dezelfde Max de Jong die haar toch weer aan het schrijven bracht. Hans van Straten wilde hem van de vergetelheid redden en vroeg mensen die hem hadden gekend om hun herinneringen aan hem. Sanders dook in het verleden. Zij ervoer dat als onplezierig. Maar de confrontatie met verlies, gemiste kansen, de oorlog die haar van haar geliefde scheidde, bracht haar wel opnieuw tot dichten. Ze is blijven schrijven, getuige haar tweede bundel Autogeografie.
Autogeografie - zelf vertaalt zij haar neologisme met ‘persoonlijke aardrijkskunde’. Wie weet onder welke naam Georgine Sanders een beroemd personage is in de Nederlandse letteren, weet ook dat haar persoonlijke aardrijkskunde zich niet tot Utrecht en Gouda beperkt. In het werk van Leo Vroman komt zij voor als de geliefde Tineke. Zij is geboren in toenmalig Nederlands-Indië (1921), ging kort voor de oorlog in Utrecht medicijnen studeren en voegde zich in 1947 bij Vroman in New York.
Sanders' levensloop laat zich aan de indeling van Autogeografie aflezen. De eerste afdeling is getiteld ‘Indië/Indonesië en Nederland’, en bevat gedichten over plaatsen van haar jeugd en over bezoeken daaraan op latere leeftijd. De tweede afdeling ‘Amerika en Nederland’ omvat plaatsen en personen aan beide zijden van de oceaan.
Haar levensloop lijkt ook verantwoordelijk voor vorm en dictie. Die sluiten aan bij de poëzie, zoals die kort voor de oorlog in Nederland werd geschreven. De na-oorlogse thematische en vers-technische revoluties en omwentelingen hebben zich buiten haar om voltrokken.
Een enkele uitzondering daargelaten, beslaan gedichten vier of drie kwatrijnen. Meest hanteert Sanders de dactylus als basis van haar metrische schema. Een enkele keer bouwt ze op vanuit de jambe, die dan in enkele regels, inhoudelijk gemotiveerd, in trocheeën omslaat. Volle rijmen gebruikt ze zelden. Meestal is er sprake van assonantie op de verseinden, een enkele maal consonantie. Eén merkwaardig verschijnsel doet zich herhaaldelijk voor. De eerste strofe is dan volledig rijmloos, terwijl de andere strofen het een of andere rijm vertonen. Het is alsof de dichter zoekend is begonnen en pas op dreef zijnde een poëtische structuur te pakken kreeg.
Georgine Sanders (o1921) - Foto Ewoud de Kat.
Ik vind Autogeografie een nogal ongelijkmatige bundel. Er staan overtuigende gedichten in. De stemming, de natuurbeelden, de onnadrukkelijke levenswijsheid en de thema's zijn op alle niveaus doorgewerkt. Antimetrieën en afwijkingen in het aantal versvoeten zijn precies op de zeggingskracht toegesneden. In andere gedichten blijft het bij vlakke natuurbeschrijvingen, gecombineerd met een weinig zeggende gedachte. De antimetrie wekt eerder de indruk zwaktebod te zijn, dan het produkt van dwingende poëtische conceptie.
De titel verwijst niet alleen naar de beschreven plaatsen als Malang, Yogyakarta, Utrecht, Gouda, Brooklyn, Texas en Bergen. Hij verwijst ook naar de betrekking van de ik-figuur tot die plaatsen. Bij elkaar genomen is die verhouding romantisch. De lyrische ik ervaart zichzelf overal als misplaatst. Zij ervaart zich buitengesloten als het om de binnenkant der dingen gaat en als een buitenstaander waar gemeenschap aan de orde is. Ergens is een veilig huis waar ze naar toe kan als ze zwerft, maar is ze daar, weet ze het maar al te zeer door vernietigende krachten en de dood bedreigd. Ze heeft weet van ooit een paradijselijke toestand, maar daaruit is ze definitief verstoten. Elke plaats die opnieuw bezocht wordt, demonteert de harmonieuze herinneringen die daar in de loop van de tijd over zijn gevormd.