| |
| |
| |
Nederland en Vlaanderen in Europa: nieuwe verhoudingen binnen de Lage Landen
Caspar Veldkamp
werd geboren in 1964 in EttenLeur. Hij studeerde bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam en in de Verenigde Staten, waar hij tevens werkzaam was als assistent van de Amerikaanse senator Richard Lugar, Sinds 1992 is hij werkzaam in de Nederlandse diplomatieke dienst, momenteel als cultureel attaché in Warschau.
Jaap van Rijswijck
werd geboren in 1969 in Rosmalen en studeerde Europese studies aan de Universiteit van Amsterdam.
Beiden hielden zich enige tijd bezig met de Belgische staatshervorming en de Nederlands- Vlaamse betrekkingen. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Adres: Statensingel 154-B, NL-6217 KH Maastricht
Met de ingrijpende staatshervorming van 1993 is België een volwaardige federale staat geworden. De diverse bestuurlijke deelentiteiten (Gemeenschappen en Gewesten) hebben daarbij vergaande bevoegdheden verkregen, waaronder de bevoegdheid zelfstandig internationale verdragen af te sluiten. Het zwaartepunt van de besluitvorming in België is vergaand bij de deelregeringen komen te liggen. Met name Vlaanderen is voor Nederland meer en meer een onderhandelings- en samenwerkingspartner geworden, en de nationale (federale) Belgische regering vaker toeschouwer. Met het sterk zelfstandige Vlaanderen blijkt Nederland uitstekend te kunnen onderhandelen en samenwerken. Op 17 januari 1995 leidde dat tot ondertekening van o.a. de langverwachte Waterverdragen, een Nederlands-Vlaams cultureel verdrag en een politiek akkoord over verdere samenwerking. Nederlands nieuwe, enthousiaste maar tegelijkertijd nuchtere en pragmatische oriëntatie op Vlaanderen begint vruchten af te werpen. De Groot-Nederlandse optiek à la Geyl heeft afgedaan. Het gaat nu om on-romantische en praktische samenwerking, gebaseerd op de vele gemeenschappelijke belangen.
Te stellen dat tussen Vlaanderen en Nederland bijzondere betrekkingen bestaan zou een ontoereikende manier zijn om de unieke aard van deze relatie aan te duiden. De bekende uitdrukking ‘De Lage Landen’ geeft al aan dat Vlaanderen en Nederland, ondanks een vaak gepercipieerd verschil in karakter, een gemeenschap vormen. Ooit waren ze verenigd binnen het verband van de Zeventien Verenigde Provinciën. Als gevolg van de Tachtigjarig Oorlog is die staatkundige constructie uiteen gevallen, maar ook daarna bleven de Lage Landen - op zijn minst in de ogen van anderen - bij elkaar horen. Dit blijkt wel uit het feit dat
| |
| |
het nog lange tijd gebruikelijk bleef ze op landkaarten als één geheel af te beelden. En ook al is het te allen tijde zo gebleven dat er - ondanks de scheiding der Nederlanden - veel grensoverschrijdende contacten tussen Nederlanders en Vlamingen plaatsvonden, op bestuurlijk niveau diende de Nederlandse overheid zich voor overleg te wenden tot vertegenwoordigers van de (unitaire) Belgische staat. Aan deze situatie is met de federalisering van België gedeeltelijk een einde gekomen.
