| |
| |
| |
De Belgische verkiezingen en het parlement van de Vlamingen
Manu Ruys
werd geboren in 1924 in Antwerpen. Studeerde Germaanse Filologie in Leuven. Voormalig hoofdredacteur van de krant ‘De Standaard’. Publiceerde o.a. ‘De Vlamingen’ (1972) en ‘Vijfentwintig jaar Kongo-Zaïre’ (1985).
Adres: Londenstraat 2 - Zeedijk, B-8380 Zeebrugge
De algemene verkiezingen van zondag 21 mei 1995 voor de samenstelling van de federale Kamer en Senaat en voor de parlementaire assemblees van Vlaanderen, Wallonië, de Franse Gemeenschap, het Hoofdstedelijke Brusselse Gewest en de Gemeenschap van de Duitstalige Belgen hebben in de Belgische geschiedenis een tussenfase afgesloten. Die fase begon in 1970 officieus met het vervallen verklaren van de eenheidsstaat en werd gekenmerkt door een overgangsstelsel, waarbij de volksvertegenwoordiging zowel een nationaal als een regionaal mandaat uitoefende. Aan die periode van het ‘dubbelmandaat’ hebben deze verkiezingen een einde gemaakt.
Voortaan hebben de verkozenen - ongeacht een laatste uitzonderingsbepaling - slechts zitting in één vergadering. De organieke band die de federale en de regionale parlementen verbond, werd doorgesneden. Ook deze scheiding zal vermoedelijk op termijn de inter-Belgische ontwikkelingen diepgaand beïnvloeden. Alleen daarom al kregen de verkiezingen een meer dan gewone betekenis. Maar ook om andere redenenen waren ze van bijzonder belang.
| |
De verkiezingsstrijd
Het klimaat waarin de verkiezingscampagne verliep, was geladen en bewolkt. Daags na de vervroegde kamerontbinding kwam de SP, de partij van de Vlaamse socialisten, op spectaculaire wijze in opspraak toen bekend werd dat enkele van haar kopstukken ervan verdacht werden smeergeld te hebben aanvaard om eind jaren tachtig binnen de toenmalige regering-Martens de betwistbare en betwiste aankoop van Italiaanse Agusta-legerhelikopters door te drukken.
De aanhouding van topmanagers van de SP die rechtstreekse medewerkers waren geweest van vooraanstaande figuren als Willy Claes, Karel van
| |
| |
Miert, Louis Tobback en Frank Vandenbroucke had gevolgen voor het hele establishment van de partij. De media informeerden dagelijks en uitvoerig over de arrestaties, de ondervragingen en de verdenkingen, en over nog andere kwalijke affaires in socialistische partij- en vakbondskringen. De hele duur van de campagne leefde de SP dan ook met het angstige vooruitzicht dat de schandaalsfeer de kiezer zou afstoten en de partij fors zetelverlies zou bezorgen.
Ook de Vlaamse liberalen van Guy Verhofstadt waren daarvan overtuigd. Zij geloofden dat de waarschijnlijke achteruitgang van de SP de voortzetting van de zeven jaar oude coalitie van christen-democraten en socialisten onmogelijk zou maken, en bereidden zich zelfverzekerd voor op hun terugkeer aan het bewind. In de Vlaamse christen-democratische familie, die bij de vorige verkiezingen een historisch dieptepunt had bereikt, lachte een gedwongen huwelijk met de liberalen de meeste leiders niet toe. Ook zij vreesden dat de coalitie van premier Dehaene een lelijke klap zou incasseren, maar gokten op de heel bijzondere populistische uitstraling van de regeringsleider.
Behalve de grotere politieke formaties hadden ook de kleinere partijen de nodige kopzorgen. De milieupartij Agalev werd geconfronteerd met de afvalligheid van een paar tenoren, zoals het gewezen europarlementslid Paul Staes en de partij-ideoloog Leo Cox die waren overgestapt naar de CVP, wat de Groenen met bange voorgevoelens vervulde. In de sinds jaren verzwakkende Volksunie kondigde een verkrampte voorzitter, Bert Anciaux, aan dat hij de vraag naar de zin en het voortbestaan van de partij zou stellen, indien zij de score van 300.000 stemmen niet zou halen. Het rechtsradicale en separatistische Vlaams Blok sprak zelfverzekerde taal en rekende op een nieuwe triomf, maar intern plaatste een meer gematigde fractie vraagtekens achter de agressieve tactiek van boegbeeld Filip Dewinter.
