| |
| |
| |
Om niets over te houden, bijna niets
De schilderkunst van Henri Vandermoere
Paul Huys
werd geboren in 1933 in Deinze. Studeerde Germaanse filologie aan de R.U. Gent (1959). Was cultureel adviseur bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. Schreef monografieën over Albert Servaes, Charles-René Callewaert, Victor Lorein, Oscar Colbrandt, Jos Verdegem, Frans Minnaert, Albert Saverys, Enk de Kramer, Dees de Bruyne en Charles-Louis Picqué.
Adres: Drongenstationstraat 90, B-9031 Gent
In een gedicht uit de bundel Jaren na maart (1983) van Eddy van Vliet lezen we de volgende versregels:
Om tot een beschrijving te komen.
Niets anders overgehouden dan de lichtval
op de deur, voor ik de kamer betrad.
Om tot een beschrijving te komen
en niets over te houden, bijna niets.
Persoonlijk zou ik geen betere ‘beschrijving’ van de recente schilderijen van de Gentse kunstschilder Henri Vandermoere (o1939) kunnen bedenken dan deze suggestieve verzen van Van Vliet.
Wat schildert Vandermoere? Inderdaad niets anders dan de lichtval op de deur, of op de muur, of op de vloer. Om ogenschijnlijk niets over te houden dan dat, of bijna niets...
Dat was, en is, voor hem niet zo evident. Toen Vandermoere dertig jaar geleden als schilder debuteerde, borstelde hij getourmenteerde zelfportretten in een dikke smeuïge verfbrij en - in dezelfde postexpressionistische vormgeving - ook ietwat intimistische interieurs en stillevens, gegrepen uit de eenvoudige, dagelijkse omgeving waarin hij leefde. Schilderen was voor hem, vanaf het begin, zelfexpressie. Via, of bijna ondanks het behandelde thema. Hij dweepte toen met Van Gogh en Chaïm Soutine en Modigliani, maar evenzeer met Rembrandt. Een debutant kan zich slechtere leermeesters kiezen. Vandermoere bleek ook toen al over zin voor compositie en over gevoel voor koloriet te beschikken. En hij zocht duidelijk, ondanks alle zelfgekozen beïnvloeding, naar een persoonlijke stijl. Een handicap (?) was, dat hij die als schilder bewust voor de figuratie koos, debuteerde op het hoogtepunt van de abstracte beelding. Hij vond evenwel steun bij enkele geestverwante generatiegenoten
| |
| |
1. Henri Vandermoere, ‘Gents interieur’, 1988, olie op doek, 105 × 75 cm - Foto Studio Claerhout, Gent
in het Gentse - Fons Roggeman, Joe van Rossem, Dees de Bruyne - die evenals hij eigenzinnig en doelbewust hun eigen weg bleven gaan, die haaks stond op de heersende kunsttendensen van toen. Deze jongeren bleven hun motieven kiezen in de hun omringende werkelijkheid - mensen en huizen en dingen in hun ogenschijnlijke banaliteit, maar geladen met een intense emotionele spanning die aan de schilderkunstige vertolking van het doodgewone thema een menselijke meerwaarde verleende, die aan de meer cerebrale abstractie wel eens ontbrak.
De toenmalige strijd: abstractie versus figuratie, is nu een verre herinnering geworden, een kunst-historisch gegeven voor studie, situering en evaluatie van wat onherroepelijk voorbij is. Kan men nu nog de felheid bevroeden waarmee die strijd toen werd gevoerd? Amper, en misschien is het ondertussen ook niet meer zo belangrijk...
In die strijd heeft Vandermoere zich toen niet gemoeid, maar hij moet er wel onder geleden hebben. Eén ding heeft hij niet gedaan: vertwijfeld. Wél getwijfeld, maar niet vertwijfeld, wat twee heel verschillende dingen zijn. En hij is zichzelf gebleven: koppig, met open oog voor wat hier en elders (in Parijs of Keulen b.v.) gebeurde, maar kritisch vergelijkend en evaluerend volgens de (hoge) schilderkunstige normen die hij wenste te hanteren. Zelf streefde hij streng en continu naar grotere perfectie. Met dat rijpingsproces waren een paar decennia gemoeid, en retrospectief blijkt de ontwikkelingslijn verbazend helder te zijn en bijna vanzelfsprekend, zowel inzake de keuze van de schilderkunstige thema's als wat de beeldende vertolking ervan betreft.
| |
| |
2. Henri Vandermoere, ‘Noordstation Brussel’, 1988, olie op doek, 80 × 90 cm - Foto Studio Claerhout, Gent.
Maar we willen het over het recentste, het alsnog rijpste werk van Vandermoere hebben. We hoeven niet verder terug te gaan dan zes ã zeven jaar om in de fase van die (definitieve?) consolidatie van de beste verworvenheden van zijn artistieke evolutie terecht te komen.
