Holland Festival 1995
‘Kunst en verzet’ zo luidde het centrale thema van het Holland Festival. Immers: op 8 mei 1995 was het vijftig jaar geleden dat de geallieerde strijdkrachten de nationaal-socialisten tot overgave dwongen. Dit betekende dat het feest vooral in het teken van de Duitse muziek stond, waar festival-directeur Jan van Vlijmen een speciale binding mee koestert, zeker met de centrale figuur van Karlheinz Stockhausen die voor zijn eigen componeren steeds een voorbeeldfunctie heeft gehad. Zo schonk men voorts aandacht voor de op 26-jarige leeftijd in een concentratiekamp omgebrachte Gideon Klein, aan de maatschappelijk geëngageerde Bernd Alois Zimmerman en de uitgesproken radicale avant-gardist Helmut Lachenmann, die op gelukkige wijze Duits streng structureel denken weet te combineren met Italiaanse virtuositeit, een soort van combinatie van Stockhausen en Sciarrino. Nog zo'n ‘dubbelhartige’ figuur is Claude Vivier, een combinatie van Stockhausen en Messiaen. Vivier groeit uit tot een cult-figuur, en Wolfgang Rihm - nog zo'n zwaargewicht op het festival - staat daar ook niet ver meer van af.
Maar Stockhausen blijft toch de meest grens verleggende, de meest spraakmakende figuur. Weltraum-Outer Space, electronische muziek uit de opera Freitag aus Licht toonde hoe zijn engagement voor de techniek nog onverminderd is gebleven, maar nog spectaculairder was die technische motivatie in het Helikopter-Streichquartett, waartoe de leden van het Arditti String Quartett plaats namen in helicopters van de Koninklijke Luchtmacht. Radiografisch werden alle signalen, zowel van de musici als van de voertuigen naar Stockhausens mengtafel gezonden waar het ruismateriaal definitief gestalte kreeg in handen van de maestro. Hij overdenkt nu iets dergelijks te ondernemen vanuit een duikboot, - alleen Stockhausen bedenkt zo iets en voert het nog uit ook...
Met kunst en verzet had dit alles weinig te doen, maar de openingsavond met de opera Esmée des te meer.
Veel aandacht ging uit naar deze verzetsopera van Theo Loevendie naar een libretto van Jan Blokker, gebaseerd op ware gebeurtenissen, zij het in een vrije uitwerking. Van een docu-drama was geen sprake.
Het is het verhaal van een Amsterdamse vrouw uit gegoede kringen, een vrijgevochten flamboyante verschijning die alle mannen het hoofd op hol brengt en in 1943 in het Friese verzet belandt. Ze wordt verliefd op een Duitse officier en het wantrouwen van beide kampen wordt haar noodlottig. In '44 besluit de Sicherheitsdienst haar te liquideren.
Regisseur Herbert Wernicke bedacht een reusachtig groot, uit elkaar gerukt bloedrood hakenkruis waarop zich alles had af te spelen,