbreken van de oorlog niet meer is uitgezonden. Bij de komst van de Duitsers, in 1940, werkte Gisèle al in Bordeaux voor een rubbermaatschappij en volgde Sadi haar spoorslags daarheen. Korte tijd verbleven zij vervolgens nog in Marseille, waarna Gisèle in Uriage een stage ging volgen om jeugdbegeleidster te worden. In 1941 kreeg het echtpaar een jeugdherberg toegewezen in La Lliagone, op 1800 m hoogte in de Pyreneeën. Sadi werd dus jeugdherbergvader! Al gauw werd die herberg een doorgangsoord voor velen die zich bedreigd voelden in de bezette gebieden en via Spanje naar Engeland wilden ontkomen. Toen hij in 1942 een tip kreeg dat de gestapo ook deze jeugdherberg zou komen doorzoeken wist Sadi met een aantal vrienden over de sneeuwbedekte bergen naar Spanje te ontkomen. Ongeveer een jaar was hij opgesloten in Miranda, daarna kon kon hij met enkele lotgenoten ontvluchten en via Portugal Engeland bereiken. Contact met zijn gezin was niet meer mogelijk. Gisèle kwam met haar dochtertje na lange omzwervingen, in Brussel terecht, waar Sadi haar pas na de oorlog weer zou terugvinden. Hij was inmiddels, na onder meer als liftboy te hebben gewerkt, bij de in Londen verschij nende krant La France Libre aan de slag gekomen. De Minister van Buitenlandse Zaken van de Nederlandse regering in ballingschap, Eelco van Kleffens, kwam van het bestaan van deze talentvolle jonge Nederlander op de hoogte en vroeg hem een Franstalige voorlichtingsdienst voor zijn departement te organiseren. Met de oorlogsavonturen van Sadi de Gorter kan men een boekdeel vullen. In het verlengde van die Londense bezigheid begon Sadi, na de bevrijding, toen hij benoemd was tot persattaché aan het Nederlandse Gezantschap te Parijs, met de publikatie van Nouvelles de Hollande, een wekelijks bulletin, dat bijna 25 jaar het Nederlandse voorlichtingsorgaan in de Franse taal bij uitstek bleef. Zolang het blad bestond heeft Sadi de Gorter het bijkans alleen volgeschreven. Hij schreef over alles wat voor Fransen in Nederland de moeite van het weten waard was of waard moest zijn: politiek, wederopbouw, economie, koninklijk huis, architectuur, literatuur, film, schilderkunst. De behandelde onderwerpen zijn niet te tellen en Sadi's pen schreef snel. Veel van wat hij in deze Nouvelles heeft gepubliceerd is nog steeds de moeite van het lezen waard of geeft ons op zijn minst een prachtig beeld van een tijd die definitief tot de geschiedenis behoort. Nadat er bijna vierduizend bladzijden onder de directie van Sadi de Gorter waren verschenen, heeft het eenvoudig gedrukte blad, blijkbaar in de meidagen van 68, het loodje gelegd. Maar door | |
[pagina 689]
| |
dit harnekkig volgehouden aan de weg timmeren heeft Sadi de Gorter het gepresteerd in Frankrijk een nieuw, modern beeld van Nederland op te bouwen, dat de oubollige, op verkoop van kaas en sla gerichte, traditionele, folkloristische schema's langzamerhand is gaan vervangen. Een belangrijk instrument voor het aanbieden van de Nederlandse cultuur in Frankrijk werd, vanaf 1957, het door Sadi de Gorter, inmiddels Conseiller Culturel, geleide ‘Institut Néerlandais’ van de rue de Lille. Hier werd de Fondation ‘Custodia’ ondergebracht, die de sublieme kunstverzameling van Frits Lugt ging beheren, en verder kwamen er tentoonstellingen en culturele evenementen in de breedste zin tot stand. Het aantal tentoonstellingscatalogi waarvoor Sadi de Gorter een inleiding schreef, vult een flinke boekenkast. Het gebeurde overigens wel dat hij in persoon potentiële bruikleengevers voor de heel hoog gewaardeerde exposities moest overhalen hun schatten voor een poosje af te staan en dat hij die dan onder zijn arm meenam naar het Institut. Schitterend waren tentoonstellingen als La vie en Hollande au xvii e siècle, Saenredam, Willem Buytewech en hoe veel andere nog.Ga naar eindnoot(7) Veel jonge Nederlandse musici hebben zich, dank zij de muziekavonden in het Institut, voor het eerst aan een Frans publiek kunnen presenteren. 123, rue de Lille werd onder leiding van Sadi de Gorter een instelling waar het gonsde van activiteit, waar contacten werden aangeknoopt, waar gelijkgezinden elkaar ontmoetten, waar debatten plaats vonden. Het gezamenlijk ontbijt van de gasten en studerenden die er vertoefden of woonden, en waarbij de directeur altijd even kwam binnenlopen, was, in al zijn soberheid, het dagelijkse moment bij uitstek om ervaringen en ideeën uit te wisselen, voorstellen te doen, plannen te maken. Door zijn grote kennis van het Franse culturele leven, van de Franse kunstenaars- en schrijverswereld, waarin hij persoonlijke contacten onderhield met talrijke markante figuren, kende hij beter dan welke Nederlander ook de mogelijkheden die er voor de Nederlandse cultuur in Frankrijk lagen, voelde hij beter dan wie ook uit Nederland aan, op welke gevoeligheden in Frankrijk men kon inspelen. Zijn directeurschap van het Institut Néerlandais gaf hem gelegenheid om met de grootste trefzekerheid telkens weer een ander publiek te interesseren voor bepaalde aspecten van de Nederlandse cultuur, van de Nederlandse samenleving. Vreemd lijkt het dat de opstandige van voorheen, de revolutionair, de dichter die zich altijd verzet had tegen de gevestigde orde, langzaam scheen ingebed in de delicate sfeer van de diplomatie, waar niet alles hardop kan worden gezegd, waar men fluistert of in perifrasen spreekt. Sadi verstond die diplomatieke kunst waarschijnlijk des te beter omdat hij dichter was en dus het gewicht van woorden kende, omdat hij over een gigantisch verbaal vermogen beschikte en misschien ook omdat de verwondingen die het leven hem had toegebracht hem in de voorzichtigheid | |