Omstreeks l987-'88 wordt Henri Vandermoere geboeid door de thematiek van leegstaande panden - uitgeleefde woningen of vervallen hotelsuites, naakte kantoorkamers of voor de sloop bestemde garages - met de bijzondere sfeer van verlatenheid die er rondwaart en vooral met dat wondere spel van het licht dat in die verlaten ruimtes bij de wisselende uren van de dag telkens weer op een andere manier zijn wonderbare aanwezigheid tekent op muren en wanden en vloeren. Dat licht, fel of omfloerst, doet steen en hout en metaal oplichten en leven, of legt schaduwen die - meer dan de helle lichtvlek - de materie nuanceren en intensifiëren. Wat een thema voor een schilder! En zeker voor een schilder met zin voor kleur, met gevoel voor beeldopbouw, met aandacht voor lichtwaarden en met - vooral - een sensibiliteit voor ‘de dingen achter de dingen’, dat wat niet zichtbaar is, maar waarvan de (ideële) aanwezigheid zin en dimensie aan de zichtbare oppervlakte verleent.
Op het eind van die jaren tachtig dus ontdekt Henri Vandermoere hoezeer vooral ‘onaanzienlijke’ vormen van architectuur - trapholten, lichtkokers, blinde muurnissen, verbindingsmuren, steunpijlers op hun sokkels, onopvallende vloerpatronen - een bijna onwezenlijke schoonheid krijgen onder de streling van het licht- en schaduwenspel waarvoor de achteloze voorbijganger meestal geen oog heeft.
In 1988 schildert Vandermoere Gentse ‘interieurs’ (afb. 1): de kale ruimte van een verlaten pand, zonder enig requisiet, met op het verkleurde behang of de afgebladderde verflaag alleen maar de lichtinval door het openstaande raam dat zich aan de overzijde bevindt, waardoor precies dat onzichtbare raam geprojecteerd wordt op de muur, die daardoor aan het leven gaat.
| |
| |
3. Henri Vandermoere, ‘Hotel Wiltcher Brussel’, 1990, olie op doek, 80 × 80 cm.
In datzelfde jaar 1988 maakt de kunstenaar ook een serie vertolkingen van de omgeving van het Brussels Noordstation (afb. 2) met zijn vele muren, passages en trappen in egaal-grijs beton en de even egale, grauwe bevloeringen van de eindeloze gangen. Vandermoere gaat daar zijn onderwerpen zoeken in de wat afgelegen hoeken, waar geen mensen voorbijkomen en waar zelfs de clochards ontbreken. En als ze er al zouden zijn, houdt hij ze angstvallig buiten het te schilderen vlak. Geen anekdotiek noch (vals) sentiment. De schilder blijkt uitsluitend in het plastische probleem geïnteresseerd: dat van de muren, de arcades, de insprongen, de overkappingen en het spel van neervallend licht en van de schaduwplekken, die zwakker of zwaarder van donkerte zijn naarmate het licht verder of minder ver kan doordringen. De grauwte van het eentonige materiaal gaat onder dat licht opleven en de schaduwpartijen leveren - koloristisch en compositorisch - de replieken in die schilderkunstige dialoog.
Brussel, waar de kunstenaar sinds 1989 een vast onderkomen heeft gevonden in een galerie (toen nog aan de Louisalaan), bleek onvermoed een variëteit van onderwerpen op te leveren die in Vandermoeres thematiek uitstekend pasten. In 1990 vindt de kunstenaar daar het motief voor een serie schilderijen in het voor de sloop bestemde Hotel Wiltcher aan diezelfde Louisalaan, een imponerend bouwwerk met een barokkerige Louis-XVI-façade en binnen in het hotel een vlucht van gangen, trappen, kamers en zalen, allemaal leeggehaald en rijp voor afbraak, zonder enige inboedel of garnituur, met prachtige doorkijken door de openstaande deuren in de aanpalende panden waarin het licht ruimtelijk vrij spel krijgt. Compositorisch wordt een bijzondere rol toebedeeld aan de dieptewerking van deze lichteffecten naar de onderscheiden plans toe en de kunstenaar maakt er dankbaar een variërend gebruik van (afb. 3 en 4).