| |
Oriëntatie op Vlaanderen
De Belgische deelstaten, waaronder Vlaanderen, kregen met de jongste (vierde) Belgische staatshervorming van medio 1993 verregaande bevoegdheden op velerlei gebied, waaronder die om zelfstandig internationale verdragen te sluiten. De Nederlandse media en overheid volgden de federalisering van België met belangstelling. Die Nederlandse belangstelling gold met name - maar niet uitsluitend - de gevolgen van de Belgische bestuurlijke ontwikkelingen voor de samenwerking tussen Nederland enerzijds en België en de Belgische gemeenschappen en gewesten anderzijds. De toekenning van verdragsrecht maakte het voor Nederland mogelijk om met de Belgische deelstaten directe onderhandelingen te voeren. De Nederlandse oriëntatie werd daardoor sinds de Belgische federalisering steeds meer op de deelstaten gericht, en steeds min- der op de centrale, inmiddels ‘federale’ Belgische regering. Dit had met name gevolgen voor de bilaterale betrekkingen en de samenwerking met Vlaanderen (het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap, die bestuur- lijk zijn samengevoegd), waarmee de contacten enorm veel intensiever zijn dan met de andere Belgische gemeenschappen en gewesten (het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de Duitstalige Gemeenschap). De intensieve contacten met de Vlaamse regering zijn logisch, vanwege de lange gemeenschappelijke grens die noopt tot beleidsafstemming op tal van terreinen (zoals de Hogesnelheidslijn, de uitdieping van de Westerschelde, de Water-kwaliteits-verdragen, e.d.). Maar vooral ook vanwege de meerwaarde die wordt gevormd door onze gemeenschappelijke taal en andere culturele banden, die Vlaanderen maken tot meer dan zomaar een buurgebied. Het feit dat zowel Nederland als Vlaanderen te kampen hebben met maatschappelijke onvrede, problemen rond de integratie van immigranten, en racistische groeperingen die daarvan profiteren, geeft des te meer reden tot nauwe samenwerking. In een
speciale Vlaanderen-bijlage van de Financial Times van 4 mei 1993 werd al eens gesteld: ‘...the more moderate politicians in Flanders can only hope that renewed Flemish pride will manifest itself in an outward-looking, entrepreneurial spirit, rather than in unattractive, inward-looking nationalism’. Erkenning door een land als Nederland van een dergelijke zelfbewuste, naar buiten gerichte en onder- | |
| |
nemende geest kan deze ‘more moderate politicians’ in Vlaanderen slechts van dienst zijn en mogelijk tot eng nationalisme leidende frustraties helpen wegnemen; evenals de Nederlandse politiek uit de Vlaamse situatie lering kan trekken. Tot slot speelt mee dat zich in Vlaanderen in de loop der jaren een relatief gunstige economische situatie heeft ontwikkeld. Met name het gebied dat wel wordt omschreven als de Vlaamse ‘gouden driehoek’ Brussel-Gent-Antwerpen kent een voorspoedige economische ontwikkeling. Het Bruto Nationaal Produkt (BNP) van Vlaanderen is inmiddels hoger dan dat van een land als Noorwegen, en het Vlaamse BNP per hoofd van de bevolking ligt op een duidelijk hoger niveau dan het Nederlandse.
| |
Rechtstreeks onderhandelen met Vlaanderen
Met betrekking tot een aantal urgente praktische problemen is Nederland met Vlaanderen direct met de federalisering rechtstreekse onderhandelingen aangegaan. Een aantal van die onderhandelingen is inmiddels al met succes afgerond. Als gevolg van de Belgische federalisering werd bijvoorbeeld het heikele en reeds zeer lang slepende twistpunt van de zogenoemde Waterverdragen door het centrale Belgische gezag grotendeels overgedragen aan de regeringen van de Gewesten, en dan met name het Vlaamse Gewest. Nederland wilde dat de waterkwaliteit van Maas en Schelde zou verbeteren, Vlaanderen wenste een verdieping van de Westerschelde om de toegang van de Antwerpse haven voor grotere schepen mogelijk te maken. Wat in bijna twintig jaar onderhandelen tussen Nederland en het unitaire België niet mogelijk bleek, lukte in evenveel maanden Nederlands-Vlaams overleg wel. Op 1 december 1994 maakten de Nederlandse ministerpresident Kok en zijn Vlaamse collega Van den Brande bekend dat er niet alleen een akkoord was bereikt inzake de Waterverdragen, maar dat men het ook eens was geworden omtrent de procedure voor het bepalen van het omstreden traject voor de Hoge-snelheids-spoorlijn (HSL). Daarnaast gaat wat de Nederlands-Vlaamse culturele samenwerking betreft een nieuw Nederlands-Vlaams cultureel verdrag het oude verdrag dat Nederland sinds 1948 met België heeft, vervangen. Op 17 januari 1995 werden de diverse betrokken verdragen te Antwerpen door de beide Minister-presidenten ondertekend. Bovendien tekenden Kok en Van den Brande er plechtig een Gemeenschappelijke Verklaring, die aanspoort en verplicht tot intensieve Nederlands-Vlaamse samenwerking op allerlei gebieden, variërend van ruimtelijke ordening tot wetenschappelijk onderzoek. De boodschap is duidelijk: de betrekkingen zullen zich voortaan minder afspelen op een Nederlands-Belgisch niveau, en daar waar dat mogelijk is plaatsvinden op direct Nederlands-Vlaams niveau.