Aan Franstalige kant hield de Parti Socialiste rekening met verlies, omdat ook daar de ‘scandalitis’ had toegeslagen. De liberalen van Jean Gol hoopten de plaats van de christen-democraten te kunnen innemen, zowel in het nieuwe federale kabinet als in de francofone regionale regeringen.
| |
De uitslagen
De meeste van die verwachtingen werden niet bewaarheid. De Vlaamse socialisten zorgden voor de grootste verrassing. Zij kwamen als overwinnaars uit de stembus. Partijvoorzitter Louis Tobback, die de campagne had geregisseerd als een frontale aanval op de persoon van Guy Verhofstadt - die hij beschreef als de doodgraver van de sociale zekerheid en van het pensioenstelsel - had daarmee een gevoelige snaar geraakt. Zijn simplistische taal en zijn ruige charisma hadden vele kiezers bekoord. De SP hield niet alleen stand in haast alle arrondissementen, maar ging er in ettelijke op vooruit.
| |
| |
De beslissende overwinning waarop de liberalen hadden gehoopt, bleef andermaal uit. De VLD haalde weliswaar de SP in als tweede partij, maar slaagde er niet in de meerderheid, waarop het kabinet-Dehaene had gesteund, te breken. Guy Verhofstadt zou op 6 juni zijn conclusie trekken uit de mislukking, en zijn ontslag als partijvoorzitter aankondigen. De CVP klom weliswaar niet uit de put van het vorige dieptepunt, maar zakte daarin ook niet verder weg en haar sterke man, Jean-Luc Dehaene, kwam uit de confrontatie te voorschijn als de onvervaarde leider zonder wie het land niet te regeren valt.
De kleinere oppositiepartijen bleven ook nu op de achtergrond. De Volksunie haalde iets meer dan 300.000 stemmen voor het Vlaamse parlement, wat Bert Anciaux een enorm succes noemde, maar voor de Kamer viel zij onder die grens. De Groenen van Agalev moesten stemmen en zetels inleveren. Het Vlaams Blok ging opnieuw vooruit, maar minder dan Dewinter verhoopt had.
Aan Franstalige kant verloor de Parti Socialiste terrein, maar bleef niettemin dominant en onmisbaar voor coalitievorming.
| |
Het formatieberaad
De onderhandelingen voor de vorming van de verschillende regeringen verliepen uitzonderlijk snel en rimpelloos. Dehaene, die na een korte bezinningsweek meteen door de koning benoemd was tot formateur, liet er geen twijfel over bestaan dat hij zijn ‘rooms-rode’ coalitie wilde voortzetten. De liberalen bleven zonder meer in de kou staan. Luc van den Brande, formateur voor de Vlaamse regering, volgde dezelfde lijn. Vermoedelijk hield hij hierbij rekening met de wens van Dehaene om, waar mogelijk, overal dezelfde kabinetscoalities tot stand te brengen. Maar ook de afkeer van de christelijke arbeidersbeweging voor de liberalen heeft de beslissing mede beïnvloed: in die beweging, waarin zowel Dehaene als Van den Brande thuishoren, zijn de ziekenfondsen en de vakbeweging niet te spreken over een Verhofstadt die bij herhaling verklaard heeft hun macht te willen breken.
Binnen de maand was alles beklonken. In Vlaanderen vernieuwden christen-democraten en socialisten hun alliantie; de VU werd niet meer uitgenodigd. In Wallonië kwam er eveneens een akkoord tot stand tussen de oude partners, PS en PSC, en ook voor de Raad van de Franse Gemeenschap werd zo'n coalitie gesloten. Alleen in Brussel vielen de Franstalige christendemocraten uit de boot; in hun plaats gaan nu de liberalen en het FDF met de PS besturen. Aan Vlaams-Brusselse kant blijven CVP, SP en VU in de hoofdstedelijke regering samenwerken. In Duitstalig België sloten christen-democraten en socialisten een akkoord en werden de liberalen gewipt.