| |
| |
4. Henri Vandermoere, ‘Hotel Wiltcher Brussel’, 1990, olie op doek, 105 × 90 cm.
De volgende jaren exploreert Vandermoere de mogelijkheden van deze thematiek systematisch verder. Hij bezoekt Venetië en het dichtbijgelegen eiland Burano en ook Firenze, en brengt vandaar een aantal motieven (gedeeltelijk op foto vastgelegd) mee naar het vertrouwde atelier in Gent, waar de eigenlijke doeken geschilderd worden. In een doek als de ‘Ponte della Paglia’ te Venetië (afb. 5) is het verband met de vertolkingen van het Brusselse Noordstation (afb. 2) nog opvallend: gelijke thematiek en analoge behandeling van het licht- en schaduwspel en van de materieweergave. Alleen de intensiteit van het zuiderse licht blijkt feller en dat wordt vertaald in een ten dele ander koloriet, dat overigens ook beantwoordt aan de mediterrane bouwwijze en de specifieke materialenkeuze, die verschillen van de onze hier. Het gaat dus weliswaar om vertolkingen van Venetië of van Burano, maar niet toeristisch en zonder enige directe herkenbaarheid. Anoniem dus: wat getoond wordt, kon evengoed ook Arles zijn, of Athene, en heeft overigens inzake beelding geen enkel belang. Straatbeelden ook hier, maar fragmentair: een zuilaanzet, een schaduwrijke arcade, een stuk muurgevel in een smalle steeg, een vloer met ornamentpatroon in het plaveisel. Alles is gedepouilleerd weergegeven, met aandacht voor de essentie, zonder storende details. Wat boeit, is het licht - het spel van licht en schaduw en alle halftonen daartussenin. En hoe de kleur anders wordt onder een streep of een bundel invallend licht. Men moet gevoelig zijn voor de poëzie die de banaliteit van het alledaagse transcendeert tot een onderwerp van meditatie.
De kunstenaar maakt het zich allerminst gemakkelijk: hij wil niet charmeren, hij is fundamenteel met kunst bezig, hij wil een zuiver picturale oplossing bereiken voor een probleem dat hij zichzelf gesteld heeft. Daar komt veel bij kijken: de inkadering van het gekozen motief, de vluchtlijn(en)
| |
| |
5. Henri Vandermoere, ‘Ponte della Paglia-Venetië’, 1990, olie op doek, 60 × 120 cm - Foto Bauters, Brussel
van het perspectief, de subtiele nuancering in de materieweergave, het afwegen van de kleurtonaliteiten in hun onderlinge dialoog, de vibratie van het licht in de poriën van de zandsteen of op de polijsting van het marmer, het bereiken van een harmonische totaalsfeer. Een ‘gemakkelijke’ kunst? Vergeet het maar!
De jongste twee jaren verlegde Vandermoere het terrein voor zijn motievenjacht naar Griekenland (de Cycladeneilanden Mykonos, Tinos en Santorini in de Egeïsche Zee) en naar Noord-Afrika (Marokko): dezelfde werkwijze, soortgelijke motiefkeuze. Maar toch lijkt er enige evolutie merkbaar in tweevoudig opzicht, nog niet duidelijk uitgesproken maar toch voelbaar aanwezig. Een verheviging van de kleurgeving enerzijds en een reductie van het gekozen motief anderzijds. Hoe ongerepter en landelijker de scène (Griekse eilanden, Marokko) hoe feller de kleuren van muren en vensters, van deuren en poorten: helle blauwen, warme roden en oranjes, diepe groenen, volle
6. Henri Vandermoere, ‘Paros-Griekenland’, 1994, olie op doek, 60 × 130 cm.
| |
| |
7. Henri Vandermoere, ‘Essaouira - Marokko’, 1994, olie op doek, 80 × 80 cm - Foto Studio Claerhout, Gent.
grijzen, of stralend wit. Neem b.v. het muur-en-poortfragment (afb. 6), in 1994 geschilderd op het eiland Paros. Wat treft is het ongewone schilderijformaat, smal en breed, en een even ongewone verdeling van het te beschilderen vlak in twee nagenoeg gelijke helften, poort en muur. De poort links, rondom in een gesatureerd olijfgroen dat onder de lichtvlek binnenin tot een hoger zerpgroen verkleurt; en rechts een effen, amper geaccidenteerd muurvlak in een warm met geel dooraderd, bruingevlekt grijs, waarboven zich een onregelmatige lichtere strook in gebroken wit aftekent. Men moet het ‘echt’ in kleuren zien, maar zelfs een degelijke zwart-wit reproduktie laat iets aanvoelen van het subtiele kleuren-en-lichtspel dat dit geschilderde poëem adem en ruimte geeft. Of bekijk dat andere doek, ook in 1994 meegebracht uit het Marokkaanse Essaouira (afb. 7): een poortfragment alweer, de planken in puur verticale geleding naast elkaar. Ditmaal een symfonie in puur blauw: lichter blauw als originele grondkleur van het tafereel, maar voor de zware schaduwpartij die er overheen valt, een dieper kobaltblauw dat, paradoxaal misschien (want blauw is een koele kleur), geenszins een koude indruk geeft. Subtiel is ook de zachtere overgang naar de buitenste strook rechts, waarin de blauwen op de lichtere ondergrond alweer een andere tonaliteit krijgen. Is dit werkelijk nog de voorstelling van een poort(fragment), of is dit een pure kleurvertolking (zoals in een schilderij van Rothko) waarbij het figuratieve motief op zich alle belang verliest? Is het misschien een ironische speling van het lot, of gewoonweg de uiterste consequentie van een logische artistieke evolutie die Henri Vandermoere gebracht heeft tot een zo verregaande abstrahering in pure picturaliteit, die hij een kwarteeuw geleden voor zichzelf totaal onmogelijk zou hebben geacht?