| |
| |
| |
België en Vlaanderen in Europa
Een en ander wil echter nog niet zeggen dat vrijwel alle besprekingen met de Nederlandse zuiderburen voortaan via het Nederlands-Vlaamse traject zullen verlopen. In multilateraal verband, en dan met name in EU-, Navo- en VN-kader, blijft de Belgische regering op welhaast alle terreinen primair bevoegd en vormt zij voor Nederland veelal een uitstekende bondgenoot. Het is dus voor Nederland van groot belang om met de federale regering in Brussel een nauw en goed contact te onderhouden. Nederland heeft zich in het verleden ook nimmer met interne Belgische aangelegenheden willen bemoeien, al was het maar om de Belgische nationale regering niet in de wielen te rijden. Ook nu het zelfs mogelijk en vaak zelfs noodzakelijk is om verdragen met de deelstaten af te sluiten, zal het Nederlandse beleid er waarschijnlijk op gericht blijven aan de federale Belgische regering een hoge prioriteit toe te kennen. Een verstoorde relatie met de Belgische federale overheid, of het eventueel tegen de haren instrijken van België als bondgenoot zou de Nederlandse positie in EU-verband alleen maar kunnen verzwakken. En hoezeer ook leidende Vlaamse politici voor Vlaanderen al een rol zien weggelegd in ‘het Europa van de Regio's’, toch is het maar de vraag in hoeverre een zelfstandig opererend Vlaanderen in een steeds meer uitdijende Europese Unie zijn invloed zou kunnen doen gelden. Ook al was het maar omdat het federale Europa dat in België en Nederland veelal tot ideaal is verheven, momenteel verder weg blijkt dan vaak is gedacht. Het Europa van de nationale hoofdsteden en de nationaal gedefinieerde belangen is, juist ook op weg naar de voor de toekomst van de Unie zo enorm belangrijke Intergouvernementele Conferentie van 1996, in ieder geval vaak nog springlevend.