| |
| |
Op 23 juni vormde Dehaene onder het motto ‘vernieuwing en continuïteit’ een kabinet dat sterk leek op het vorige en ook de belangrijkste ministers behield. De accenten die tijdens de verkiezingscampagne waren gelegd, keerden terug in het regeerakkoord, dat richtlijnen aangaf maar geen uitgewerkte voorstellen inhield. Voorrang kregen de versterking van de werkgelegenheid en van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven, een zuinig begrotingsbeleid met nieuwe besparingen, de aflossing van de openbare schuld, de verdere integratie in de Europese Unie. Dan volgden de verbetering van het gerechtelijke apparaat, de zorg voor de veiligheid van de burger, het ‘inrijden’ van de federale staatsstructuur, en de samenwerking tussen de federatie en de deelstaten.
| |
Een nieuw parlement
Op het eerste gezicht sluit de nieuwe zittingsperiode dus naadloos aan bij de vorige: nagenoeg dezelfde coalities, dezelfde programma's en dezelfde politieke leiders. Toch is er een wezenlijk verschil. Voortaan beschikken, zoals eerder gezegd, de gemeenschappen en gewesten over een rechtstreeks verkozen, zelfstandig parlement.
Om de betekenis van die revolutionaire nieuwigheid ten volle te begrijpen, is het nuttig te herinneren aan de wordingsgeschiedenis van het Vlaamse parlement.
De aanloop daartoe ligt in de tweede helft van de jaren zestig. In Vlaanderen is dan de gedachte van de ‘culturele autonomie’ voldoende gerijpt en eisen de partijen dat die autonomie in een parlementaire structuur gerealiseerd wordt. Van hun kant hebben de Walen, sedert de traumatische mislukking van de grote Renard-staking van december 1960, het vertrouwen in de unitaire beslissingscentra van ‘l'état belgo-flamand’ verloren; hun partijen komen op voor economisch zelfbestuur en menen dat daartoe ‘gewestraden’ moeten worden opgericht.
De regering van Gaston Eyskens, die in 1968 aantreedt, beseft dat een staatshervorming niet langer mag worden uitgesteld. In december 1970 doet zij het Parlement de grondwet herzien. Eyskens spreekt in de Kamers de historische woorden: ‘De unitaire staat, met zijn structuur en werkwijze zoals die thans door de wetten nog geregeld zijn, is door de gebeurtenissen achterhaald’. Er komen nog geen politiek autonome deelgebieden, maar wel worden de principes van de culturele autonomie en van de economische gewestvorming in de grondwet neergelegd.
Dat is het begin. Het unitaire bestel heeft het 140 jaar uitgehouden, maar nu komt er, gespreid over een kwarteeuw, een reeks grondwetsherzieningen die België geleidelijk en geweldloos zullen omvormen tot een federale staat. In die evolutie zijn de nieuwe regionale ‘raden’ van doorslaggevende betekenis.
| |
| |
Er komen eerst ‘cultuurraden’, die de wetgevende bevoegdheid van het nationale parlement overnemen voor de culturele aangelegenheden (maar nog niet voor onderwijs en wetenschapsbeleid). De Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, die geïnstalleerd wordt op dinsdag 7 december 1971 en reglementair voorgezeten wordt door het oudste lid, de nationalist prof. Leo Elaut, is verre van een volwaardig parlement. Maar het zal al wel decreten uitvaardigen die kracht van wet bezitten.
Het duurt dan tot 1980 alvorens een nieuwe grondwetsherziening de macht van de raden aanzienlijk uitbreidt. De Cultuurraad wordt omgedoopt tot Vlaamse Raad. In augustus 1988 worden de bevoegdheden van de regionale assemblées nogmaals verruimd en ook de budgettaire middelen groeien sterk aan. De staatshervorming van 1993 polijst het parlementaire statuut van de deelstaat-instellingen nog verder.
De evolutie verloopt echter niet gelijk bij Vlamingen en Franstaligen. De Vlaamse partijen zijn meteen overgegaan tot de oprichting van één enkele instelling die gemeenschaps- én gewestraad is. Aan Waalse en Franstalige kant zijn aparte assemblées, respectievelijk voor gemeenschaps- en gewestzaken, blijven bestaan.