Voor een dergelijk doek verdwijnt de vraag: Is dit nu Essaouira of Paros of Mykonos of Burano of...? Het heeft geen belang. Het gaat niet om een toeristisch herkenbaar motief, maar zuiver om picturaliteit ‘aan de verf
| |
| |
voorbij’. Het gaat dus ook niet om de vraag naar (nog) figuratief of (reeds) abstract. Dit is pure schilderkunst met als thema een hymne aan de immaterialiteit van het licht, zonder hetwelk er niets zou zijn. Alleen de poëzie is in staat om ‘tot beschrijving te komen van die pure schilderkunst, niets anders overhoudend dan de lichtval op de deur,... niets overhoudend, of bijna niets’...
Het benaderen van die grens tot het bijna niets is aanlokkelijk, maar niet zonder gevaar. Wie kan dat beter beseffen dan de kunstenaar zelf, die het licht in zijn penseel wil vangen als een vlinder in zijn net?
| |
Biografische gegevens:
Henri Vandermoere 550 oDrongen (Gent), 1 mei 1939.
Leerde grafisch tekenen op de vakschool. Als kunstschilder autodidact. Eerste individuele tentoonstellingen in 1964 (Deurle en Bachte-Maria-Leerne) en in 1967 (Galerij Vyncke, Gent). Sindsdien ook in Brussel, Lokeren, Hekelgem, Eeklo, Mariakerke, Deinze, Sint-Martens-Latem en herhaaldelijk in Gent.
| |
Recente tentoonstellingen:
1989 |
- Kunstforum, Schelderode; |
1990 |
- Contrast Gallery, Brussel (‘Wiltcher's Memory’); |
|
- Museum J. Dhondt-Dhaenens, Deurle; |
1991 |
- Contrast Gallery, Brussel (‘Burano, Venezia’); |
1992 |
- Galerie Ulrich Gering, Frankfurt (‘Mykonos’); |
1993 |
- Galerie 27 (de greef & de greef), Wassenaar; |
|
- Contrast Gallery, Brussel (‘Mykonos, Tinos, Santorini’); |
1994 |
- Galerij Lughien, Amsterdam (‘Marokko, Paros’). |
| |
Internationale kunstbeurzen:
- Lineart Gent (1988, 1989, 1990, 1991); |
- Art Köln (1992, 1993, 1994); |
- Europ Art Genève (1992, 1994); |
- Art Frankfurt (1993, 1994). |
Atelier: Beekstraat 12, B-9030 Gent-Mariakerke - Tel. (09) 226 57 90.
| |
Bibliografie:
pierre kluyskens, ‘Henri Vandermoere’, in De Gentenaar, 5 februari 1976.
adriaan magerman, ‘Henri Vandermoere’, in Honderd zelfportretten, Arcade, Brussel, 1976, pp. 296-297.
idem, ‘Henri Vandermoere of de overwinning op de materie’, in Yang, nr. 74 (april 1977), pp. 59-67.
idem, ‘De wegomlegging van Henri Vandermoere’, in Gazet van Antwerpen, 23 januari 1981.
idem, ‘Henri Vandermoere in Deurle’, in Gazet van Antwerpen, 8-9 mei 1982, p. 26.
idem, ‘Henri Vandermoere’, in Kunstecho's, Schelderode, Kunstforum, 1989, nr. 1, p. 12.
mad. van oudenhove, ‘Henri Vandermoere’, in Le Courrier de Gand, 17 maart 1989.
(anon.), ‘Henri Vandermoere ã la Galerie Contrast’, in L'Événement, no 194 (1990), p. 81.
rik clement, ‘Verschillende naturen (Leroy/Vandermoere)’, in het Volk, 24-25 maart 1990.
stéphanerey, ‘A 1'angle des couloirs’, in L'Echo, 2-4 november 1991.
(anon.), ‘Vandermoere, olieverfschilderijen in Galerie 27’, in Tableau Magazine, december 1992, p. 101.
cvh.,‘Geheimnisvolles Schattenspiel’, in Frankfurter Allgemeine Zeitung, 15 januari 1993.
|
|