Verder zijn er nog wel enkele kanttekeningen te plaatsen bij het eerder genoemde Europa van de Regio's. Deze vorm van integratie wordt vooralsnog bemoeilijkt omdat er binnen de Europese Unie en haar lidstaten eigenlijk nauwelijks een eenvormige begripsomschrijving wordt gehanteerd van de term ‘regio’. In het zogeheten Comité van de Regio's dat nu is ingesteld worden regio's of deelstaten met verregaande zelfstandige bevoegdheden, zoals Vlaanderen, op één lijn geplaatst met allerhande plaatselijke en louter administratieve tussenlagen uit nationale openbare bestuurssystemen. De Vlaamse minister-president heeft dit probleem al eens trachten te ondervangen door het benadrukken van een concept van een ‘Europa van de Culturen’. In dat perspectief worden regio's met een sterke culturele identiteit die deelgebied vormen van een lidstaat van de Europese Unie, zoals Vlaanderen of Catalonië, gerangschikt naast andere zelfstandige culturele eenheden, of ‘cultuurregio's’, zoals dan bijvoorbeeld worden genoemd Zweden, Denemarken of Nederland. In deze optiek is een ‘cultuurregio’ een regionale entiteit met: een eigen culturele identiteit; een zelfstandige economische draagkracht; en
| |
| |
zelfstandige bevoegdheden, uitgeoefend door gekozen bestuurders. Een dergelijke definitie kan bijgevolg zowel betrekking hebben op bijvoorbeeld een deelstaat van een federale staat, als op een land dat een zelfstandige staat in volkenrechtelijke zin vormt. Het voordeel van een dergelijk concept is gelegen in de erkenning van de culturele verscheidenheid binnen een economisch en politiek eenwordend Europa. Bovendien vormt het een basis voor de optie van samenwerking door lidstaten en deelgebieden als medespelers in het Europese eenwordingsproces, daar waar het gezamenlijke belangen aangaat. Maar ook zonder een mooie conceptuele achtergrond komt zulke samenwerking echter al vaak tot stand; we hoeven slechts te denken aan overleg, samenwerking en zelfs beleidsafstemming die tussen Nederland en Vlaanderen plaatsvindt op het gebied van zaken als onze cultuur, taal, onderwijs en wetenschappen binnen de Europese Unie. Door middel van Nederlands- Vlaams vooroverleg door zowel bewindslieden als ambtenaren, worden regelmatig het Nederlandse beleid en het Vlaamse beleid - of in ieder geval de Vlaamse inbreng in het uiteindelijke Belgische beleid - binnen de Europese Unie op elkaar afgestemd. Een zwak punt van het genoemde concept is voorts dat het in al zijn consequenties in zou kunnen gaan tegen een effectieve besluitvorming binnen de Europese Unie. De besluitvormingspraktijk binnen de Unie is, zoals we maar al te vaak kunnen aanschouwen, nu reeds vaak gecompliceerd genoeg. Nederland is er daarbij veel aan gelegen dat waar achter het bordje ‘België’ in EU-vergaderingen wordt plaatsgenomen, men er zeker van kan zijn dat steeds een namens geheel België ingenomen bindende positie wordt uitgedragen, zodat de Europese Unie niet direct wordt belast met eventuele Vlaams-Waalse tegenstellingen. De Belgische staat blijft op dit punt uiteraard gebonden aan artikel 146 van het Verdrag van Maastricht; een verdragsartikel dat dus niet slechts
mogelijkheden, doch ook verantwoordelijkheden voor deelstaten en de federale structuur waartoe zij behoren, inhoudt.
| |
Taal, cultuur en identiteit
Overigens is het wat merkwaardig dat in de discussie over het concept van cultuurregio's met een eigen culturele identiteit door sommige (prominente) Vlamingen juist Nederland en Vlaanderen als voorbeelden van twee van dergelijke cultuurregio's zijn genoemd. Vormen Vlaanderen en Nederland dan niet samen één cultuurregio? Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan uitspraken als die van de voormalige Nederlandse premier Schermerhorn, die het vlak na de oorlog in een rede te Leuven ten aanzien van Nederland en Vlaanderen onomwonden had over ‘een gemeenschappelijke taal én cultuur’. Ook een perscommuniqué dat op 1 december 1994 na overleg te Den Haag door de Nederlandse en Vlaamse premiers gezamenlijk werd uitgegeven,
| |
| |