Al die jaren hebben de parlementsleden zowel vergaderd in het nationale als in hun regionale parlement. Zij verwisselden regelmatig van petje en hielden meestal, haast instinctief, bij het bepalen van hun standpunten en het uitbrengen van hun stem rekening met de andere assemblée, waarin zij eveneens politieke verantwoordelijkheid droegen. Aan die halfslachtige, soms schizofrene toestand is nu dus een einde gekomen.
Het Vlaamse parlement heeft met de jaren gewonnen aan zelfvertrouwen en sterkte. Het heeft dat onder meer en in niet geringe mate te danken aan de voorzitters. Voor de Cultuurraad waren dat de christen-democraat Robert Vandekerckhove, de liberaal Jan Bascour, de nationalist Maurits Coppieters en de socialist Rik Boel. De Vlaamse Raad die op de Cultuurraad volgde, werd voorgezeten door Rik Boel, die voor de overgang zorgde, de liberalen Jean Pede en Frans Grootjans, de socialist Louis Vanvelthoven, die van 1988 tot einde 1993 de Raad nieuwe en krachtige impulsen gaf - onder meer door de organisatie van een opvallend internationaal colloquium over het Nederlands in de wereld - en tenslotte de socialist Eddy Baldewyns. Het onafhankelijke Vlaamse parlement wordt voorgezeten door de socialist Norbert de Batselier, vice-premier in de vorige Vlaamse regering.
| |
Verwachtingen
Wat er van dat nieuwe, volwaardige parlement zal worden, valt nog niet te zeggen. De openingsvergadering is in mineur verlopen. De stijl en de werkwijze herinnerden die eerste dag nog te veel aan vroeger, aan het Belgische
| |
| |
parlement. Maar wie de geschiedenis en de groei van de instelling bekijkt en daarbij wat afstand neemt, noteert positieve punten.
Het is onloochenbaar dat de instelling sinds 1980 gestadig gegroeid is in haar functie. Dat is mede toe te schrijven aan de vlotte samenwerking met de Vlaamse ‘executieven’ of regeringen van Gaston Geens en daarna van Luc van den Brande.
Het Vlaamse parlement heeft geleidelijk een eigen instrumentarium uitgebouwd, een eigen administratie. Het beschikt straks over een eigen gebouw, zodat het niet langer voor de organisatie van de zittingen zal afhangen van de goede wil of het kwaad humeur van de (Waalse) voorzitter der nationale Kamer. Doordat de parlementsleden zich met minder zaken hoeven bezig te houden dan in hun vroegere nationale én regionale werkkringen, krijgen zij de kans zich beter te specialiseren.
Er is voorts de constitutieve autonomie, een soort van embryo van grondwetgeving. In De Standaard van 25 januari 1993 betoogde het toenmalige christen-democratische kamerlid Eric van Rompuy: ‘Vlaanderen moet een eigen grondwet opstellen’. Van Rompuy is nu Vlaams minister en krijgt de gelegenheid die idee vanuit zijn nieuwe ambt te verdedigen. Ook de constitutionalist prof. Robert Senelle dringt er in zijn adviezen en publikaties op aan dat het Vlaams parlement een grondwet moet opstellen.
(Dat parlement zou in verband met zijn legislatieve taak ook bijzondere aandacht moeten besteden aan de taal van de wetgeving. Totnogtoe werden wetteksten haast altijd eerst in het Frans opgesteld door juristen van ministeriële kabinetten of partijpolitieke studiecentra en daarna haastig in het Nederlands vertaald zonder dat er taaldeskundigen geraadpleegd werden. In het oude stelsel van de twee Kamers met hun ongeveer gelijke bevoegdheden kon het gebeuren dat de fouten die de ene Kamer had laten passeren, werden verbeterd in de andere Kamer. In het Vlaamse parlement is dat niet meer mogelijk, wat de parlementsleden ertoe verplicht scherp toe te zien op de juistheid en de elegantie van de juridische formulering.)
Er zijn echter niet alleen positieve punten. Het gevaar bestaat dat het Vlaamse parlement zich toch nog laat beïnvloeden, zoalniet bevoogden, door sterke federale instanties en figuren. Het is weliswaar autonoom, maar vaardigt nog tien leden af naar de federale Senaat, de zogenoemde gemeenschapssenatoren. Zes ‘Brusselse Vlamingen’ van de Hoofdstedelijke Raad hebben zitting in het Vlaamse parlement. (Alleen hier bleef het stelsel van het dubbelmandaat behouden.) Die contacten tussen federaal en Vlaams niveau kunnen gezond zijn, maar net zo goed besmettelijk.