[pagina 690]
| |
hadden getraind. Maar ondanks het diplomatieke behang, dat veel verborg, bleef voelbaar hoe gedreven hij was, met welke passie hij waarheden en waarden verdedigde. Tot zijn pensionering in 1977 bleef Sadi de Gorter de geïnspireerde leider van het Institut. Ook de ontwikkeling van het onderwijs in de Nederlandse taal, letterkunde en beschavingsgeschiedenis aan de Franse universiteiten en scholen heeft onnoemelijk veel te danken aan Sadi de Gorter. Met het sluiten van het Cultureel Akkoord tussen Frankrijk en Nederland in 1948 waren mogelijkheden geschapen en wegen geopend. Met de Minister van Onderwijs Veringa nam hij in 1971 het initiatief om de docenten Nederlands in Frankrijk regelmatig bijeen te laten komen. Dan werd er soms wel veel ‘gepraat’, maar toch voer de Franse neerlandistiek daarbij wèl. In de vergaderingen van het Cultureel Akkoord stond hij pal voor zowel het Nederlands in Frankrijk als het Frans in Nederland. Hij kreeg het voor elkaar dat nieuwe lectoraten werden ingesteld en nieuwe cursussen werden geopend. Aan menige universiteit trad hij op als gastspreker. Als het Nederlands nog steeds maar een heel kleine plaats heeft in de Franse onderwijsprogramma's komt dat niet door gebrek aan inzet van Sadi de Gorter en zijn opvolgers, ook niet door het lang ontbreken van een eigen Capes, het diploma dat wettelijke onderwijsbevoegdheid geeft. Maar het ligt wèl aan het simpele feit dat geen zinnig minister ooit voldoende, peperdure, onderwijsposten voor het Nederlands zal instellen die op de staatskas blijven drukken tot aan het pensioen van de benoemde docenten. Daarbij komt nog dat te weinig ouders zulk onderwijs voor hun kinderen eisen! Sadi heeft altijd geweten waar de grenzen lagen. Inmiddels was Sadi de Gorter in Parijs een bekende en hooggewaardeerde figuur in de wereld van dichters en kunstenaars. Zijn poëzie had een ontwikkeling doorgemaakt, had misschien aan heftigheid ingeboet maar was zeker niet minder diep doorvoeld. Zijn werk had door zijn hoog poëtisch gehalte de aandacht getrokken en verschillende prijzen vielen hem ten deel. Bundels als Pays nocturnesGa naar eindnoot(8) en Le verbe sur les ailes de l'oiseauGa naar eindnoot(9) hadden zijn reputatie gevestigd. In Caisse d'Épargne een groot werk uit 1977Ga naar eindnoot(10) maakte hij met melancholie een inventaris op van het leven, als voor een grote uitverkoop, maar achter de boekhouder hoort men nog steeds de opstandige, de dichter die zich tegen het lot verzet. En dan tot slot zijn medewerking aan de bladen Ons Erfdeel en Septentrion. Daarin had Sadi de Gorter weer tribunes gevonden waar hij kon schrijven over al wat de Nederlandse cultuur aan rijkdommen had rond te delen. Als men alles wil herlezen wat Sadi in beide tijdschriften heeft gepubliceerd, moet men over veel vrije avonden beschikken. Met zijn onvoorstelbare kennis van de Nederlandse beschaving, van de Nederlandse maatschappij, die hij vanuit een vooruitgeschoven observatiepost kon bekijken, met zijn gevoel van ook | |
[pagina 691]
| |
Vlaming te zijn en aan de Leie zo goed thuis te zijn als aan de Amstel, was hij een onmisbare vaste medewerker. Met zijn Chronique gaf hij vanaf 1978 in Septentrion een nieuwe, op kleine feiten uit de culturele actualiteit gebaseerde, impuls aan het blad. Hij schreef er over alles wat hij maar tegenkwam: een expositie, een schilder, een boek, een gevelsteen en een straatnaam. Iemand die als hij, op deze subtiele manier, culturele verbindingslijnen tussen de Nederlanden en Frankrijk weet te spinnen, zal men niet gauw opnieuw vinden. Voor ieder die in de toekomst iets wil weten over de culturele betrekkingen tussen deze landen horen De Gorters ‘Chroniques’ tot de verplichte lectuur. In zijn leven heeft Sadi de Gorter hoge posten bekleed, tot die van gevolmachtigd minister en permanent vertegenwoordiger bij de UNESCO. Hij heeft hoge onderscheidingen ontvangen en belangrijke prijzen gekregen. Hij had ze verdiend en was er trots op. Hij liet zich die eerbewijzen welgevallen en was er als oprechte levensgenieter de man niet naar om daarbij valse bescheidenheid te vertonen! Hij was een vriend van wie men veel kon leren, ook toen hij ouder werd en hij zijn einde nabij voelde. Want onder zijn uiterlijke houding van waardig oud worden na volledig te hebben geleefd, was in hem blijven gloeien, het hart nooit voldaan, het hart vol heimwee naar wat vroeger was beleefd en gevoeld, een hart dat heviger ging kloppen bij het zien van een kunstwerk en het horen van een mooi gedicht. |
|