spreekt van ‘gemeenschappelijke taal en cultuur’. Maar de jongste tijd lijkt er in Vlaanderen, juist ook na het bereiken van de politieke autonomie, toch een behoefte te ontstaan om de Vlaamse eigenheid scherper te profileren en die tegen ‘het arrogante Holland’ af te zetten. Waarschijnlijk komt die behoefte voort uit het besef dat het Vlaamse staatsverband zonder herkenbare Vlaamse identiteit gedwongen is een leeg omhulsel te blijven. Zo zijn bijvoorbeeld de sinds lange tijd ook bij de Franstaligen aanvaarde termen als ‘Nederlandse Cultuur’ en ‘Nederlandse Cultuurgemeenschap’ inmiddels stelselmatig vervangen door ‘Vlaamse Cultuur’ en ‘Vlaamse Gemeenschap’. Er verschijnen historische werken die gewijd zijn aan het ‘Vlaamse volk’, terwijl het maar de vraag is of er al sprake was van een ‘Vlaams volk’ voordat de Vlaamse Beweging de term eind vorige eeuw introduceerde. Daarnaast zijn de door de commerciële televisiezender VTM uitgezonden, en zeer populaire Vlaamse series erg in opkomst. In deze series wordt in een tussentaaltje een romantisch beeld van het dialectsprekende Vlaamse platteland geschetst. Met de introductie van een nieuw soort standaard-Vlaams, zoals door de journalist Geert van Istendael werd geconstateerd, zou de hele taalstrijd die de Vlaamse Beweging voerde (en nog voert) vergeefs blijken te zijn geweest! En dat terwijl juist het feit dat men in Vlaanderen Nederlands spreekt, onze gebieden zo sterk met elkaar verbindt. Sterker nog, Nederland en Vlaanderen hebben slechts één zaak gemeen waarover geen discussie bestaat: de taal. Natuurlijk zijn er wat onze taal betreft enige verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders waarneembaar: in gebruik van grammatica, zinsmelodie of woordenschat. Dat is echter met iedere taal van enige uitgestrektheid het geval. In Oostenrijk spreekt men tenslotte de Duitse taal ook
anders uit dan in Sleeswijk-Holstein, en in Lyon wordt op een andere manier Frans geschreven dan in Montréal. Duidelijk mag in ieder geval zijn dat in de vierhoek De Panne-Den Helder-Delfzijl-Maastricht eenzelfde taal wordt gesproken, met een rijke, duidelijk gezamenlijke, literatuur.
Toch zijn er in de praktijk ook belangrijke verschillen tussen Nederland en Vlaanderen te constateren. We hoeven bijvoorbeeld maar de landschapsen stadsinrichting in Nederland en Vlaanderen met elkaar te vergelijken, om te concluderen dat er aanmerkelijke verschillen tussen onze gebieden bestaan. In Vlaanderen zien we dan een organisch - in Nederlandse ogen soms zeer warrig - geheel van allerlei soorten huizen en bouwsels, in verschillende formaten en stijlen door elkaar. In Nederland daarentegen kan men complete wijken aantreffen met uitsluitend dezelfde eenvormige woonblokken, waarin vele Nederlanders zich blijkbaar gelukkig voelen. Dat terwijl veel Vlamingen van een dergelijke eenvormigheid waarschijnlijk gruwen. Volgens sommigen zijn dergelijke bij grensoverschrijding vaak objectief waarneembare verschillen tussen Nederland en Vlaanderen terug te voeren op een verschil
| |
| |
in cultuur. Ze zouden zijn te verklaren door verschillen tussen een meer individualistisch ingesteld Vlaanderen en een meer egalitair Nederland, die daarbij dan zelfs tot ver voor de scheuring tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden zouden zijn terug te voeren. De vraag is of dergelijke actuele praktische verschillen ten opzichte van elkaar werkelijk zijn te verklaren door een verschillend cultureel perspectief. Zouden ze niet veeleer juist zijn te herleiden tot het eeuwenlang gelegen zijn binnen verschillende staatsverbanden, met afwijkende nationale gebruiken en wet- en regelgeving ter zake van allerlei praktische aangelegenheden ? Worden de verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders - met name door Nederlanders afkomstig uit de Randstad - niet ontzettend overdreven? Middels grove generalisaties, alsof men ‘de Nederlanders’ en ‘de Vlamingen’ beiden over een kam zou kunnen scheren; hoe verschillend van Franeker tot Kerkrade de Nederlanders ook kunnen zijn, en hoe verschillend de Vlamingen van Diksmuide tot Tongeren ook mogen wezen.
