zelfs gratis een luister- én visuele sessie op een groot scherm in de Mahler-tent op het Museumplein. In feite betrof het een herhaling van het Mahler-feest van 1920, zij het dat destijds het feest werd aangegrepen om het 25-jarig dirigentschap van Willem Mengelberg luister bij te zetten. Riccardo Chailly, de huidige dirigent van het Concertgebouworkest had zeker niet de naam van Mahler-specialist te zijn, zijn aanpak is typisch Latijns en minder op zijn plaats voor getormenteerde bekentenismuziek. Maar zijn vertolking van Mahlers Achtste Symfonie, de Sinfonie der Tausend, als afsluitende manifestatie was visionair, opmerkelijk in zijn feilloze analyse, inderdaad Latijnse helderheid en felle ritmiek. Bijna therapeutisch die ervaring!
De beroemdste orkesten deden Amsterdam aan, een vergelijking lag voor de hand. De ‘Prima donna’-blazers van het Concertgebouworkest bleken hors concours, maar de strijkers van de Berliner en de Wiener Philharmoniker klonken bijzonderder: de eerste gonzend-donkerder en gedisciplineerder, de tweede juist lichtvoetiger, huppelend lichtzinnig, charmerender. Het enige ensemble waar men een vraagteken bij kon plaatsen was het BBC Welsh Symphony Orchestra, dat zich wijdde aan de Tiende, - een bijdrage van het Residentie Orkest of het Rotterdams Filharmonisch was voor de hand liggender geweest. Al met al een unieke presentatie van alle grote Mahler-werken in kort tijdsbestek, geheel passend in de traditie van de jaren negentig. Kort na de oorlog was zo'n cyclus volstrekt ondenkbaar geweest, toen heerste nog onverschilligheid tegenover hoogromantische muziekcultuur.
Ernst Vermeulen