Publikaties
The Dutch Republic
Sinds de publikatie van Sir William Temples Observations upon the United Provinces of the Netherlands in 1672 is de Engelstalige wereld geïntrigeerd door de spectaculaire opkomst (en de niet minder dramatische ondergang) van de Republiek der Verenigde Nederlanden. In het Engels bestaan al verschillende voortreffelijke korte overzichten van de geschiedenis van de Republiek (bijvoorbeeld door K.D. Haley en Charles Wilson); maar sedert het verschijnen van het bekende werk van Pieter Geyl in de jaren dertig is geen volledig overzichtswerk van de hand van één auteur verschenen. Wij mogen Jonathan Israel dan ook dankbaar zijn dat hij deze Herculeaanse taak heeft aangedurfd.
The Dutch Republic. Its Rise, Greatness, and Fall is een opmerkelijk boek, en dat zeker niet alleen door zijn omvang en zijn brede perspectief. In maar liefst 1231 bladzijden wordt de geschiedenis van de Republiek gevolgd van de vroegste landwinningsprojecten in het dertiende-eeuwse Holland tot de ineenstorting van de Bataafse Republiek in 1806. Het accent ligt echter op de Gouden Eeuw. Vijfenzestig procent van de tekst is aan deze periode gewijd, tegen twintig procent voor het Habsburgse tijdvak en de Opstand en vijftien voor de achttiende-eeuwse ‘ontknoping’. Daarbij komen alle aspecten van de geschiedenis aan bod: politieke, diplomatieke en militaire niet minder dan sociale, economische, religieuze, intellectuele en culturele. De schrijver heeft geprobeerd zijn aandacht evenwichtig te verdelen tussen alle zeven provincies om zo het overmatig ‘hollandocentrische’ geschiedbeeld dat eerdere studies ontsierde te vermijden. Dat belet hem echter niet diep in te gaan op het Hollandse overwicht over de overige zes gewesten, een verschijnsel dat hij tot ver in de middeleeuwen terugvoert.
Israel heeft zijn studie stevig verankerd in een bredere internationale context. Men vindt er niet alleen een schat aan feitelijke informatie over de internationale verhoudingen - een terrein waarop de schrijver eerder zijn sporen heeft verdiend - maar ook veel over de ruimere Europese betekenis van zuiver Nederlandse fenomenen. Zo beklemtoont hij dat het uitgebreide stelsel van openbare armenzorg dat in de Republiek de arbeidsmarkt reguleerde, elders in Europa zijn gelijke niet kende. Op een gelijksoortige manier wordt, in één van de meest opwindende hoofdstukken van het hele boek dat de intellectuele geschiedenis van de late zeventiende eeuw behandelt, de oorspronkelijkheid onderstreept van de Cartesiaanse filosofie en de liberale Coccejaanse filosofie.
The Dutch Republic is een buitengewoon erudiet boek. De literatuuropgave beslaat bijna zestig dicht bedrukte bladzijden, naar schatting 1400 titels, waaronder meer dan 300 (uitgegeven) primaire bronnen. En uit de voetnoten blijkt dat Israel meer dan eens zijn lectuur met grondig archiefwerk heeft ondersteund. Het is ook een spannend boek. Een vlakke, louter verhalende betoogtrant vinden wij nergens: de schrijver neemt altijd een standpunt in. Algemeen aanvaarde historische feiten en geliefkoosde historiografische overtuigingen worden - haast met wellust - onderuit gehaald. Het is een plezier waar te nemen hoe Israel zijn bewijsmateriaal ordent om zijn lezer, of deze het wil of niet, tot zijn standpunt over te halen. Israel betoogt, legt uit, pleit, debatteert, en concludeert: de ‘calvinistische revolutie’ van 1618 markeerde ‘one of the most fundemental shifts of the Golden Age’; en het overlijden van Willem III betekende ‘a profound change’ in het karakter van de Verenigde Provinciën. Maar omdat hij leesbaar wil zijn voor een breed publiek, ontaardt zijn revisionisme nimmer in polemiek.
Het meest verregaande staaltje van revisionisme betreft de scheiding tussen Noord en Zuid. Sinds Pieter Geyl beschouwen historici de zeventien gewesten van Karel V, ondanks onderlinge verschillen, als een groeiende eenheid. Zij gaan ervan uit dat het niet zinvol is vóór de Opstand een wezenlijk onderscheid tussen Noord en Zuid te maken. Het resultaat van de Opstand, twee afzonderlijke politiek en cultureel verschillende gemeenschappen, was