| |
Praktische samenwerking
Maar eigenlijk behoeven dit soort vragen vanuit het standpunt van de actuele Vlaams-Nederlandse samenwerking geen werkelijke beantwoording. Over het geheel genomen kennen we tussen Nederland en Vlaanderen toch meer gelijkenissen dan verschillen, alhoewel in de praktische omgang met elkaar juist met de kleine verschillen vaak rekening moet worden gehouden. Bovendien dient bij het streven naar intensievere Vlaams-Nederlandse samenwerking niet zozeer te worden gedacht aan het vanuit een soort Geyliaanse ‘Groot-Nederlandse’ optiek zoveel mogelijk aanhalen van de banden met een verwant Vlaanderen, en dat Vlaanderen als het ware zoveel mogelijk aan Nederland zou moeten worden gebonden. Veeleer gaat het erom te onderzoeken welke nieuwe mogelijkheden praktische samenwerking tussen Nederland en het autonome Vlaanderen kan bieden. Er is tenslotte nog ernorm veel af te stemmen en te verbeteren, niet alleen via nationaal, maar juist ook via gemeentelijk en provinciaal niveau. Daarnaast vraagt bijvoorbeeld de toekomst van de Nederlandse taal in Europa om gezamenlijke aandacht. Onromantische praktische samenwerking, berustend op gemeenschappelijke belangen, wordt de laatste jaren vanuit zowel Nederland als Vlaanderen meer en meer bepleit, of het nu gaat om economie, milieu, onderwijs, of grensoverschrijdend brandbluswerk en wat al niet meer. ‘Samenwerking, niet omdat men elkaar zo graag ziet of omdat men het zo roerend met elkaar eens is, maar omdat het efficiënter en goedkoper kan zijn een aantal dingen samen te doen’, zoals de Vlaming Vandaele al eens treffend stelde. Hij had het als Vlaming niet ‘Hollandser’ kunnen formuleren...
| |
| |
| |
Gebruikte literatuur:
flip g. droste, Nederland en Vlaanderen, een pamflet over grenzen, Amsterdam-Antwerpen, 1993, 144 p.
rolf falter, Tweedracht maakt macht, wegwijs in het federale België, Tielt, 1994, 129 p.
j. van ginderachter, ‘Les compétences internationales des communautés et des régions en Belgique’, in Studia Diplomatica, jg. 46, nr. 2, 1993, pp. 85-92.
geert van istendael, Het Belgisch Labyrint, de schoonheid der wanstaltigheid, Amsterdam, 1989, 333 p.; en samen met o.a. sophie de schaepdrijver, Het nut van België, Amsterdam, 1993, 125 p. Minister van Buitenlandse Zaken dr. p.h. kooijmans, Nieuwe bestuurlijke verhoudingen in België en de betrekkingen met Nederland. Notitie aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal n.a.v. de Belgische federalisering, 17 november 1993, 33 p.
ludo simons, Het ravijn tussen Essen en Roosendaal, culturele integratie voor beginners, Leuven, 1990, 61 p.
ludo wils, Van Clovis tot Happart, de lange weg van de naties in de Lage Landen, Leuven-Apeldoorn, 1992, 306 p. Diverse auteurs (waaronder van den brande, heldring, kossmann, ruys, e.v.a.), speciaal nummer inzake ‘Belgische staatshervorming: federalisering en buitenlands beleid’ van het maandblad Internationale Spectator, jg. 47, nr. 10, 1993, uitgegeven door het Nederlands instituut voor internationale betrekkingen ‘Clingendael’, Den Haag, en het Koninklijk instituut voor internationale betrekkingen te Brussel, 71 p.
|
|