Veel zal ook nu afhangen van de samenwerking tussen de Vlaamse regering en het Vlaamse parlement, en van de dynamiek van de partijen binnen dat parlement. Hier blijven heel wat vragen open. Hoe zullen de nationa- | |
| |
listen van de Volksunie en van het Vlaams Blok zich gedragen en evolueren? Komt er een liberale fractie die radicaal Vlaams denkt en optreedt, of herwint de ‘belgicistische’ clan zijn oude macht en invloed? Zullen de christendemocratische en socialistische parlementsleden voorrang verlenen aan het Vlaamse belang of buigen voor de ‘unionistische’ oekazen van hun partijleiders en hun federale ministers?
| |
De noodzakelijke beleidsvisie
Het Vlaamse parlement zal uiteraard een beleidsvisie moeten ontwikkelen. De aandacht gaat daarbij prioritair naar drie bevoegdheidsterreinen.
Dat is ten eerste het terrein van de binnenlandse politiek, met daarin de relatie tot de Waalse buurman. Bepaalde akkoorden binnen de Belgische staat zijn voor Vlaanderen onbevredigend. Sommige regelingen tussen de federatie en de deelstaten enerzijds en tussen de deelstaten onderling anderzijds zijn gewoon nadelig voor Vlaanderen. Sectoren van de sociale zekerheid, zoals de ziekteverzekering en de kinderbijslag, ressorteren onder het gezondheidsrespectievelijk het gezinsbeleid; hiervoor is de Vlaamse Gemeenschap bevoegd. De beslissingsmacht in die sectoren dient dus te worden overgeheveld naar het Vlaamse parlement. Dat moet ook het laatste woord kunnen spreken in de snel groeiende en belangrijke sector van de telecommunicatie. Voorts zal het parlement niet ongevoelig kunnen blijven voor de pleidooien tot toekenning van fiscale autonomie aan de deelstaten. Het Vlaams Economisch Verbond dringt daar sedert lang op aan.
Het federale parlement is niet bevoegd om fundamentele wijzigingen aan te brengen in het bestaande staatsbestel. Maar niets belet het Vlaamse parlement aan te dringen op nieuwe onderhandelingen met Wallonië. Diverse actuele punten wachten op behandeling.
Zo is er de onaantastbaarheid van het grondgebied der deelstaten. De francofonie aanvaardt dat principe nog steeds niet, althans wat Vlaanderen betreft. Zij hoopt dat de Raad van Europa de Belgische taalwetgeving zal aanvechten en nietig verklaren, zodat er in Vlaanderen opnieuw een stelsel van tweetaligheid in onderwijs en bestuur kan worden ingevoerd. Die kwestie behoort onmiskenbaar tot de bevoegdheid van het Vlaamse parlement.
Voorts is er het financiële geschillendossier. De Waalse en francofone partijen, die met het Sint-Michielsakkoord ruim aan hun trekken zijn gekomen, houden nu vast aan de status-quo, maar de financieringswet die onder meer de interregionale transferten (de financiële overdrachten tussen Vlaanderen en Wallonië) regelt, is in 1999 aan herziening toe. Wallonië heeft in dat perspectief geen belang bij een stug negativisme ten opzichte van de Vlaamse desiderata. Indien het de dialoog weigert, zal het in Vlaanderen een reactie oproepen die een hypotheek legt op de bereidheid om op toekomstige Waalse vragen in te gaan.
| |
| |
Het hoeft daarbij geen betoog dat de verdediging van de Vlaamse belangen vereist dat er in het Vlaamse parlement een brede consensus tussen de partijen nagestreefd en bereikt wordt.
Een tweede terrein waarop het Vlaamse parlement actief kan zijn, is dat van het buitenlands beleid. De grondwet heeft aan de deelstaten het verdragsrecht toegekend. Reeds de vorige Vlaamse regeringen voerden een buitenlandse aanwezigheidspolitiek. Gaston Geens zette als voorzitter van de Executieve de eerste bakens uit. Zijn opvolger, minister-president Van den Brande, trad in zijn voetsporen. Sindsdien zijn er al verdragen gesloten met Nederland, Zuid-Afrika, Hongarije en Polen. Er zijn contacten met het Baltische gebied en de regio van Sint-Petersburg.
