Theater
Theater voor bewonderaars, volgelingen en fans
Veel minder dan vroeger, in het tijdperk vóór Tomaat en nog lang daarna, lijkt tegenwoordig de belangstelling voor theater in Nederland en Vlaanderen te worden bepaald door de namen van gerenommeerde acteurs. Spreken oudere theaterbezoekers nog met een zekere nostalgie over Ko van Dijk, Ank van der Moer en Paul Steenbergen, de belangstelling van de jongere generatie lijkt veel meer uit te gaan naar de regisseurs dan naar ‘grote’ toneelsterren. Produkties van spraakmakende, vernieuwende theatermakers als Theu Boermans (De Trust), Johan Simons (Hollandia) en Luk Perceval (Blauwe Maandag Compagnie) worden door publiek en critici doorgaans hartstochtelijk begroet en aangeprezen, terwijl naar de optredende acteurs niet onmiddellijk geïnformeerd wordt. Kortom, oogstte het toneel vroeger vooral bewonderaars van favoriete sterren, in onze tijd lijken veeleer adepten van een bepaalde theatrale richting te worden gegenereerd.
Dat beeld van het moderne publiek vereist natuurlijk enige nuancering. Een gezelschap als Het Nationale Toneel bijvoorbeeld, stevig geworteld in de traditie van schouwburgzaal en repertoiretoneel, telt onder zijn trouwe aanhang ongetwijfeld nog vele bewonderaars die speciaal op de namen van de acteurs afkomen. Maar onder leiding van Hans Croiset en Ger Thijs heeft Het Nationale Toneel zich wel degelijk ontwikkeld tot een ensemble dat bij het verkennen van nieuwe wegen niet aan de zijlijn is blijven staan. Zo heeft Thijs, onder meer met zijn Kleine zielen, het actuele bestaansrecht van klassiek repertoiretoneel overtuigend aangetoond.
De voorstelling Eind goed, al goed, aan het eind van het voorbije seizoen gespeeld in Theater aan het Spui in Den Haag bewijst eens te meer waar momenteel de kracht ligt van Het Nationale Toneel. Natuurlijk, het gaat hier om een vertrouwde Shakespeare-klassieker, maar die wordt wel gespeeld in een theater met een vlakke vloer, in een opmerkelijk losse vertaling van Frank Albers, met jonge acteurs als Hylke van Sprundel en Ariane Schluter náást de bekende namen van Anne-Wil Blankers en Wil van Kralingen, en, niet in de laatste plaats, met Johan Doesburg die in zijn regie een frisse benadering niet uit de weg gaat.
In de laatste fase van het repetitieproces van Eind goed, al goed nam Doesburg de regie over van Kim Zeegers en wat hij neerzet is een voorstelling die indruk maakt: om het tempo waarmee de dikwijls als weerbarstig ervaren dubbelplot er doorheen wordt gejaagd, om het enthousiasme waarin jonge en oude acteurs elkaar vinden, om het even inventieve als doelmatige toneelbeeld, en ten slotte om het verrassende scala aan komische effecten.
Eveneens in het lichtvoetige genre deed Theatergroep Carrousel een sterke zet met Het beroep van Mrs. Warren - een stuk dat, saillant detail, bij Het Nationale Toneel vorig jaar min of meer flopte. De voorstelling, dit seizoen hernomen, stelt de volgelingen van het Amsterdamse gezelschap niet teleur. Volgelingen met recht, want het kan haast niet anders