Vlaanderen heeft zich via regeringsdelegaties, economische missies en de Vlaamse Dienst voor de Buitenlandse Handel steeds nadrukkelijker geprofileerd over de grenzen heen. Dat kon gebeuren terwijl het Vlaamse parlement nog indirect bevoogd werd door het federale. Nu is die voogdij verdwenen en krijgt Vlaanderen ruime armslag om nog autonomer op te treden.
Het Vlaamse parlement heeft het recht eigen standpunten in te nemen inzake kwesties van internationale aard, zoals de Europese samenwerking, de Navo, de veiligheid en de vredespolitiek en de ontwikkelingssamenwerking. In het kader van een eigen buitenlands beleid kan het Vlaamse parlement erop aandringen dat de Vlaamse regering de relatie met Wallonië verheldert door middel van een verdrag. De bevoorrechte relatie met Nederland kan verder worden uitgebouwd, waarbij wellicht in Den Haag een permanente delegatie van Vlaanderen wordt gevestigd - zoals Quebec er een heeft in Parijs en Brussel. Ook akkoorden met de Maghreb-landen en met Turkije betreffende de status van de moslims die in Vlaanderen wonen, zijn niet ondenkbaar. Tenslotte is er de internationale betekenis van het Vlaamse havengebied binnen de Gouden Delta. Het behoort tot de belangrijkste troeven van de Vlaamse economie. Vlaanderen slaagde erin met Nederland een akkoord te bereiken inzake de Schelde, wat de Belgische diplomatie nooit vermocht. Het is dus duidelijk dat een dynamisch Vlaams parlement grote aandacht en voldoende kredieten dient te besteden aan de behartiging van de Vlaamse belangen in het buitenland.
Een derde terrein is dat van het cultuurbeleid. Tijdens de verkiezingscampagne is de problematiek van cultuur, kunst, onderwijs, wetenschapsbeleid en media op het achterplan gebleven. Het nieuwe parlement mag aan die problemen niet voorbijgaan.
Er is de staatsomroep met zijn kwaliteitsvermindering, afkalvend publiek en interne vertrouwenscrisis. Er is de school met het overbelaste, ondergewaardeerde en onderbetaalde onderwijzend personeel. Er is de alles overspoelende commercialisering van de media. Er zijn - en dat mogen wel de gevaarlijkste van alle sociaal-culturele uitdagingen genoemd worden - de aftakeling
| |
| |
van de gezinswaarden, de verruwing van de omgangsvormen, de verloedering van de goede smaak.
Het Vlaamse parlement is het ideale forum om die problemen - en andere dossiers, zoals de grensoverschrijdende culturele betrekkingen - grondig en in een open geest te bespreken.
| |
Besluit
Het Vlaamse parlement staat voor vele taken van een grote verscheidenheid. Het moet toezien op het dagelijkse beleid van de Vlaamse regering. Dat is de eerste opdracht. Maar het moet ook waken over de Vlaamse financieeleconomische en culturele belangen op langere termijn. Het moet een verdere staatshervorming voorbereiden. Het zal voor de 21ste eeuw een nieuw maatschappijmodel moeten helpen uitdenken en een nieuwe politieke cultuur moeten ontwerpen.
Het parlement is verkozen voor vijf j aar. Het heeft tijd tot aan de eeuwwisseling, want het wordt voortaan moeilijk vervroegde verkiezingen uit te schrijven. De Vlaamse regering kan immers pas worden afgedankt als een meerderheid in het parlement bij machte is meteen een nieuw kabinet aan te duiden.
Ofwel installeren de verkozenen zich in het gezapig genieten van de prebenden. Ofwel maken zij van het eerste volwaardige Vlaamse parlement een instrument van politieke bewustwording, betrouwbare democratische controle en toekomstgerichte ontplooiing. Wat zal het worden?
Ofwel installeren de verkozenen zich in het gezapig genieten van de prebenden. Ofwel maken zij van het eerste volwaardige Vlaamse parlement een instrument van politieke bewustwording, betrouwbare democratische controle en toekomstgerichte ontplooiing. Wat zal het worden?
|
|